Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verzoening (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verzoening (3)

Referaat jaarvergadering 1991 van de Gereformeerde Bond

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omvang
De vraag is onontkoombaar: Voor wie stierf Christus? Hij is naar het getuigenis van de Schrift gekomen om Zijn leven te geven tot een rantsoen voor velen (Mt. 20 : 28). De vraag is dus: Wie zijn de velen?
Er zijn er die antwoorden dat dat alle mensen zijn. We spreken dan wel van het absolute universalisme. Ofwel de leer van de alverzoening. Hierbij gaat men er van uit dat alle mensen behouden worden. Het behoeft geen betoog, dat het bijbels getuigenis aangaande Christus' lijden en sterven als voldoening en betaling, bij hen bepaald niet populair is. Als ik me niet vergis, heeft dit universalisme de laatste decennia een krachtige herleving ondergaan. Gods ja heeft in Jezus Christus het neen van de mensen overwonnen. De beslissing is al gevallen, al weet niet iedereen dat en al erkent niet iedereen dat (K. Barth).


In het zendingsblad Vandaar werd alweer enige tijd geleden de voorzitter van de Raad van Kerken, dr. D.C. Mulder, aangehaald. Hij zei: 'Ik geloof dat we God nergens zo goed leren kennen als in het optreden van Jezus, maar ook, dat Hij overal met mensen en volken bezig is geweest en Zijn heil zich uitstrekt tot de hele mensheid. Het blijft zin hebben, het verhaal van Jezus te vertellen, maar het hoeft niet met de gedachte dat allen, die het niet kennen of aanvaarden, buiten Gods liefde vallen en verloren zijn'.
Van het Schriftgelovig standpunt is het moeilijk het absoluut universalisme serieus te nemen. Het is Christus Zelf, Die spreekt over de brede weg, die tot het verderf leidt (Mt. 7 : 13); die tot hen die ter linkerhand zijn, zegt: Gaat weg van Mij, gij vervloekten in het eeuwige vuur dat de duivel en zijn engelen bereid is (Mt. 25 : 41, vgl. ook Mt. 8 : 12, Mk. 9 : 44, Lk. 12 : 4, 5, Openb. 20 : 11-15). De Schriften zijn te duidelijk dan dat ze ons zouden toestaan toe te geven aan deze aangename droom (vgl. ook Heid. Cat., Zondag 7).


Relatief
De tweede positie die we aantreffen is die van het relatief universalisme. Dat is de leer, dat Christus wel voor alle mensen gestorven is, maar dat niet alle mensen zalig worden. Dat is dus een duidelijk onderscheid met het voorafgaande. Mensen voor wie Christus stierf, kunnen omkomen. Het is de positie van de Remonstranten ten tijde van de Dordtse Synode van 1618/1619. De geestesrichting waarvan H. Bavinck heeft opgemerkt, dat die in Dordrecht veroordeeld is, maar in de 17e en 18e eeuw hoe langer hoe meer in alle kerken en landen ingang vond. Die zelfs steun kreeg van Gereformeerde zijde in de school van Saumur. Ze is ook nu nog springlevend.
Artikel 2 van de Remonstrantie van 1611 (in nauwe aansluiting en overeenstemming met de verklaring van Arminius, afgelegd in de vergadering van de Staten van Holland op 30 oktober 1608) luidt: 'Dat Jezus Christus de Zaligmaker van de wereld, voor elk en ieder mens gestorven is; alzo dat Hij door de dood van het kruis voor hen allen de verzoening en de vergeving der zonden verworven heeft; alzo nochtans dat niemand deze vergeving van de zonden daadwerkelijk geniet, dan de gelovige'. Daarbij wordt verwezen naar Joh. 3 : 16 en 1 Joh. 2 : 2.
Deze positie heeft oppervlakkig bezien bijbelse grond, doet sympathiek aan en brengt, naar men zegt, met zich mee een evangelieverkondiging die breed, ruim en moedgevend is. De toon van de verkondiging is: God heeft u lief, Christus stierf voor u. Dat dat wordt gezegd, zonder onderscheid tot allen en ieder.
Wat wil in dit verband zeggen dat Christus stierf en het offer van Zijn leven gebracht heeft? Hij maakte het heil mogelijk voor alle mensen. God was vanwege het offer van Christus bereid om een nieuw verbond met zondige mensen op te richten. Dat hield voor iedereen de mogelijkheid in om behouden te worden. Maar van deze mogelijkheid moet wel gezegd worden, dat die niet altijd werkelijkheid werd. U voelt het probleem. Christus stierf voor allen, maar niet allen zullen gered worden. Waarom niet? Is Christus wel in staat voor allen te sterven, voor allen verlossing mogelijk te maken, maar is Hij niet in staat daadwerkelijk allen te verlossen? Heeft Hij in Zijn offer dan alleen maar een mogelijkheid geschapen voor mensen om verlost te worden? Waarom stierf Hij voor allen, terwijl velen verloren gaan? Het antwoord op deze vraag luidt, dat het heil mogelijk is, maar dat het ervan afhangt hoe de mens zou reageren. De mens moet beslissen of hij het aangeboden heil al dan niet aanvaardt. Christus heeft het heil mogelijk gemaakt, het aanbod komt tot de mens (Christus heeft u lief, Christus stierf voor u), maar nu moet de mens het antwoord geven. Hij moet zich tot Christus wenden, hij moet het heil aanvaarden, hij moet Christus toestaan in zijn hart te komen ofwel hij moet beslissen de genade te weerstaan. Het is eeuwig leven of eeuwige dood: de keus is aan u. Hier komt het dus neer op een verwerkelijking van de verzoening door onszelf. God is hier afhankelijk gemaakt van de keuze van de mens. Het werk van Christus wordt voorgesteld als een mogelijkheid tot redding en zaligheid. Maar daarmee is dan tegelijk gezegd, dat voor niemand de werkelijkheid van zijn of haar behoud gegeven is. Als Jezus waarlijk Zaligmaker is, dan moet Hij Zijn volk ook werkelijk zalig maken, niet mogelijk, maar werkelijk en metterdaad, volkomen en eeuwig (H. Bavinck).

Dat de genade particulier is
Voor wie stierf Christus? Niet voor allen, maar voor velen (Mt. 20 : 28). Niet allen worden gered. In Johannes 10 gaat het over wolven en schapen. Christus is de Herder. Hij stelt zijn leven voor de schapen (vs. 11). Jezus stierf niet voor de wolven. Hij gaf Zijn leven niet voor de huurlingen. Paulus zegt tegen de ouderlingen van de gemeente te Efeze, dat ze de gemeente Gods moesten weiden, welke Hij verkregen had door Zijn eigen bloed (Hand. 20 : 28). En in zijn brief aan dezelfde gemeente schrijft hij, dat de mannen hun eigen vrouwen lief moesten hebben, gelijk ook Christus de gemeente lief heeft gehad en Zichzelf voor haar had overgegeven (Ef. 5 : 25). Christus heeft Zich overgegeven voor de kerk. Niet voor alle mensen.

Want dit is geweest de gans vrije raad, de genadige wil en het voornemen van God de Vader, dat de levendmakende en zaligmakende kracht van de dierbare dood van Zijn Zoon zich uit zou strekken tot alle uitverkorenen, om die alleen met het rechtvaardigmakend geloof te begiftigen en hierdoor onfeilbaar tot de zaligheid te brengen (DL II, 8). Voor hen stierf Christus. Voor hen gaf Hij Zijn bloed. Hij maakte de zaligheid niet alleen mogelijk, nee. Zijn Naam is Jezus. Dat betekent, dat Hij Zijn volk zalig zal maken van hun zonden (Mt. 1 : 21).
Wie zegt dat Christus het heil mogelijk heeft gemaakt, beseft niet van hoe groot gewicht de zonde is (Anselmus). Wie zegt, dat Christus voor alle mensen is gestorven, doorbreekt het trinitarische van Gods handelen. De Vader verkiest. De Geest herschept, wederbaart. Daarbij gaat het om dezelfde personen. Heeft Christus Zijn bloed vergoten voor meer mensen dan de Vader heeft verkoren en de Geest vernieuwt?
Bovendien zou er een geweldige spanning ontstaan met betrekking tot het priesterlijk ambt van Christus. Daarmee is naast het offer van Zijn leven ook de voorbede verbonden. En voor wie is het dat Christus bidt? Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uwe (Joh. 17 : 9). Het zou toch wel opmerkelijk zijn, dat Christus Zijn offer heeft gebracht voor allen en dat Hij bad voor sommigen. Dat is uitgesloten.

'Alle mensen'
Wat dan te zeggen over de teksten die spreken over 'alle mensen' en 'wereld'? Een nauwkeurige, kontekstuele exegese zal doen zien, dat deze schriftwoorden geen aanleiding geven tot het spreken over een verzoening die (relatief) universeel zou zijn. Het verzoenen betreft de wereld. Dat is waar. De verzoenende daad van Christus heeft kosmische afmetingen. Deze kosmos is weliswaar niet de wereld, zoals zij zich onder de inspiratie van de vorst der duisternis tegen God in Christus stelt, maar de schepping Gods, zoals deze uit Zijn hand is voortgekomen. Wat God met Zichzelf verzoent, zijn niet maar losse individuen, maar is een kosmos, een geordend geheel. Alzo liefheeft God de wereld gehad, d.i. deze kosmos. De verzoening door Christus omvat hemel en aarde, machten en overheden, tronen en kronen. Deze verzoening is niet bepaald tot het volk Israël, maar strekt zich uit tot alle volkeren der aarde. Deze verzoenende daad zegt niets over alle mensen hoofd voor hoofd, zodat er met de Schrift in de hand nergens sprake is van een alverzoening of een algemene verzoening, waarbij alle mensen — al dan niet door eigen beslissing — behouden worden, maar zegt alles over de alles doordringende daad, die de gehele schepping omvat, waarbij de verkoren mensheid een plaats heeft en behoudt en als de mensheid wordt aangemerkt (G. Boer).

Aanbod van genade
Maar als de dingen nu zo liggen, hoe zit het dan met de verkondiging van het Evangelie? Immers één van de meest voorkomende beschuldigingen tegen deze bijbelse positie is, dat die in tegenspraak is met ofwel belemmert het ernstig en welmenend aanbod van genade. Naar het mij voorkomt, is dat een ernstige miskenning. Het is veelszins andersom. Slechts op deze basis, hebben we te verkondigen een vrij en volledig aanbod van Christus voor verloren mensen. Wat wordt in het Evangelie en in de verkondiging ervan de mensen aangeboden? Niet de mogelijkheid of eenvoudig de gelegenheid om zalig te worden. Wat wordt aangeboden is heil en zaligheid. Het is Christus Zelf in heel de glorie van Zijn persoon, het is Christus en Zijn volbrachte werk die wordt aangeboden! Dat zou niet kunnen als Hij de zaligheid voor allen slechts mogelijk had gemaakt. Bovendien, waar dit Evangelie komt, komt het tot allen. Het aanbod komt tot allen. Ernstig en welgemeend. Het is de belofte van het Evangelie, dat een ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van geloof en bekering (DL II, 5).
De vraag is nu, hoe kan nu dit Evangelie van de volkomen Zaligmaker aan allen aangeboden worden, terwijl niet allen behouden worden? Terwijl Christus voor de verkorenen is gestorven? Een voorbeeld. Als Paulus in Antiochië komt, verkondigt hij daar Christus. Aan allen en ieder. Zo zij u dan bekend, mannenbroeders, dat door Dezen d.i. door Christus, u vergeving der zonden verkondigd wordt (Hand. 13 : 38). Hij doet dat niet aan het adres van sommigen. Hij doet dat aan allen en ieder zonder onderscheid. En het resultaat ervan is, dat er zovelen geloofden, als er verordineerd waren tot het eeuwige leven (Hand. 13 : 48). Dat is Gods werk. Niet Paulus' werk. Hij verkondigde Christus aan allen. Met bevel van geloof en bekering. God, niet Paulus, leidde sommigen tot het eeuwige leven. Het evangelie moet aan alle creaturen verkondigd worden (Matth. 28 : 19).
Waarom? Wij weten toch niet wie de verkorenen zijn. Daarom moet aan allen de boodschap gebracht worden. Welke boodschap? Christus stierf voor u? Dat zei Paulus niet. Wel: Laat u met God verzoenen (2 Cor. 5 : 20). God zond Zijn Zoon in de wereld om zondaren zalig te maken. Wie in geloof en bekering tot Hem komt, zal Hij zeker redden. Het Evangelie doet horen dat er barmhartigheid is in God voor de goddelozen. En dat wie ook maar die goddeloze man, vrouw, jongen of meisje is, al is het het diepst gezonken schepsel, al is het een mens met het meest verstokte hart, wie in deze Christus gelooft, heeft het eeuwige leven!

Begrijpen?
En als u zegt dat begrijp ik niet, dat kan ik niet bij elkaar krijgen, dan moet ik u zeggen: ik ook niet. Ik probeer dat dan ook maar niet bij elkaar te brengen. We moeten maar beginnen te geloven en te verkondigen dat God het meent, als Hij ons de zaligheid aanbiedt. Dat God het meent en dat God oprecht is als Hij zegt geen lust te hebben in de dood van de goddeloze, maar daarin dat hij zich bekeert en leeft (Ezech. 33 : 11). We moeten maar beginnen te geloven, dat God oprecht is, wanneer Hij laat verkondigen dat het offer van Zijn Zoon van oneindige kracht en waardigheid is. Overvloedig genoegzaam tot verzoening der ganse wereld (DL II, 3). We moeten maar geloven en verkondigen dat het nooit zal gebeuren wanneer een in zichzelf verloren zondaar komt tot de troon van de genade, dat de Heere Jezus zal zeggen: Het spijt Me, maar Ik heb geen heil voor u.
De verkondiging is zo breed als de wereld breed is. Het Evangelie wordt aan allen verkondigd. Wie u ook maar bent. Het doet er niet toe hoe uw leven er uitziet. Hoe uw leven is geweest. Of u netjes hebt geleefd of niet netjes hebt geleefd. Of u christen bent of geen christen. Of u eerlijk bent of een hypocriet. Of u een Farizeeër bent of een tollenaar. Dat doet er niet toe. Het Evangelie komt tot allen. Dit Evangelie: Kom tot Christus, bekeer u van uw zonden en geloof in de Heere Jezus Christus. Laat niemand zeggen: ik was daarvan uitgesloten. Hier wordt niemand van uitgesloten, dan die zichzelf buitensluit! Als een zondaar onbekeerd voortleeft en omkomt, is dat niet omdat Christus alleen voor de uitverkorenen stierf. Maar dan is dat omdat die zondaar niet bekeerd wil worden.
We moeten zorgvuldig zijn als het gaat om het spreken en preken over de dood van Christus. Dat moet niet in algemene termen. Dat gebeurt teveel. Er is geloof en bekering nodig om te kunnen zeggen: Christus stierf voor mij. Maar dat is geen beperking van het Evangelie. We preken het Evangelie tot allen.
We weten toch niet wie Gods verkorenen zijn. Het aanbod is vrij en onvoorwaardelijk. Het is niet beperkt. De verzoening wordt beperkt door diegenen, die zeggen dat Christus voor allen is gestorven, dat Christus voor allen de verzoening mogelijk heeft gemaakt. Dan is dit de beperking dat Christus over de kloof die er geslagen is vanwege de zonde, een brug heeft gebouwd. Maar dat die brug slechts half af is. Ik moet die brug afmaken. Dat perkt de genade in. We mogen dankzij Gods ontferming en eeuwige liefde een volkomen, een volmaakte Zaligmaker verkondigen. Die helemaal zalig maakt. Die gevangenen bevrijdt. Die de vijandschap overwint. Die de Zijnen draagt. En brengt in het beloofde land. Dat verkondigen we ook in 1991. Het is het Evangelie van de enige troost. Dat ik met lichaam en ziel, beide in leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle heerschappij van de duivel verlost heeft (Cat. Zondag 1). We houden het ook vandaag bij de Schriften. En we houden het ook maar bij Heidelberg, Doornik en Dordt. En zeggen het ootmoedig, maar beslist Paulus na: We hebben niets anders te weten dan Christus en Die gekruisigd (1 Kor. 2 : 2)!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1991

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De verzoening (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1991

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's