Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar was mijn hoop, mijn moed gebleven? (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar was mijn hoop, mijn moed gebleven? (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding
Naar aanleiding van het verslag van het gesprek tussen predikanten en mijn derde artikel, kwamen we in aanraking met allerlei vragen rond de prediking en de deprimerende werking die van preken uit kan gaan. Die vragen moeten we serieus onder ogen zien, omdat van alle kanten met argusogen wordt gevolgd of we dat wel aandurven en of we de moed hebben consequenties uit dat (zelf)onderzoek te trekken.
Nu is echter tot op heden vooral gekeken naar het goed recht en de juistheid van de kritiek op bepaalde vormen van godsdienstigheid. Die bepaalde vormen (streng, traditioneel, autoritair, vrouw-onvriendelijk) zijn telkens het onderwerp van dispuut en staan in een kwaad daglicht. Er is echter ook alle reden om naar die kritiek zelf te kijken en haar eigen achtergrond. Want de kritiek dat bepaalde vormen van godsdienst slecht zijn voor de geestelijke gezondheid, heeft zo een eigen traditie en geschiedenis. Ik moet hier volstaan met het aan te stippen. Sedert de periode in het Westerse denken dat de beroemde filosoof Kant (1724-1804) stelt dat de Verlichting inhoudt de moed te hebben je eigen verstand te gebruiken, is de stelling ten aanzien van godsdienst dat alles wat zweemt naar enthousiasme, fanatisme en piëtisme berust op melancholie. In naam van het geluk en de gezondheid van mensen tegen godsdienstigheid van een dergelijke snit. Daarom is het onderwerp van deze artikelenserie niet maar een psychologisch en pastoraal probleem. De geschiedenis van ons denken en levensgevoel is ermee gemoeid.

Oorzaken en therapieën
In dit artikel bespreek ik tenslotte verschillende oorzaken en daarmee samenhangende therapieën. Ik doe dat onder vijf gezichtspunten: lichaam, gedrag en denken, relaties, psyche. Het vijfde gezichtspunt, te weten het geloofsleven, komt vanwege de beperkte lengte van dit artikel slechts terzijde ter sprake. Dat is geen bezwaar. Het vervolg van deze serie stelt juist dit vijfde gezichtspunt uitvoerig aan de orde. Tenslotte maak ik nog enkele opmerkingen over een opname en een christen-hulpverlener.

lichaam
Het is onmiskenbaar zo dat lichamelijke factoren een rol spelen bij het ontstaan (en voortduren) van depressieve stoornissen. Een rol naast allerlei andere factoren. Het is zelden of nooit zo — dat geldt eigenlijk voor alle psychische stoornissen — dat één factor zoals de lichamelijke aangemerkt kan worden als de oorzaak van een depressie.
Wanneer we erfelijkheid rekenen bij de aangeboren lichamelijke factoren, dan is het inderdaad zo dat erfelijke aanleg een rol speelt. Iemand met eerste graad bloedverwanten die een depressie doormaakten, loopt een duidelijk groter risico ooit een ernstige depressie door te maken dan iemand bij wie het niet 'in de familie' zit. Het lijkt mij nuttig te onderstrepen, dat het om een risico gaat en niet om een onontkoombare doem. Nog anders gezegd: het gaat om een verhoogde kwetsbaarheid. Het hangt van allerlei andere factoren af of het inderdaad tot een depressie komt. Dat is trouwens de regel: Alle genoemde en nog te noemen factoren zijn van invloed op de kwetsbaarheid voor een depressieve stoornis.
Een andere lichamelijke factor is de wijze waarop de hersenen functioneren. We veronderstellen (daar zijn voldoende aanwijzingen voor) dat informatie in de vorm van elektrische signalen van de ene zenuwcel overgebracht wordt naar de andere door stoffen die we neurotransmitters noemen. Ontregeling van deze werking zou bijdragen aan het ontstaan van depressieve stoornissen. De veronderstelde werking van anti-depressiva (geneesmiddelen tegen bepaalde ernstige tot zeer ernstige vormen van depressies), is het herstel van deze ontregeling.
Een volgende lichamelijke factor is de functie van het hormonale stelsel. Men denke aan depressieve stoornissen die tijdens de overgang of na een bevalling kunnen ontstaan.
Een volgende lichamelijke factor wordt gevormd door de zogenaamde biologische ritmen. Daartoe behoort niet alleen het dag-nachtritme, maar ook ritme in allerlei lichamelijke functies, dat zich parallel aan de gang van de seizoenen uitstrekt over het jaar. Dat sommige mensen bij het vallen van het blad tot een sombere stemming neigen, is daarom niet louter toeval. Of een gezonde lichamelijke conditie positieve invloed heeft, is aannemelijk. Enige tijd geleden stond in kranten te lezen, dat joggen zou helpen. Ik kan dat wel bevestigen. Alleen, mij valt op dat het vooral mannen zijn, bij wie dit opgaat. En dan vooral mannen voor wie het belangrijk is te kunnen presteren.
Tenslotte vermeld ik dat allerlei lichamelijke ziekten een depressie tot gevolg kunnen hebben. Behandeling van die ziekten zal een gunstig effect op de depressie kunnen hebben.

Gedrag en denken
Bij de vrouw die ik u in het tweede artikel voorstelde, waren er voldoende aanwijzingen om aan te nemen, dat lichamelijke factoren een rol speelden. Mede gezien de ernst was er reden om een antidepressivum te gebruiken. Maar daarmee was niet alles gezegd. We hoorden hoe haar (mislukte) doen en laten t.o.v. haar jongste kind en haar dagprogramma van invloed waren. Bovendien kwamen we de invloed van negatieve gedachten op het spoor (cognitieve triade). Naast de medicamenteuze therapie zijn ook het gedrag en het denken met therapie te veranderen. Trouwens, daar zijn ook zelfhulp programma's op gebaseerd, die zeker bij lichtere depressieve klachten uitkomst kunnen bieden. Mijns inziens zouden ze ook meer in het pastoraat toegepast kunnen worden dan nu het geval is. Wat betreft de negatieve gedachten kan het helpen na te gaan welke gedachten somber maken. Vervolgens is na te gaan of ze wel juist zijn. Is het zo? Is het niet overdreven en te negatief? Zijn het soms doemgedachten? Waar zijn die gedachten op gebaseerd? Zijn ze wel zo bijbels als ze schijnen? Zijn de maten waaraan u zich meet wel correct? Ik doe slechts een greep uit de mogelijkheden vanuit het gezichtspunt gedrag en denken. Maar met het oog juist op deze invalshoek heb ik in mijn boekje over depressiviteit gepleit voor het weer gebruik maken van geestelijke oefeningen in pastoraat en therapie.

Relaties
Wanneer een verwachting of ideaal niet uitkomt, zoals bij de vrouw uit het tweede artikel (verwachting en idealen rond het moederschap) kan er een negatieve spiraal op gang komen, waarin de relaties mee 'gezogen' worden, in ons verhaal de echtgenoot. Immers, de vrouw vraagt om bevestiging en steun. De ander zal die willen geven. Maar dat betekent een probleem. Vindt die ander dat nu echt of zegt hij het alleen maar om gerust te stellen? Het was in ieder geval niet spontaan. Dus! Zo gaat de spiraal verder naar beneden. De ander raakt geïrriteerd, voelt zich daarover schuldig, doet nog meer z'n best. Maar overtuigend is het steeds minder. Dit breidt zich als een olievlek over andere relaties uit. Tenslotte geeft men het moe en uitgeput op. Dit is geen sprookje, maar de ramp die veel depressieve mensen en hun direkte relaties overkomt. Relatie- en gezinstherapieën kunnen hier helpen.

Psyche
Vanuit het gezichtspunt van het (intra)psychisch functioneren staat vooral de zelfwaardering centraal. Er zijn tenminste drie ingrediënten die van belang zijn voor een gezonde zelfwaardering. Idealen moeten niet te hoog gespannen, het geweten niet te streng-veroordelend zijn. Het besef iets te kunnen draagt bij aan een gezonde zelfwaardering. Geliefd en gewaardeerd te worden door anderen is het derde ingrediënt. In de geschiedenis van mevr. A. kunt u terugvinden, dat m.n. de eerste twee onderdelen maken, dat haar zelfwaardering beneden een kritische grens daalt. Omdat veel van deze elementen onbewust hun rol spelen, zijn er ook therapieën, die deze verborgen motieven helpen ophelderen. Het zijn de psychoanalytische therapieën.
Onder dit gezichtspunt valt natuurlijk ook het onderzoek naar de invloed van de persoonlijkheidsstructuur als factor in het ontstaan en voortduren van depressies. De zelfwaardering is daar een onderdeel van. Ik moet volstaan met het te noemen. Onderzoek (intake) moet uitmaken welk gewicht de diverse factoren in de schaal leggen; ook het gewicht dat het geloofsleven in de schaal legt. Afhankelijk van de uitkomst hiervan moet bepaald worden welke therapie de beste mogelijkheden biedt; inclusief de vraag of gespecialiseerd pastoraat de beste mogelijkheden biedt.

Een opname
In het eerste artikel heb ik aan de hand van enkele getallen laten zien, dat uiteindelijk een fractie van het aantal mensen met een depressieve stoornis opgenomen moet worden. Dat is natuurlijk een hele ingreep. Allerlei factoren kunnen tot een dergelijke beslissing aanleiding geven. Men denke aan de ernst van de klachten, de draagkracht van de betrokkene zelf en de meest nabije omgeving m.n. het gezin, het suïcidegevaar. Maar ook het uitblijven van een gunstig effect bij een op zichzelf juist toegepaste ambulante therapie kan een overweging zijn. Niet alle depressies zijn goed te behandelen. Sommige mensen zijn chronisch depressief (soms vele jaren). Bij sommige mensen blijft het niet bij één depressie, maar blijft het terugkomen.
In geval van een opname komt de zorg en aandacht van de kant van de gemeente en ook de pastor in een nieuwe fase. 'De patiënt is opgeborgen, dus kan iedereen ademhalen'. De 'achterblijvers' hebben nog steeds steun en aandacht nodig. De patiënt ook. Dr. Meyers zal over zijn ervaringen in dit verband schrijven. Waar heeft toch die huiver van menigeen ook van pastores voor psychiatrische patiënten en inrichtingen (tegenwoordig: centra) mee te maken? Hoe ga je als pastor met zulke patiënten en hun behandelaars om?

De christen-psychiater/hulpverlener?
Is men met een christen-psychiater beter af? Dat is een zeer goede vraag, die niet zomaar met ja te beantwoorden is. In ie­der geval wil de reguliere hulpverlening van ons weten, wat de meerwaarde is. En het is geen geheim, dat ze zeer kritisch toekijken. Is de meerwaarde alleen gebaseerd op feilen en gebreken in de reguliere hulpverlening? Of zijn er ook positieve – inhoudelijke argumenten te geven, die de meerwaarde bepalen? Hulpverlening als vorm van gezondmaking als gave van de Heilige Geest? Drs. Hey, psychiater, verbonden aan het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis 'De Fontein', zal op deze kwestie ingaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1991

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Waar was mijn hoop, mijn moed gebleven? (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1991

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's