Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

POSTILLE 1990-1991, jaargang 42, uitg. Boekencentnim BV, 248 blz., ƒ 46,90.
Al sinds 1949 verschijnt er ieder jaar, vlak voor het begin van een nieuw kerkelijk jaar een Postille onder redactie van de 'Werkgroep Kerk en Prediking'. Dat mag op zich best een prestatie genoemd worden. Elk jaar dient een groot aantal medewerkers gevonden te worden om voor 52 zondagen met daarbij diverse gelegenheidsdiensten schetsen te schrijven. Daarbij dient de kopij op tijd binnen te zijn vanwege de uiterste verschijningsdatum in verband met de elk jaar weer beginnende nieuwe jaarkring van het kerkelijk jaar. De schetsen vertonen steeds dezelfde opzet: Schriftlezingen, het eigene van de zondag, liederen, uitleg en de aanwijzingen voor de prediking. Ook wordt de gewoonte van de laatste jaren van een lectio continua uit één der Evangeliën weer aangehouden, waarbij de keus dit keer valt op het Evangelie naar Johannes, behalve in de Adventstijd en een 3-tal zondagen in de lijdenstijd waarbij de eerste zendbrief van Johannes als leidraad dient. Na Pinksteren een 4-tal schetsen uit de Handelingen. En verder in de zgn. feestloze helft van het jaar schetsen over teksten uit 1 Korinthe, 1 Samuël, 1 Koningen, Jona en enkele Psalmen, terwijl het kerkelijk jaar wordt afgesloten met een 4-tal schetsen waarin de eschatologie centraal staat. Je kunt van mening verschillen over de bruikbaarheid van alle schetsen. Hierbij speelt o.a. de persoonlijkheid van de prediker zelf een belangrijke rol. Een Postille is nimmer geschreven om een prediker zelf buiten spel te zetten. Veeleer wordt er het nodige spit- en graafwerk verricht, om de prediker die een schets leest en bestudeert enigszins te ontlasten bij studie en onderzoek en op weg te helpen. Wie voor een andere homiletische weg kiest dan wordt voorgesteld, heeft daar uiteraard alle vrijheid toe. Exegese is nimmer een waardenvrij gebeuren. Welke commentaren worden gebruikt en welke niet? Welke waarde wordt gehecht aan commentaren die kritiekloos het historisch-kritisch onderzoek volgen? Welke schriftopvatting hangt men aan? Is er iets te merken van eerbied voor wat er geschreven staat als het Woord van de levende God, betrouwbaar en geloofwaardig? Bij de keuze van scribenten is gezocht naar wat tegenwoordig zo fraai heet de 'breedte van de kerk'. Dat valt uiteraard te merken in de resultaten die in deze Postille te lezen staan. Er is wel door ieder heel grondig werk verricht en een serieuze poging ondernomen om aanwijzingen voor de prediking te geven, ook al blijkt juist hier welke visie men op Schrift en prediking heeft.
Heel interessant is dit keer het Inleidend artikel van prof. dr. K. Runia over de 'Gelegenheidsdiensten' zoals b.v. ter gelegenheid van doop, huwelijk en uitvaart. Het Evangelie wordt dan in verband gebracht met de 'casus', vandaar dat men wel spreekt van 'casualia'. Runia's standpunt is duidelijk: er is niets op tegen als een casus de prediking oproept mits de casus niet zelf de inhoud van de prediking wordt. Wie menigmaal geroepen wordt in doopdiensten voor te gaan, huwelijken in te zegenen en begrafenissen te leiden, doet er goed aan dit artikel van Runia te lezen. Terecht stelt hij dat juist in een tijd van voortgaande secularisatie het voorgaan in deze diensten veel inzet vraagt van de prediker. Hij kan niet zomaar wat stichtelijke woorden aaneenrijgen in de verwachting dat ze toch wel hun werking zullen hebben. De casusprediking verdient een diepe reflextie bij de prediker zelf: Wat moet ik wel en wat kan ik beter maar niet zeggen, welke woorden en beelden zijn bruikbaar en welke niet. De dominee van wie ik eens hoorde dat hij jarenlang met drie begrafenistoespraken de doden in zijn wijkgemeente begroef, verdient geen navolging doch eigenlijk een berisping vanwege luiheid en onbekwaamheid tot zijn werk.
Terecht stelt prof. Runia dat er veelal een bont gezelschap onder ons gehoor te vinden is bij de gelegenheidsdiensten. Het komt daarom op duidelijkheid en eenvoud aan. 'Laten de aanwezigen in ieder geval horen waar het in het evangelie om gaat. Wij kunnen het evangelie niet in de harten van de aanwezigen leggen, maar we moeten het wel voor de deur van de harten leggen!', aldus Runia zeer terecht.
De Postille wordt traditiegetrouw afgesloten met een jaaroverzicht van recente homiletische literatuur door dr. J.H. van der Laan, terwijl dr. A. Noordegraaf de dissertatie van laatstgenoemde bespreekt die handelt over 'Ernst Lange en de prediking. Een inleiding in zijn homiletische theorie'.
Voor ieder die werk maakt van de voorbereiding van de prediking, biedt deze Postille veel bruikbaar vóórwerk.
J. Maasland

Dr. P.A.F. van Veen, Etymologisch Woordenboek, de herkomst van onze woorden, uitgave Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen, 896 pag., ƒ 125,–.
Etymologie is woordafleidkunde. Waar komen de woorden, de bekende en minder bekende vandaan? In de Van Dale handbibliotheek verscheen nu dit etymologisch woordenboek, waarin meer dan 27.000 woorden, zowel uit de 'oernederlandse woordenschat' als 'meer recente leenwoorden', de revue passeren. Medewerking aan deze originele 'dikke Van Dale' wordt verleend door kenners van het avestisch en perzische, oud-indisch, hindi en maratli, akkadisch, soemerisch, tochaars, arabisch, germaans, egyptisch en tamil. In een inleidend deel wordt een doorkijkje gegeven door de etymologie. In onze taal zijn ook veel woorden ontleend aan het hebreeuws, dat via de Bijbel alsook via het bargoens tot ons kwam, maar ook via het Jiddisch dat op het hebreeuws stoelt.
Voorbeelden worden genoemd van problemen, waarvoor de beoefenaar van de etymologie zich ziet gesteld. Als uitgangspunt van de keuze van de trefwoorden heeft gediend Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (11e druk). De lijst van geciteerde talen en dialecten alleen al is indrukwekkend. Achterin het boek is nog eens een uitgebreid taalregister opgenomen, waarin de woorden per taal, waarvan ze zijn afgeleid, zijn gerubriceerd.
Ieder die bij het onderwijs, en dat niet alleen in de moedertaal, betrokken is, vindt in dit woordenboek een schat aan informatie. Maar ieder die gevoel voor taal heeft en ook een hart voor zijn moedertaal zal dit werk met vrucht gebruiken. Voor predikanten, die van week tot week woorden en hun geheim doorgeven, kan deze uitgave ook van groot nut zijn.
Van harte bevelen we dit standaardwerk, waaraan veel speurwerk ten grondslag ligt, aan.
J. van der Graaf

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1990

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's