Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de dag der ongehevelde broden kwam aan, op dewelke het Paaslam moest geslacht worden. En Hij zond Petrus en Johannes uit, zeggende: 'Gaat heen en bereidt ons het Pascha dat wij het eten mogen'. Lucas 22: 7-8

Wat was in Israël de viering van het Pascha belangrijk, als een herinnering aan en een opnieuw beleven van de uittocht uit Egypte. Deze uittocht wees heen naar een nog andere verlossing die uit de greep van de zonde en de boze.
Zo wees het Paaslam, bij die viering geslacht, heen naar Christus, het Lam Gods, geofferd om die verlossing tot stand te brengen. Zo was het Pascha een bijzondere instelling van de Heere God. Te vieren tot Zijn eer, tot onderwijs en zegen van het volk. Vlak voor Zijn lijden gaat Jezus met Zijn discipelen ook dit Pascha vieren. Eigenlijk was dit het laatste. Immmers waar dit heen wees, was nu zeer nabij. Hij gaat zich laten slachten als het Lam Gods. Lucas vertelt nu hoe dit Pascha werd voorbereid. En hoe Jezus daarin de hand had. Hierbij vallen ons enkele bijzonderheden op. Als uitschietende stralen van Zijn heerlijkheid als onze Borg en Zaligmaker. Wij bidden dat wij dit mogen zien met geopende ogen en een ontvankelijk hart.
Ziet, Jezus is nu aan het einde van Zijn openbaar optreden in Israël. Zijn prediking en tekenen zullen nu bevestigd worden door Zijn geheel enig lijden en sterven. Zo, dat dit alles rijke vrucht zal dragen.
En nu is daar de dag van het Pascha. Alle zuurdeeg moet uit de huizen worden weggedaan. Als een getuigenis van het feit, dat, als de Heere Zijn volk van verlossing spreekt, daar de zonde, welke haar verderfelijke invloed heeft, moet worden bestreden en weggedaan. Ook het Paaslam moet worden geslacht en gegeten, dit als getuigenis van het feit, dat er geen verlossing is zonder bloedstorting en het offer van het Lam.
Op deze dag van het Pascha is het zover dat Jezus, 'Het Lam Gods', ter slachting geleid zal worden. Reeds heeft Judas met de overpriesters zijn verraderlijke afspraak gemaakt. Alsof er niets gebeurd is, bevindt hij zich weer in de kring van de discipelen. Dan gaat Jezus met hen naar Jeruzalem. Daar in de stad van de tempel, waar zoveel naar Gods bedoelen heen­wees en riep om Hem en Zijn offer, wil Hij nu het Pascha vieren. Daartoe zendt Hij dan Zijn twee meest vertrouwde discipelen Petrus en Johannes vooruit met de opdracht 'Gaat heen en bereidt ons het Pascha, opdat wij het eten mogen'.
Wat straalt hieruit Zijn gehoorzaamheid als Borg en Middelaar! De discipelen moeten het Pascha eten met Hem. Nog is de tijd van de schaduwen onder Israël niet voorbij. Daarom moeten de discipelen met heel het volk van het Oude Verbond nog dat Pascha vieren. Ja, tot Gods eer maar ook tot versterking van hun geloof en van hun hoop op de verlossing, welke de Heere God door de beloofde Christus, hun Meester, tot stand wilde brengen. Maar is Hij daartoe verplicht? Hij is toch ook in Zijn vernedering de Zoon van God en mede de Wetgever. Staat Hij als zodanig niet boven de Wet, ook hier? Terwijl het hier ook gaat om ceremonie, die bijna een aflopende zaak is. Waarom komt Hij nu naar Jeruzalem, de stad van de tempel, doch ook, waar men op Hem loert om Hem te doden, als eens de profeten?
Hij gaat dit Pascha vieren met Zijn discipelen als Een, die één wil zijn met zondaren! En, omdat Hij zich goed bewust is dat dit Pascha haar vervulling vinden zal in datgene wat Hem in die stad Jeruzalem overkomen gaat. En zo geeft Hij Petrus en Johannes de opdracht om dit Pascha in orde te brengen. Niet alleen voor de discipelen, maar ook voor Hemzelf.
Inderdaad, wat schittert hier Zijn gehoorzaamheid! Hij weet, wat straks van Hem geëist zal worden, doch ook, dat dit alles besloten ligt in de wil van Zijn Vader. Dat Die van Hem vraagt alle gerechtigheid te vervullen, juist als onze Borg en Middelaar. Omdat er anders geen sprake is van verlossing. 'Wat ging Hij steeds standvastig voort op de weg van die gehoorzaamheid. Wat doet Hij dit ook hier, nu het gaat om de viering van het Pascha. Hij weet, dat aan dit Pascha Zijn lijden en sterven als vastgekoppeld zit. Hoe moet Hem dit door Zijn ziel snijden.' Maar Hij gaat voort op de weg van Zijn gehoorzaamheid.
Hoort! Hij geeft die twee discipelen Zijn opdracht met het oog op de viering van dit bijzondere Pascha voor Zijn jongeren en voor Hemzelf.
En nu, is dìt niet een groot kwaad in ons leven, dat wij van huis uit, zo ongehoorzaam zijn tegenover de Heere, onze Schepper, Wetgever, Weldoener en Rechter? Dit is toch in het paradijs reeds begonnen. Hoe heeft dit in onze samenleving al meer een brutale vorm aangenomen. In allerlei opzichten, godsdienstig, maatschappelijk, politiek, zedelijk, zijn Gods geboden en de normen van Zijn Woord, Zijn dienst en Hemzelf almeer opzij geschoven! Als het dan vastloopt spreken wij van godsverduistering. Men vraagt dan: 'O God, waar bent U? Bent U er nog?'. Terwijl Hij meer reden heeft om te vragen: 'Mens, waar bent u?'
En hoe ligt dit bij onszelf? Het behoeft niet altijd naar buiten te komen in uitbrekende zonden. Maar hoe staat het dan ook met onze innerlijke overleggingen en begeerten? Is daar, zonder meer de wens aanwezig, om in alles naar Gods wil te leven? Is daar het verlangen om op Zijn weg te gaan? Wat kan daar binnen in ons een onverschilligheid, zelfs verzet ertegen leven, als het maar even tegen onze begeerten ingaat. En het erge hierbij is, dat wij zo blind zijn voor het vreselijke karakter van dit kwaad, dat het de Heere aanrandt in Zijn recht en ons daarom des doods schuldig stelt. Als wij, — en dat is nog altijd een wonder Gods in ons leven, — in beginsel van die blindheid worden genezen, dan worden wij van het kwaad van die ongehoorzaamheid overtuigd, hoe Godonterend dit kwaad wel is. Weten wij hiervan? Hoe rijk is het dan, dat ook hier het lijdensevangelie ons getuigt van Christus en Diens volmaakte gehoorzaamheid. Zó was Hij als de Borg en Middelaar, plaatsbekledend! Hierom is nu voor schuldigen verzoening bij God. Zijn gehoorzaamheid wil de Heere God zetten op onze schuldrekening, zodat wij, o wonder, als rechtvaardigen voor Hem komen te staan. Dit alles in déze weg, dat wij het evangelie met een gelovig hart leren aannemen. Wat is dit hart echter ongelovig! Wat stijven de boze en allerlei gedachten ons daarin. Maar wat wil de Heere God het rechte schuldbesef en die geloofswerkzaamheid nog graag in ons hart werken, door Zijn Woord en Geest! Wat wil Hij erom gebeden zijn!
Maar, dan is het ook Zijn bedoeling dat het hierbij niet blijft: Onze ongehoorzaamheid bedekt door de gehoorzaamheid van Christus! Dan wil de Heilige Geest, dat wij ook zó bij die gehoorzaamheid betrokken worden, dat nu evenzeer in ons hart de begeerte gaat leven om in een nieuwe gehoorzaamheid te vragen naar Zijn wil en te wandelen op Zijn wegen. Wie komt dit meer toe dan Hij?
Gemakkelijk is dit niet. Vooral niet in onze tijd! Het is wel zegenrijk voor onszelf en naar Gods beloften soms ook voor anderen. Hoe staat het met die nieuwe gehoorzaamheid in de praktijk van ons leven, in onze overleggingen en beslissingen? Is het dan: 'Heere wat wilt U dat ik doen zal!' Buigen wij ons steeds gewillig onder Zijn wil, zonder tegen te spreken!
Wat moeten wij nog steeds erkennen en beleven, dat wij onze oude natuur nog niet kwijt zijn. Doch — later, of vlak na het Pascha zal Jezus tot Zijn discipelen zeggen: 'Uw vrucht wordt uit Mij gevonden'. Dit moet ons ertoe brengen, om temeer in biddende afhankelijkheid van Hem te leven. Dan dragen wij toch vruchten! Al hebben wij slechts een beginsel van die nieuwe gehoorzaamheid.
Wat hebben wij hem toch steeds meer en inniger te danken voor het feit dat Hij Zijn gehoorzaamheid stelde tegenover zoveel ongehoorzaamheid aan onze kant.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's