Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het genadeverbond in Genesis

Bekijk het origineel

Het genadeverbond in Genesis

Het genadeverbond in het Oude Testament (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de Pastorale van Dijon heeft dr. M.J. Paul, hervormd predikant te Aalburg, een lezing gehouden over 'Het genadeverbond in het Oude Testament'. Dr. Paul heeft deze lezing bewerkt tot een zestal artikelen, die ook los van elkaar kunnen worden gelezen. Bijgaand treffen de lezers het eerste artikel.

De eerste hoofdstukken van het boek Genesis over de schepping en het Paradijs. Adam en Eva krijgen te horen dat ze van alle bomen van de hof mogen eten, behalve van de boom der kennis van goed en kwaad. Wanneer zij toch eten, zullen zij gestraft worden. Hier blijkt dat God afspraken maakt met de mens. God schenkt in Zijn goedheid de mens een bevoorrechte positie, boven de andere schepselen, maar Hij vraagt daarin wel gehoorzaamheid. De mens heeft een kleine mogelijkheid tot ongehoorzaamheid, want de Heere wil vrijwillig gediend worden.
In deze eerste hoofdstukken wordt het woord 'verbond' nog niet gebruikt. Toch blijken er overeenkomsten te zijn met latere gebeurtenissen waarbij dat woord wel gebruikt wordt. Daarom willen we even stilstaan bij de kenmerken: 1) een overeenkomst tussen God en mens; 2) de overeenkomst is aangegaan tussen twee geheel ongelijksoortige partijen; 3) van de mens wordt een vrijwillige gehoorzaamheid gevraagd, en 4) overtreding levert straf op.
Wanneer de Heere God de slang straft, stelt Hij altijddurende vijandschap tussen het zaad van de slang en het zaad van de vrouw. De straf beperkt zich dus niet tot de personen zelf, maar strekt zich uit in de toekomst over het nageslacht. Dit is een volgend belangrijk kenmerk van een verbond; de Bijbel kent geen individualisme. Tevens constateren we dat de aarde ook vervloekt wordt; de omgeving waarin de mens woont is ook betrokken bij zijn daden.

Eenzijdig
De eerste keer dat het woord verbond voorkomt, is in de geschiedenis van Noach. Doordat het nageslacht van Kaïn, maar op den duur ook het nageslacht van Seth, de zonde begeert te doen en niet de Heere dient, komt er als straf een grote zondvloed, maar Noach met zijn gezinsleden wordt gered van de dood. Na de zondvloed richt God Zijn verbond op met Noach en zijn nageslacht en met alle levende wezens, dat een dergelijke watervloed de aarde niet meer zal bedekken. Het is een eeuwig verbond. De gehoorzaamheid van Noach en zijn offeren worden vermeld, maar de nadruk ligt hier op het eenzijdige karakter van Gods toezegging.
De generaties na Noach zondigen in sterke mate, terwijl God juist mensen op aarde wilde hebben die Hem dienden. Er komt nu een wijziging in Gods handelen met de mens. Hij kiest één mens uit, om door hem Zijn plannen te volvoeren. Gen. 12 : 3 luidt: Ik zal zegenen die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt, en in u zullen alle geslachten der aarde gezegend worden'. De bedoeling is dat Gods zegen tot alle volken zal komen, maar eerst blijft deze zegen beperkt tot Abraham en zijn nageslacht.
God belooft aan Abraham nageslacht, talrijk als de sterren aan de hemel, maar ook een land waarin dit nageslacht mag wonen. Abraham gelooft dit, en de Heere rekent hem dit tot gerechtigheid. Ter bezegeling van de toezeggingen van God moet Abraham enige dieren doormidden delen en de stukken tegenover elkaar leggen.
In het oude oosten werden verdragen officieel verzegeld door een ceremonie. Vaak betrof dit een zgn. zelfvervloekingsceremonie: de partijen zwoeren trouw te zullen zijn aan de gemaakte afspraken en de goden zouden hen mogen straffen indien ze zich er niet aan hielden. De formule was dan vaak 'Zo doen mij de goden en zo doen zij ertoe, indien ik niet...'. Aangezien bij het sluien van verdragen en verbonden geofferd werd, was het mogelijk te wijzen op de geslachte dieren. Beide partijen verklaren dat ze mogen worden als die gedode en in stukken verdeelde dieren indien zij zich niet houden aan de afspraken. Gewoonlijk gingen beide partijen tussen de stukken door, maar het wonderlijke in Gen. 15 is, dat alleen God dit doet; Abraham valt in slaap. Sterk komt hier het eenzijdige van Gods toezeggingen naar voren.

Eeuwig
Een eenmaal gesloten verbond kan weer bevestigd worden. Dit doet God in Gen. 17. Wanneer Abraham 99 jaar oud is, verschijnt de Heere weer aan hem en zegt: 'Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht, dan zal Ik Mijn verbond stellen tussen Mij en u en u gans zeer vermenigvuldigen'. Abraham stemt hiermee in door zich ter aarde neer te werpen. Dan volgt een bredere uiteenzetting, die begint met 'Wat Mij aangaat' en vijf verzen later overgaat in 'Wat u aangaat'. De beide partijen regelen rechten en plichten. God zegt toe: een talrijk nageslacht, de naam Abram wordt Abraham, volken en koningen zullen uit Abraham voortkomen en het land Kanaan is voor zijn nageslacht tot een altoosdurende bezitting. Het centrale van dit alles staat in vers 7: 'Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u'. Hier valt op: een eeuwig verbond, niet slechts tussen God en Abraham, maar ook gesloten met Abrahams nageslacht. Voordat er ook maar een zoon geboren is, belooft God reeds zijn God te willen zijn.
Wat zijn de verplichtingen van de kant van Abraham? Het verbond moet gehouden worden door hem en door zijn nageslacht. Centraal daarin staat het teken van het verbond, de besnijdenis. Deze is een uitvloeisel van de algemene gehoorzaamheid die aan het begin van het hoofdstuk gevraagd is. Een verbond in het oude oosten bestond meestal uit een basisbepaling van wederzijdse trouw, die vervolgens werd uitgewerkt in afzonderlijke bepalingen.
Het valt ons op, hoeveel meer God aan Abraham toezegt, dan dat Hij terugvraagt. Vanwege deze eenzijdigheid en goedheid van God, kunnen we hier terecht spreken van 'genadeverbond'.

Izak
Het verbond gaat verder op Izak, en niet op Ismaël. Abrahams geloof wordt sterk op de proef gesteld, wanneer hij de opdracht krijgt zijn zoon te offeren. Doch wanneer blijkt dat Abraham zelfs hierin God gehoorzaam is, krijgt hij te horen: Omdat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, (Mij) niet onthouden hebt, zal Ik u voorzeker rijkelijk zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee. (...) En met/in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, aangezien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt' (Gen. 22 : 16-18).
Abraham heeft door het geloof gehoorzaamd en God is van Zijn kant nu voortaan gehouden Zijn toezeggingen gestand te doen. Op dit thema komen we nog terug. Het is zeer belangrijk op te merken, dat God uit enkel genade en goedheid een verbond met Abraham gesloten heeft, maar dat nu Abraham gehoorzaam is geweest, God ook gehouden is aan Zijn beloften.
Na de dood van Abraham wordt Izak gezegend. Izak geeft de eerstgeboortezegen aan Jakob. De slotwoorden herinneren aan Gods zegen van Abraham: Vervloekt moet hij zijn, wie u vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend!' (27 : 29). Net voordat Jakob moet vluchten voegt Izak hem nog toe: En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken wordt. En Hij geve u de zegen van Abraham; aan u en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land van uw vreemdelingschappen, dat God aan Abraham gegeven heeft' (28 : 3-4). Tijdens zijn droom te Bethel ontvangt Jakob van Godswege de stellige verzekering, dat dit in vervulling zal gaan 'en met/in u en uw zaad zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden' (28 : 14). Te Bethel wordt deze belofte weer bevestigd (35 : 10vv.), waarbij ook gezegd wordt, dat Jakob voortaan Israël zal heten.

Zegeningen
Bij Abraham was slechts een zoon de eigenlijke erfgenaam van de belofte, te weten Izak; bij Izak was dit weer zo: de belofte ging over op Jakob. De andere zonen werden uitgesloten. Bij Jakob mag de zegen echter overgedragen worden op alle twaalf de zonen, al is het wel zo, dat Juda een extra rijke zegen ontvangt (Gen. 49).
Het boek Genesis begint met de schepping en sluit af met de twaalf zonen van Jakob, de twaalf stamvaders. Dit boek omspant vele eeuwen, en wil in kort bestek duidelijk maken het verloop van de geschiedenis, van de schepping tot het ontstaan van het volk Israël. De Schepper van hemel en aarde is dezelfde als Hij die het volk Israël tot aanzijn geroepen heeft. Dit volk is de dragervan de rijkste zegeningen die op een bepaalde manier ook de andere volken zullen toevloeien.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1990

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Het genadeverbond in Genesis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1990

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's