Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tucht in kerk en gemeente (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tucht in kerk en gemeente (4)

Een verwaarloosde zaak?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere Jezus heeft gesproken van de sleutels van het Koninkrijk der hemelen. Daarmee wordt het hemelrijk geopend en gesloten. Deze sleutels zijn de prediking en de kerkelijke tucht. Op de sleutelmacht en wat de beide sleutels inhouden hoop ik in dit en een volgend artikel in te gaan.

Niet willekeurig
Reeds eerder schreef ik dat de kerk herder dient te zijn en dat zij behoorlijk toezicht behoort te houden op al haar leden: geboorteleden, doopleden en lidmaten. In plaats van herder kan men ook zeggen — in navolging van Cyprianus en Calvijn — dat de kerk een moeder is voor al haar leden. Een vraag is wel, hoe de kerk laat zien dat zij een moeder is voor allen. Hoe oefent zij het ouderschap uit? Het antwoord op deze vraag is niet zo moeilijk. Immers, de kerk oefent haar ouderschap uit door middel van de ambten, predikant, ouderling en diaken.
Een volgende vraag is dan òf het de ambten vrijstaat, wie wel of niet het koninkrijk der hemelen zal binnengaan? Mogen de ambten willekeurig de sleutelmacht gebruiken? Neen, dat in geen geval!
In hoogste instantie beschikt de Koning der kerk zelf over de sleutelmacht. Hij opent en niemand sluit. Hij sluit en niemand opent. Echter... het heeft God behaagd om de uitvoering van de sleutelmacht (in Zijn Naam) op te dragen aan mensen. Eerst heeft de Heere de sleutelmacht gegeven aan Petrus, daarna aan alle apostelen als representanten van de christelijke kerk en daaruit voortvloeiend aan de ambten. Dit laatste houdt niet in dat de ambten zoals wij die kennen gelijk zijn aan het apostelambt. Het ambt van predikant mag volstrekt niet met het apostelambt op één lijn gezet worden. Het ambt van apostel was uniek, enig in zijn soort. Het was aan een bepaalde tijd gebonden. Van continuïteit is daarom geen sprake.
Niettemin mag men wel zeggen, dat de sleutelmacht is toevertrouwd aan de ambten, zoals wij die in het heden kennen en die zeer zeker zijn te herleiden tot op de Schrift.

Niet dwingend maar dringend
De sleutelmacht is aan de ambten. Nu is het niet verwonderlijk noch vreemd, wanneer men de vraag stelt, waarin die macht dan bestaat? In dat verband wijs ik u erop dat de macht van de kerk wordt gesymboliseerd door een sleutel. Dat heeft ons heel wat te zeggen. Het houdt onder andere dit in, dat de kerk niet het zwaard draagt. Het zwaard heeft God aan de wereldlijke overheid gegeven. Zij draagt het zwaard niet tevergeefs. De overheid bezit derhalve dwingende macht. De kerk daarentegen heeft een dringende macht. Zij dringt achter haar leden aan om de goede weg in te slaan. Maar niet op de manier van de overheid. De macht van de overheid is anders dan die van de kerk. De kerk heeft de geestelijke macht van het Woord. De hantering van die geestelijke macht kan door de kerk op velerlei manieren gebeuren. Maar vooral wordt de sleutelmacht uitgeoefend in de prediking. Op de bediening der verzoening heeft vooral ten onzent G. Boer alle nadruk gelegd. Het is goed om nog weer eens te lezen wat hij hierover heeft geschreven in 'De prediking der verzoening': 'De mensen moeten onbedriegelijke zekerheid hebben over de eerste en de laatste vragen van het leven. Zij moeten erop kunnen sterven. Zij kunnen de volgende week voor de rechterstoel van Christus staan en moeten daar het amen Gods horen op onze prediking, hetzij tot hun vrijspraak, hetzij tot hun veroordeling. Daarom behoren wij het woord der verzoening met gezag uit te dragen. Een gezant spreekt daarom met gezag, omdat Hij met de volmacht van zijn Zender is bekleed. Deze hoogheid is allerminst een reden voor de dienaar om hovaardig te worden — o verschrikkelijke mogelijkheid — maar om zich erover te verwonderen dat hij een mens is en blijft, maar een mens van God Gezonden'.

Onderscheidenlijk
Wanneer men het bovenstaande van G. Boer leest, komt men onder de indruk waartoe 'een mens van God gezonden', een mannetje uit het stof verrezen, geroepen wordt. Een door God geroepen en gezonden mens wordt er dan maar voorgezet om het heilig evangelie te verkondigen. Dat is bepaald geen kleine zaak. Want dat houdt in dat in de Naam van Christus geproclameerd wordt: uw zonden zijn u vergeven, indien u gelooft. Maar ook wordt er met kracht door middel van de verkondiging van het heilig evangelie gezegd: uw zonden zijn u gehouden, indien u niet gelooft.
Dat is openen en sluiten door het Woord. Dat is binden en ontbinden door middel van de prediking van het heilige evangelie.
Uit dit alles moge ons duidelijk zijn, dat wij in deze bedeling nooit of te nimmer van de preek afkomen. Op de preek moet dan ook niet afgedongen worden. Ook op de lengte daarvan moet niet afgedongen worden. Ik hoor W.L. Tukker nog zeggen op een jaarvergadering van onze Bond dat voor de voorbereiding van de preek goede tijd moet worden genomen alsmede ook voor het uitspreken daarvan op de kansel. Een terechte opmerking, want het gaat om de eeuwige zaligheid òf eeuwige rampzaligheid. En na iedere kerkdienst moet iedere hoorder onbedriegelijke zekerheid omtrent zijn 'staat' voor God hebben. Men moet het duidelijk vernomen hebben, dat òf de zonden hem vergeven zijn òf de zonden hem gehouden zijn.
Al met al mag een gemeente hoge eisen stellen aan de prediking. Haar wordt daarin haar eeuwig wel òf eeuwig wee aangezegd. Wanneer de gemeente het wel goed vindt, dat er op de kansel maar wat 'geleuterd' wordt òf dat allerlei stokpaardjes steeds opnieuw bereden worden, dan geeft zo'n gemeente aan, dat zij gemeente is beneden het niveau van het Woord. Dit laatste is haar ten diepste onwaardig en tot oneer. Ja, tot oneer van haar zelf, maar bovenal tot oneer van Hem naar Wie de gemeente is genoemd en Die tot haar heeft gezegd en nog altijd zegt: 'Onderzoekt de Schriften, want die zijn het die van Mij getuigen'.
Voor een onderscheidenlijke prediking voer ik in verband met de sleutelmacht een sterk pleidooi. Nu zal het juist zijn, dat de ene tekst of pericoop meer gelegenheid geeft om onderscheidenlijk te preken dan de andere tekst of pericoop. Niet in iedere tekst of pericoop liggen die drie stukken des geloofs (ellende, verlossing en dankbaarheid) altijd zo duidelijk voor de hand. Sommigen in de gemeenten willen de drie stukken wel altijd duidelijk horen — en dat is hun goed recht — maar niet vergeten mag worden dat een prediker de tekst en de omgeving daarvan moet laten spreken. Er moet geluisterd worden naar wat de tekst en diens omgeving zegt. Niet is het de bedoeling dat de drie stukken des geloofs op iedere tekst gelegd worden, want dan laten wij de Schrift buikspreken. Terecht heeft daarom H. Jonker in meer dan één van zijn boeken ervoor gepleit, dat wij niet onze gedachten en omstandigheden op de Schrift i.c. de tekst projecteren, doch dat wij onze gedachten laten corrigeren door de Schrift i.c. de tekst. En de Schrift i.c. de tekst laten spreken over de omstandigheden. En werkelijk, wie het Woord laat spreken, spreekt onderscheidenlijk. Na zo'n Woordbediening zal nooit iemand kunnen zeggen, dat men niet weet, hoe men voor God staat. Men weet duidelijk na de preek wat hem of haar wacht: een eeuwig wel òf een eeuwig wee.
Wèl moet er in dit verband op gelet worden, dat niet de dienaar des Woords over de harten oordeelt en zegt waar die òf die gelegerd is, neen, dat doet het Woord Gods. De dienaar, is stem, enkel stem. Gods stem! Niet de dienaar brengt scheiding. De Heere doet dit. Niet de dienaar oordeelt. Neen, Wie ons oordeelt is de Heere.

Zo wel, zo niet
Intussen zal ons wel duidelijk zijn, dat de kerk door middel van het Woord de sleutelmacht uitoefent. Dat doet zij op een dringende wijze, jazeker, maar niet minder op een liefdevolle manier.
Het mag in geen geval bikkelhard van de kansel klinken, wanneer er gezegd wordt dat het de goddelozen kwalijk zal gaan. Ziende op de goddelozen zal het de prediker smart geven, wanneer dit inderdaad zal gebeuren. Maar omdat zij (de goddelozen) nog in het heden der genade zijn, zal met des te meer klem worden opgeroepen tot bekering alsmede dat voor alle goddelozen de weg tot God nog altijd openstaat. Ja, laat maar gepreekt worden, dat zonden die nu nog gehouden worden volgende week vergeven zonden kunnen zijn, wanneer men zich tot God bekeert. Laat het ook maar gehoord worden, dat God lijkt op die vader uit Lukas 15 die uitkeek en van verre zijn jongen opwachtte.
Nogmaals: er moet onderscheidenlijk gepreekt worden (de zonden zijn u vergeven òf de zonden zijn u gehouden), maar dat alles wil niet zeggen dat het welmenend aanbod der genade in de prediking niet meer zou mogen uitgaan òf dat in de prediking Jezus Christus niet meer aan ieders voeten zou worden mogen neergelegd (Erskine). Laat het Evangelie maar ruim, royaal en onderscheidenlijk gepreekt worden. Laat er veel gesproken worden over het geloof. Hoe men aan het geloof komt, maar dan ook verder wat het geloof inhoudt. Wat is er schoner dan in het geloof van Jezus en Zijn volbracht werk te leven. Wat is er schoner, wanneer men mag horen èn zèlf existentieel mag weten wat het is de verzegeling van het geloof door de Heilige Geest. Niet als een extra, maar als een vrucht van Pinksteren. Onderscheiden weliswaar van de gaven zoals die ons in de brief aan de Galaten worden voorgehouden.
Bovenstaande zaken schrijf ik zelfs enigszins met nadruk. Ik zal ook zeggen waarom. Ik kan mij niet altijd aan de indruk onttrekken, dat men soms liever hoort preken en spreken over ongeloof dan over geloof. Sommigen vinden het geweldig wanneer zij kunnen zeggen wat het geloof niet is, maar als men hen dan vraagt wat het geloof wel is, staat de wagen stil. Of men geeft als antwoord: het geloof is een gave van de Heilige Geest. Dit laatste wil ik gaarne onderstrepen, maar het daarbij niet laten. Want het gaat er dan toch maar om, òf wij weten dàt en hóe de Heilige Geest die gave in ons leven heeft gewerkt en dàt en hóe Hij dat geloof nog altijd onderhoudt. Ik wil met dit alles niet ontkennen, dat het niet van belang is om te weten wat het geloof niet is, toch wil ik benadrukken dat het van veel meer belang is dat wij weten wat het geloof wel is. En dàt voor ons, heel persoonlijk. Kortom: wij moeten niet graag spreken of preken over ongeloof, maar over het geloof. Men kan over ongeloof lang en breedvoerig praten, maar hoe men het keert of wendt: ongeloof is zonde! Ongeloof voert ons naar Belials nare streken. Ja, over het ongeloof wordt in de prediking het eeuwig wee uitgesproken, over het geloof, gewerkt èn versterkt èn onderhouden door de Heilige Geest, een eeuwig wel.

Prediking en Heilig Avondmaal
In het schrijven van één onzer abonnees — dat aanleiding gaf tot deze artikelen — was onder andere te lezen of de vele en de volle Avondmaalstafels toch niet een oorzaak waren van een bepaald soort prediking. Het kwam eigenlijk hierop neer, dat hij zich afvroeg of de sleutelmacht wel voldoende werd gehanteerd in de prediking en of er niet duidelijker gezegd moest worden wie aan de tafel des Heeren mocht aanzitten en wie zich van die heilige dis moest onthouden. In 't kort komt zijn vraag hierop neer: wanneer er alleen maar tucht via de prediking wordt uitgeoefend, moet er dan niet veel onderscheidenlijker gepreekt worden?
(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De tucht in kerk en gemeente (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's