Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Natuurkunde voor dominees

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Natuurkunde voor dominees

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Een hoogleraar in de theologie, zo las ik onlangs, verklaarde dat hij niet in de lichamelijke opstanding van Christus kon geloven omdat hij nog nooit iemand door een gesloten deur had zien binnenkomen. Zou zo'n man misschien denken dat hij zich met een dergelijke stupide opmerking in de ogen van de moderne natuurwetenschappers respectabel maakt?'
(...) 'het relaas van de gebeurtenissen op de paasmorgen, zoals dat in de evangeliën wordt gegeven, (komt mij) geloofwaardig voor. En wel om het volstrekte ongeloof waarmee alle acteurs reageren die nog niet zelf met de neus op de feiten zijn gedrukt. Totdat ze zich stuk voor stuk gewonnen moeten geven, met de grootst mogelijke tegenzin. Die verhalen komen mij zo authentiek voor, dat ik geen enkele behoefte heb ze te vergeestelijken. Een zwak punt in de geschriften van de theologen die dat toch menen te moeten doen, vind ik dat ze niet duidelijk maken waarom dat zo nodig moet. Of zouden ze, misschien onbewust, nog altijd denken dat het verhaal zo door de natuurwetenschap ondermijnd is, dat je er met goed fatsoen niet meer mee aan kunt komen? Van die zorg zou ik ze graag willen verlossen'

Bovenstaande citaten zijn niet van een theoloog maar van een natuurwetenschapper pur sang. Ze zijn ontleend aan een boek van prof. dr. ir. A. van den Beukel, hoogleraar in de natuurkunde aan de Technische Universiteit te Delft. De titel van het boek is 'De dingen hebben hun geheim'. De ondertitel luidt: 'gedachten over natuurkunde, de mens en God.'


Alvorens ik iets over de inhoud van dit boek meedeel, zou ik willen zeggen dat geen dominee, geen leraar aan een christelijke (middelbare) school, geen persoon, die op welke wijze dan ook bij de vorming van jongeren betrokken is, dit boek ongelezen mag laten. Het is lang geleden — en het bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan — dat ik een boek over de verhouding van geloof en natuurwetenschap met zóveel spanning heb gelezen. Ik zou met de auteur best van gedachten willen wisselen omtrent een aantal onderdelen — soms zeer wezenlijke onderdelen — in het boek. Maar de hoofdlijn van dit boek heb ik als een verademing ervaren in een tijd, waarin — inderdaad — ook de theologie vaak onder de doem lijkt te liggen van een bepaald natuurwetenschappelijk denken, annex wereldbeeld.
Van den Beukei zegt, dat hij niet genoeg kan waarschuwen tegen het maken van een natuurkundige theorie tot basis van een wereldbeschouwing. Daarom heb ik boven deze bespreking gezet: 'natuurkunde voor dominees'. Misschien moeten ze bij lezing van dit boek wel eens even slikken of herlezen. Maar hoeveel lezers moeten ook niet wel eens slikken of herlezen bij theologische beschouwingen! Inspiratie mag ook best via enige transpiratie worden verkregen.

De mens en God
De ondertitel van het boek spreekt al boekdelen: natuurkunde, de mens en God. Het is immers zó, dat in natuurwetenschappelijke artikelen — zoals de auteur terecht betoogt — de mens en God niet voorkomen? Men komt daarin niet de uitdrukking tegen: 'ik heb ontdekt' maar: 'er werd ontdekt'. De ontdekker zelf objectiveert, spreekt niet in de ik-vorm. Laat staan dat God voorkomt in zulke artikelen.

Een centrale plaats in het boek van Van den Beukel neemt de befaamde natuurwetenschapper, tevens theoloog Isaäc Newton (1642-1727) in. Vanaf diens vroegste geschriften, daterend van ongeveer zijn twintigste jaar, zijn wetenschap en religie beide aanwezig, 'in dezelfde omvang en intensiteit en onscheidbaar met elkaar verbonden'. 'Ze vormen een eenheid'. Toen Newton zijn ontdekking deed over de schifting van het licht in verschillende kleuren wanneer hij een lichtstraal door een prisma liet vallen, was hij één en al verbazing. Hij was er zelf geheel bij betrokken. 'Ik was verbaasd', zegt hij. En de lofzegging op de Schepper straalde door al zijn werken heen. (Men zie het opschrift op zijn graf, weergegeven in Globaal Bekeken).
De God van Newton is voor alles een persoonlijke God, zegt de auteur. Zo was het 'ook bij de wetenschapper-filosoof Blaise Pascal (1623-1662), met zijn befaamde these: 'het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent'.


Bij Albert Einstein (1879-1955), de grootse natuurwetenschapper van deze eeuw, is het allemaal anders. Die riep de 'godsdienstleraren' op, 'met klem' zelfs, 'de moed te hebben het leerstuk van een persoonlijke God te laten vallen en raadt hen aan zich te wijden aan de krachten, die het goede, het ware, en het schone in de mens zelf aankweken'.
En bij Stephan Hawking, de zwaar gehandicapte hoogleraar in Cambridge, die thans de oude leerstoel van Newton bezet, wordt radicaal met de religie afgerekend. Maar — zegt Van den Beukel — in zijn speculaties over God overschrijdt Hawking de grenzen van de natuurwetenschap.

Grenzen en eenheid
Het machtige van het boek van Van den Beukel is, dat hij nog weer eens overduidelijk de grènzen van de natuurwetenschap — altijd wéér benadrukt door de grondleggers van de natuurwetenschap in de zestiende en zeventiende eeuw — aanwijst. Tegelijk is het boek één doorlopend pleidooi voor de eenheid van het leven. Binnen die eenheid is de natuurwetenschap een aspect, één bepáálde benaderingswijze ook.
In het boek komt nog eens aan de orde het protest, dat de dichter Goethe aantekende tegen de theorie van Newton ten aanzien van de kleurschifting van het licht. Met deze theorie wordt het licht verkracht, vond Goethe. Van den Beukei benadert het anders. Hij zegt met een ander voorbeeld, dat iedere meting van de lichtsnelheid op dezelfde waarde uitkomt, namelijk 300.000 kilometer per seconde (acht keer per seconde rondom de aarde), maar dat dichters kunnen spreken over het wandelen van het licht door de straten. Dat is evenzeer een aspect van het licht, evenals het aspect van het Licht dat in de Schriften voorkomt, waardoor mensen worden aangesproken. Het één is niet minder waar dan het ander.

Trouwens in de natuurkunde zelf werd de ontdekking gedaan dat het licht zowel het karakter heeft van golven als van deeltjes. Wie begrijpt dit ten volle? Zelfs is het zo, dat de waarnemer zélf niet weg te denken is uit het experiment, dat hij verricht. Van den Beukel vraagt zich dan ook af waarom moderne mensen er moeite mee hebben dat Christus zowel mens alsook God is. Tegelijkertijd aanvaarden ze namelijk klakkeloos de verworvenheid van de moderne wetenschap, dat licht zowel golfkarakter als deeltjeskarakter heeft, evenals dit voor electronen geldt.

Zelfs als de natuurwetenschap vandaag op het spoor is van één superkracht, waaraan alle krachten (de zwaartekracht, magnetische en electrische krachten) onderworpen zijn en van één superwet (waartoe alle wetmatigheden te herleiden zijn) dan is nog maar een aspect van de schepping, van het scheppingswonder blootgelegd. 'Het is aan de fysici voorbehouden om zich daar in volle vrijheid en met diepe verwondering mee bezig te houden. Hun resultaten kunnen het scheppingsgeloof niet bedreigen. Integendeel'.

Niet schizofreen
Ik onderdruk de neiging om nog meer door te geven van wat de auteur over de eenheid van natuurwetenschap en religie zegt en van de grenzen, die hij aanwijst voor de wetenschap. Duidelijk is dat de auteur zich niet 'schizofreen', gespleten voelt als hij enerzijds voluit natuurwetenschappelijk bezig is (met inachtneming van de grenzen) en anderzijds voluit Schriftgelovig is, met aanvaarding van wat niet natuurwetenschappelijk te verklaren is. Wat het laatste betreft, neemt hij publiekelijk een andere positie in dan schrijvers als Jan Wolkers en Maarten 't Hart, die met hun gereformeerde afkomst braken en daar luidruchtig uiting aan geven. De ouderlingen, die Maarten 't Hart uit zijn jeugd beschrijft, is hij zo niet tegengekomen (afgezien van bepaalde aspecten). Hij heeft in zijn leven tientallen ouderlingen ontmoet maar niet één van hen wordt in die beschrijvingen 'bij benadering recht gedaan'.
Hij spreekt liever van de 'wolk der getuigen', die ook hèm heeft omringd. Hij noemt lichtende voorbeelden uit de (kerk)geschiedenis. Hij noemt ook drie personen uit zijn jeugd: zijn vader, een meester en een leraar. In zijn omgeving waren mensen te vinden, 'en niet zo weinig die — voor hem — herkenbaar waren als kinderen van God'. Zijn vader vond een ingenieur niet meer dan een timmerman met een hoge hoed en een gelovige vuilnisman prefereerde hij boven een ongelovige professor, al was natuurlijk een gelóvige professor niet weg te vlakken.
Met dankbaarheid spreekt hij over de ouders en de leermeesters, die 'ons inleidden in wat Pascal "de gewoonte" noemt: Ze leerden ons bidden, bijbellezen, zingen en namen ons mee naar de kerkdienst, die niet voor niets godsdienstoefening werd genoemd. Daar verveelden wij ons aanvankelijk eindeloos, maar geleidelijk aan begon tot ons door te dringen dat daar iets gebeurde...'


Van den Beukel noemt de weg van de natuurkunde opwindend en fascinerend. De natuurkundige mag 'tevoorschijn roepen wat verborgen is' en mag zo ook scheppend bezig zijn. Maar zijn woorden schieten te kort als hij 'de emoties op de weg van het geloof' moet karakteriseren. Dan komt hij terecht bij een opsomming van vele psalmen. Wie niet in wonderen gelooft, geeft 'de voorkeur aan een heelal dat volgens natuurwetten werkt.' Het geloof in wonderen heeft evenwel alles te maken met het geloof in de persoonlijke God. Bovendien spreekt óók de Schrift, als het over de 'ervaring' van de apostelen gaat, over zintuigelijke waarneming. De apostel Johannes zegt: 'Hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij met onze eigen ogen gezien hebben, hetgeen onze handen getast hebben, dat verkondigen wij u ook'.
De apostelen waren ooggetuigen. Johannes verteld wat ze gegeten hebben: gebakken vis.


Treffend is de tekst, die boven het laatste hoofdstuk staat afgedrukt: 'ik ben een vreemdeling op de aarde; verberg Uw geboden niet voor mij' (psalm 119 : 19). De laatste regel van het boek luidt: 'Het is een gebed van iemand die weet in welke richting hij het zoeken moet, en ook die het op eigen krachten niet haalt. Dit gebed: "verberg Uw geboden niet voor mij" '.

Actueel
Het boek van prof Van den Beukel is actueel, bijbels actueel in een tijd, waarin een geseculariseerde wetenschap het voor het zeggen schijnt te hebben en intussen religieuze pretenties krijgt. Ik onderstreep nog een keer de titel boven dit artikel. Dit is broodnodige lectuur voor (a.s.) theologen.


Recent zei iemand op de hervormde synode, bij de behandeling van de nota over de opstanding, dat onze jongeren op de middelbare scholen een natuurwetenschappelijk wereldbeeld krijgen opgedist, dat geen ruimte meer laat voor religie, voor al wat niet visueel of instrumenteel waarneembaar is. Tenzij ze een goede leraar treffen! Welnu, het is een must voor iedere leraar op een school voor voortgezet onderwijs van christelijke signatuur om expliciet aandacht te geven aan de verhouding van geloof en wetenschap. Prof. Van den Beukel is zo'n goede (hoog)leraar, als het erom gaat getuigenis te geven van het feit dat geloof en wetenschap (begrensde wetenschap, zonder filosofische pretenties) elkaar niet uitsluiten. Maar veel van wat vandaag voor wetenschap dóórgaat, is niet anders dan het drijfzand van menselijke (filosofische en theologische) meningen. Boven die denkschema's komt dit boek uit. Daarom is het een goede gids.
Het loutere feit, dat ten Have dit boek uitgaf, geeft hoop, dat ook mensen over de rand van de kerk het boek zullen lezen.
Van den Beukel heeft verder in ieder geval ook een twistgeding met die theologen, die van wonderen niet meer willen weten vanwege hun wetenschappelijk vernuft. Maar ook een natuurwetenschapper, wil hij gelovig zijn, moet worden als een kind.

N.a.v. A. van den Beukel, De dingen hebben hun geheim, uitgave Ten Have, Baarn, 190 pag., ƒ 24,90.

P.S. In mijn artikel vorige week is doorlopend gesproken over Newbegin. De naam is Lesslie Newbigin. Deze was bisschop in India. Tegenwoordig is hij evenwel predikant in de United Reformed Church in Engeland.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Natuurkunde voor dominees

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's