Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Keert God terug in de Nederlandse politiek? (3)

Bekijk het origineel

Keert God terug in de Nederlandse politiek? (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lubbers
Nadat wij nu onderscheiden voorbeelden van een schijnbaar nieuw maatschappelijk ethos — de burgerzin — naar voren hebben gehaald en vóórdat wij willen overgaan tot een poging om de vraag te beantwoorden die boven deze artikelen is geplaatst, willen wij eerst nog even de aandacht bepalen bij een interview met de minister-president in het kerstnummer van één van onze weekbladen, waar hij wordt ondervraagd over wat wel genoemd wordt zijn christelijke inspiratie.
Nadat de minister-president te kennen heeft gegeven dat hij zich met zijn (derde) kabinet gedurende het bestaan daarvan qua beleid heeft getracht te profileren op een aantal punten, — het beheersen van de staatsschuld, de bescherming van het milieu, het vernieuwen van de rechtsstaat, het terugdringen van de arbeidsongeschiktheid en het leggen van verantwoordelijkheid (rechten èn plichten) bij de burger — wordt hem gevraagd of een religieus réveil ook tot zijn profileringspunten behoort. Zijn antwoord luidt: 'Neen, de rede daarover was specifiek gericht op het CDA, dat vierde toen zijn tienjarig bestaan. Anderen wil ik niet lastig vallen met een betoog over geloofszaken. Als minister-president ben ik er in de Tweede Kamer dan ook veel terughoudender over'.
Als de interviewer opmerkt dat zijn toespraak over God als inspiratiebron is uitgelegd als een nieuwe lijn, merkt premier Lubbers op: 'Ik heb er tien jaar geleden ook al over gesproken. Het zijn mijn wortels. Ik ben er eigenlijk altijd mee bezig'. Dit ontlokt de journalist de opiherking dat daar anders weinig van te merken is geweest. De reactie van de premier: 'Je moet het ook niet steeds roepen. Maar als je er nooit over spreekt, denken mensen dat je die overtuiging niet hebt, of niet meer hebt. Daarom was het goed er bij het jubileum wel over te praten. Een moderne stijl van besturen past heel goed bij christen-democratische uitgangspunten. Daar zit absoluut geen spanning tussen. Ik heb het altijd belachelijk gevonden dat er de keuze is tussen principieel en pragmatisch. Echt principiële mensen doen iets. Want als je niets doet, maak je je schuldig aan de zonde van nalatigheid. Als iemand een doener is, kun je die man niet reduceren tot een pragmaticus, zoals mij vaak is verweten. Bij de opdracht van God om iets te doen, gaat het niet alleen om een principiële oriëntatie, maar ook om er praktisch inhoud aan te geven'.
Uit deze woorden blijkt dat de premier zich, wat hem persoonlijk betreft, op het standpunt stelt dat er niets nieuws onder de zon is en dat hij zichzelf gelijk gebleven is. Toch valt niet te ontkennen dat de minister-president de laatste maanden een zekere schroom heeft afgeworpen om te spreken over de invloed van het christelijk geloof op de politiek. In wisselwerking met zijn eigen partij wordt de band tussen het christelijk geloof en vraagstukken van praktische politiek de laatste tijd nadrukkelijker onder ogen gezien. Hij lijkt de bewering te willen weerleggen dat zijn kabinetten door nuchtere zakelijkheid (no nonsense) worden gekenmerkt. Er is wel geopperd dat dit verband zou houden met het feit dat tien jaar na het ontstaan de partij van de christen-democraten volwassener is geworden. Na de strijd over de fundamenten van de partij in de oprichtingsfase, die tot terughoudendheid noopte in de jaren daarna, zou men nu op een volwassen, niet krampachtige manier weer vrijuit over de Bijbel als inspiratiebron kunnen en durven spreken. Als deze veronderstelling juist zou zijn, zou daarin een deel van het antwoord op de vraag die ons hier aldoor bezighoudt, kunnen zijn gegeven.

Cultuurchristendom
Om dat antwoord nog wat scherper boven tafel te krijgen, moeten wij ons afvragen of de verschillende, voorbeelden van de aanwezigheid van de Bijbel of Gods Naam in de politiek in een breder verband geplaatst kunnen worden. De minister van Justitie was duidelijk van oordeel dat dit inderdaad het geval is. Hij meende aan te sluiten bij een ontwikkeling van de tijdgeest. Misschien heeft hij gelijk. Het is opvallend dat niet alleen in de politiek maar ook in maatschappelijke verbanden, in onderwijs en in de hulpverlening, meer aandacht voor de levensbeschouwing lijkt te ontstaan. Rapporten en artikelen in dagbladen en tijdschriften wijzen in die richting. We moeten wel beseffen dat het daarbij om een algemeen en ruim begrip van levensbeschouwing gaat. Ergens lazen wij dat dit woord niet in de beperkte zin van 'geloof' of 'confessie' moet worden verstaan, maar in de brede zin van persoonlijke levensvisie en van een zingevingssysteem, bestaande uit waarden en normen die samenhangen met een godsbeeld, mensbeeld en maatschappij-opvatting. Deze benadering past bij een Amerikaans begrip dat wij al eerder terloops tegenkwamen: civil religion — burgerreligie. Daarmee wordt een algemene, buiten-kerkelijke religiositeit bedoeld, die de waarden en normen, betekenissen en symbolen van de individuen overstijgt en daarom van maatschappelijk en politiek belang is. Voorzover die waarden, normen, enz. tot de Bijbel te herleiden zijn, zou men van cultuur-christendom kunnen spreken. Amerikaanse godsdienstsociologen verkondigen de stelling dat al worden mensen onkerkelijk en al raken ze 'ontzuild', dat niet wil zeggen dat ze ook tegelijkertijd atheïstisch of agnostisch, a-religieus worden. De religie verdwijnt volgens hen niet, maar gaat op in de algemene cultuur, die in het Westen altijd al 'christelijk' was. In deze gedachtegang valt te verstaan dat de voorzitter van de grootste protestants-christelijke omroep in zijn programmablad onlangs schreef over twee groepen christenen en de cultuurchristenen: de laatsten zijn niet of nauwelijks bij een kerk betrokken, maar zouden zich wel rekenschap geven van de normen en waarden die bij het christelijk geloof passen.

Kanttekeningen
Vanuit een confessioneel belijnd reformatorisch uitgangspunt bezien is het niet verwonderlijk, integendeel zelfs, dat men met de nodige scepsis tegen de zoëven genoemde cultuurchristendom aankijkt. Men spreekt dan al gauw over vage, oecumenische algemeenheid. Een kamerlid van één van de kleine confessionele partijen liet zich in scherpe, weinig aan duidelijkheid te wensen overlatende bewoording uit over het 'religieus reveil' in christen-democratische kring. In de praktijk is, zo zei hij, de godsdienst een pakket met deugden die ervoor zorgen dat de samenleving goed blijft lopen. 'Wat overblijft, is een rusten op stukken christendommelijkheid, voldoende voor een werkbare consensus tussen mensen van goede wil, maar zonder normatief gezag'. In deze uitspraken zit, denken wij, veel waars. Godsdienst en geloof kunnen opgaan in een stuk moralisme en zelfs farizeïsme, zonder een greintje levend geloof Ze kunnen dan eeii blokkade op de weg des heils vormen. Minister Hirsch Ballin — van de christelijke burgerzin — heeft op het verwijt aan zijn adres van moralisme geantwoord: 'Liever moralistisch dan onverschillig, cynisch of immoreel'. Wie zou deze stelling willen tegenspreken? Is de christen niet de beste burger? (Augustinus).
Wiens gedachten gaan echter tegelijkertijd niet terug naar de historie van de onderwijswetgeving (1857) in ons land? Was er niet in het midden van de vorige eeuw een minister van onderwijs van christelijke huize (Van der Brugghen) die een wetsontwerp indiende dat voorschreef dat het onderwijs dienstbaar gemaakt moest worden aan 'de opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden'? Men kent Groens oppositie daartegen.
Voorzover in de Nederlandse politiek, misschien meer dan in een recent verleden het geval is geweest, de naam van God wordt genoemd en mensen, leidinggevende personen, zich het evangelie niet blijken te schamen, past daarvoor dankbaarheid. Dat geldt ook als veel mensen, voor wie de Bijbel een gesloten boek is geworden, zich in hun dagelijkse levenspraktijk en in hun maatschappelijk en politiek handelen blijken te laten leiden door waarden, normen enz. die de samenleving behoeden voor extreme vormen van anarchie, hebzucht en zelfzucht. Men behoeft niet direct klaar te staan om aldus geïnspireerd gedrag van het stempel 'christelijk' te voorzien, om toch te erkennen dat ook dit een werk van God is. Men noeme het onzentwege blijken van Zijn algemene genade. Anderzijds weet iedereen dat de Bijbel geen kant en klaar toepasbaar antwoord op onze ethische, politieke en maatschappelijke vragen geeft. Dat betekent nog niet dat uit de Bijbel niet méér te putten valt dan de algemene norm dat mensen verantwoordelijk hebben te handelen. Onze menselijke verantwoordelijkheid valt weliswaar nimmer uit te schakelen, maar gehoorzaam onderzoek van de Schriften, het gebed om de Heilige Geest en ten laatste het beraad van de 'heiligen' over de vraag wat de Gode welbehagelijke weg zij, kan ons meer en betrouwbaar licht verschaffen dan de vage oproep om burgerlijke verantwoordelijkheid op zich te nemen, hoe nuttig dat ook mag zijn. De christen moge dan volgens Augustinus de beste burger zijn, nooit mag vergeten worden dat de christen burger is van twéé koninkrijken. Dat maakt het er niet gemakkelijker op. Dat leidt ertoe dat hij zich kan (en ook behoort) te verheugen als de naam van God, misschien méér dan kortgeleden gebeurde, weer in de politiek genoemd wordt. We weten niet welke positieve invloed daar nog van uit kan gaan. Anderzijds raakt hij extra op zijn hoede als het geloof in de Heere Jezus Christus ondergebracht wordt in de sociologische categorie 'religiositeit'. Hij raakt dubbel op zijn hoede zodra in de politiek Gods Naam klakkeloos wordt gebruikt om er allerhande politieke doeleinden mee te rechtvaardigen. Gebruik en misbruik van de Naam van God kunnen uiterst dicht bij elkaar liggen. Voor christenen blijft de kunst en de opgave om te onderscheiden waar het op aan komt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Keert God terug in de Nederlandse politiek? (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's