Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het genadeverbond en de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het genadeverbond en de kerk

Het genadeverbond in het Oude Testament (6)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volgens Calvijn is er drieërlei uitverkiezing: in de eerste plaats de verkiezing dat wij mensen zijn. God heeft een welbehagen gehad in de mens, om hem te redden en om aan hem te onderwerpen de toekomende wereld. Dit geldt niet van de engelen (Hebr. 1 en 2).
De tweede vorm van uitverkiezing is, dat wij mogen behoren tot de gemeente: tot de erve van Gods verbond. De gemeente is bij Israël ingelijfd en mag delen in de zegeningen van Israël. Wie geboren wordt uit christelijke ouders mag dit beschouwen als een groot voorrecht.
Toch is het behoren tot een gemeente, evenals de geboorte uit christelijke ouders, geen garantie voor de eeuwige zaligheid. Er waren onder Israël ook ongelovigen. Kinderen des koninkrijks kunnen buitengeworpen worden. Wat wij allen nodig hebben, is het persoonlijke geloof in de Heere Jezus Christus als Borg en Zaligmaker. Vanuit dat geloof mogen we de verkiezende liefde van God belijden, niet alleen ten aanzien van de gemeente, maar ook ten aanzien van onszelf.

Doop
In de reformatorische traditie wordt sterke nadruk gelegd op de tweede vorm van verkiezing: het verbond. Hier ligt een belangrijke fundering van de kinderdoop. God handelt wel persoonlijk, maar niet individualistisch met ons. Voordat wij naar Hem vroegen, vroeg Hij al naar ons en verzegelde Hij Zijn verbond aan ons. In dat verbond komt Hij tot ons als de Drieënige God Die alles wil schenken voor onze zaligheid. De Heidelbergse Catechismus zegt over het dopen van kinderen: 'mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenen toegezegd wordt...' (Zondag 27).

Vanuit deze achtergrond is in de reformatorische traditie gezegd, dat jonggestorven kinderen van gelovige ouders zalig zijn. Ze waren immers nog niet in staat te reageren in positieve of negatieve zin op het verbond. De Dordtse Leerregels stellen: 'Nademaal wij van de wil van God uit zijn Woord moeten oordelen, hetwelk getuigt, dat de kinderen der gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn, zo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen, welke God in hun jeugd uit dit leven wegneemt' (I, 17). Als bewijsplaatsen worden genoemd Gen. 17 : 7, Hand. 2 : 39 ('Want voor u is de belofte voor uw kinderen') en 1 Cor. 7 : 14 (de kinderen zijn geheiligd door een gelovige ouder).
In de reformatorische traditie is echter ook steeds de nadruk gelegd op de persoonlijke verantwoordelijkheid. Niet alle gedoopte kinderen worden zalig. We zullen persoonlijk moeten leven vanuit het verbond, door de genade die God verleent.

Geloofsonderricht
Vanuit het verbond mogen we ook verwachten een verschil in bekeringsweg. Samuël mag van jongsaf de Heere kennen; Jeremia vanaf de moederschoot. Timotheüs heeft het onderwijs van zijn moeder en grootmoeder ontvangen. Dit betekent gewoonlijk een veel geleidelijker komen tot geloof dan bij iemand die deze opvoeding en achtergrond niet heeft. We spreken wel eens van een 'Paulusbekering'. Deze man was op een geheel verkeerde weg en God heeft hem met kracht tot staan gebracht. Iemand die 'uit de wereld' geroepen wordt, kan daar gewoonlijk meer over vertellen dan iemand die door God heel geleidelijk geroepen wordt. In het laatste geval overheerst gewoonlijk meer de liefde tot God, vanuit de verwondering dat God al roept vanaf het eerste begin.
Het verbond is de dragende grond voor het geloofsonderricht aan de nieuwe generatie in de gemeente. De kinderdoop is het startpunt voor de catechese. Deze catechese is een middel om jongeren tot het verstaan van het verbond te brengen en om te leiden tot de beantwoording van het verbond. De openbare geloofsbelijdenis is daarom een belangrijke doelstelling. Hiermee wordt ook toegang verkregen tot het Heilig Avondmaal. Een veel gehoord bezwaar tegen de kinderdoop is, dat deze oppervlakkigheid en onkunde in de hand werkt. Dit gevaar is zeker aanwezig, maar door nadruk te leggen op de persoonlijke beleving kan dit gevaar ondervangen worden.

Evangelisatie
Het zien van Gods werk in de lijn der geslachten heeft ook gevolgen voor de gemeenteregistratie. De gemeente zal dan niet beperkt kunnen worden tot alleen belijdende gelovigen. Ook hun kinderen behoren hierbij. De Nederlandse Hervormde Kerk heeft drie soorten geregistreerden: de belijdende leden, de doopleden, maar ook de geboorteleden. Deze laatste categorie wordt gevormd door mensen die uit Hervormde ouders geboren zijn. Gewoonlijk zijn ze niet aktief bij de gemeente betrokken, aangezien ze die participatie ook niet van huis uit meegekregen hebben. Ze zijn immers niet gedoopt. Maar het principiële punt is, of ze horen bij de gemeente of niet. Het persoonlijke voorbijleven aan Gods verbond heft het genadeverbond niet op.
In deze lijn voortgedacht, zal het in het evangelisatiewerk verschil moeten maken of we iemand benaderen die gedoopt is, die uit zijn jeugd enigszins weet wat het evangelie inhoudt, of iemand die daar niets van weet. De profeten roepen Israël ook steeds tot bekering op grond van het Verbond. De verbondstrouw van God staat centraal en het onbegrijpelijke van de afwending van Israël. 'Bekeert u, gij afkerige kinderen'. In de keuze die gemaakt moet worden, moeten we ons speciaal richten op hen, die op grond van het verleden aanspreekbaar zijn.
Verbondsbeloften mogen hun voorgehouden worden, de verbondswraak als tegenhanger.

Gemeenteleven
De Bijbel spreekt niet alleen over een doorwerking van zegen en vloek in gene­raties, maar heeft het ook over onderlinge verantwoordelijkheid in samenlevingsverbanden. Toen Achan roofde uit Jericho, werd Israël verslagen bij Ai (Joz. 7). Wij zouden zeggen: Wat heeft het volk te maken met deze individuele daad? Toch was er een ban in het leger. Een volgend voorbeeld is de volkstelling van David. Zwaar wordt het volk gestraft voor wat David misdeed (2 Sam. 24). In het Nieuwe Testament wordt voor de gemeente het beeld van het lichaam gebruikt. Als één lid van het lichaam lijdt, lijden de andere lichaamsdelen ook. De lichaamsdelen zijn er om elkaar te helpen en ze kunnen elkaar niet missen (1 Cor. 12). Wanneer er in de gemeente iets verkeerds is, kan dat gevolgen hebben voor heel de gemeente. De gemeente in Corinthe vierde het Avondmaal op een verkeerde wijze: met name de rijken waren hieraan schuldig. Het gevolg was, dat er in de gemeente veel zwakken en zieken waren en dat velen sliepen/ontsliepen (1 Cor. 11 : 30).
In de brieven van de Heere Jezus aan de gemeenten in Klein-Azië staan in dat opzicht ontdekkende zaken. De gemeente te Efeze is zeer ijverig: Ik weet uw werken, en uw arbeid, en uw leidzaamheid, en dat gij de kwaden niet kunt verdragen en dat gij beproefd hebt, die uitgeven, dat zij apostelen zijn, maar zijn het niet, en dat gij hen leugenaars hebt bevonden; gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns naams wil gearbeid en zijt niet moede geworden' (Openb. 2 : 2v). We zou­den zeggen: een ideale gemeente, vol geestelijk leven. Toch valt er wat aan te merken: Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten'. Dit ene is zo erg, dat het oordeel komt, indien men zich niet bekeert, een oordeel zo zwaar, dat zelfs de kandelaar van het woord weggenomen zal worden.
Dit betekent, dat in de gemeente er zorg zal moeten zijn voor elkaar. Ook de zorg om elkaar op het kwade en verkeerde te wijzen. Want Gods verbondswraak zal anders komen. Het betekent ook, dat in de gemeente de tucht toegepast zal moeten worden. Niet slechts ten aanzien van de individuele persoon is dat van belang, maar ook voor het geheel van de gemeente. De gemeente zal immers zuiver en rein moeten zijn. Er behoort de eenheid te zijn en in het geloof en de onderlinge liefde. Daaruit zal de wereld kunnen afleiden dat God in het midden is (Joh. 17).
De gemeente staat temidden van deze wereld in een eenzame positie. Maar Christus bidt voor haar, dat ze staande zal blijven. Zo aanvaardt ze haar vreemdelingschap en zo ziet ze uit naar de realisering van het Koninkrijk Gods en ze belijdt: Hem nu, die machtig is meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht die in ons werkt. Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen.' (Ef 3 : 20v.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het genadeverbond en de kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's