Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uitzicht in een tijd van Godsverduistering

Bekijk het origineel

Uitzicht in een tijd van Godsverduistering

N.a.v. 'Gereformeerden op zoek naar God'

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een zestal artikelen heeft prof. dr. C. Graafland nog eens verduidelijkt, wat hij met zijn boek 'Gereformeerden op zoek naar God' heeft bedoeld, terwijl hij tevens is ingegaan op reacties, die op zijn boek zijn losgekomen. Ter afsluiting plaatsen we nu nog een vijftal artikelen, tot stand gekomen na gezamenlijk overleg tussen ds. C. den Boer (Bennekom), ds. J. Maasland (Kootwijkerbroek) en ds. Joh. van der Velden (Woerden). In deze artikelen geven zij een gemeenschappelijke reactie op de bijdragen van prof. Graafland.

Hoewel er aan het bovengenoemde boek van prof. Graafland al wel veel aandacht is geschonken (ook in De Waarheidsvriend) en er door de schrijver op al die reacties uitvoerig is gereageerd, kan het zijn nut hebben, er nog een keer op in te gaan. Wat Graafland schrijft in zijn boek en in zijn artikelen in De Waarheidsvriend, heeft ons hervormd-gereformeerden stellig veel te zeggen. Het dringt ons tot ernstige bezinning. Maar er kunnen zeker ook kritische vragen worden gesteld. In een aantal artikelen willen ondergetekenden, nadat zij zich gedrieën over de inhoud hebben beraden, proberen een bijdrage aan die bezinning te geven en tevens tot uitdrukking te brengen welke vragen en bedenkingen er bij hen zijn bovengekomen. De dingen, die Graafland aan de orde stelt, zijn immers zo ingrijpend, dat wij daarmee allemaal wel tot onszelf mogen inkeren en ons mogen afvragen, wat we ermee zullen doen.
Uit het feit, dat er binnen enkele maanden tijds twee herdrukken nodig waren, blijkt al wel, dat het geschrift van Graafland in veler handen is gekomen en — vermoedelijk ook — door even zovelen is gelezen. Het laat zich ook in één adem en ademloos lezen, helder van betoogtrant als het is. Op geen enkel punt onduidelijk. Al lezend voelt men zich steeds als aan de hoek van een straat en vraagt men, wat er om de hoek te zien zal zijn.
Naast alles wat in allerlei toonaarden over de inhoud en strekking van Graaflands boek eerder is geschreven, achten wij ons thans ontslagen van de plicht om een uitvoerige samenvatting te geven van wat hij in acht hoofdstukken in dit boek naar voren brengt. Toch — willen wij er behoorlijk op inhaken — moeten wij van de strekking van het boek eerst iets zeggen, vooral om niet mis te tasten in wat hem ten diepste bezielt. Ook om zijn 'gedrevenheid' te proeven.

Zijn wij debet aan de Godsverduistering?
Welnu, wat Graafland te berde brengt is in alle opzichten een actuele zaak. Het gaat hem erom, het angstaanjagende probleem van de zgn. Godsverduistering tot op de bodem te peilen. Hoe ver is God weg uit Zijn wereld en uit Zijn kerk? En is Hij ook niet ver weg uit onze gereformeerde gezindte? Ook wij zijn — naar het oordeel van Graafland — in een ingrijpende crisis geraakt, waaruit wij met vanzelfsprekende, afgesleten en van weinig realiteitszin getuigende antwoorden niet zijn te bevrijden.
Tegelijk worstelt Graafland met de vraag, of en in welke mate wij als gereformeerd gezinden mede debet zijn aan deze 'afwezigheid van God'. In de vragen rondom het thema van de zgn. Godsverduistering — een zaak dus die de gereformeerd gezinden in niet mindere mate raakt dan alle andere buiten en binnen de kerken — dient dan ook volgens Graafland de gereformeerde geloofstraditie ter sprake te worden gebracht. We moeten het immers niet bij voorbaat uitsluiten, dat ook in deze traditie ziektekiemen sluimeren, die de Godsverduistering mede hebben opgeroepen.
Het is Graaflands hartstocht om behoed­zaam en zorgvuldig — want historisch betrouwbaar en bijbels verifieerbaar — om te gaan met 'wat onze vaderen ons vertelden'. Maar juist daarom wenst hij niet onvoorwaardelijk en zonder meer (dus zonder de intrinsieke waarde ervan te hebben geproefd) in de betrouwbaarheid van zijn eigen geloofstraditie te geloven. Daarom houdt hij ook niet op vraagtekens te plaatsen. En hij doet dat in grote bewogenheid, bevlogenheid, maar ook felheid. Met vaak uitdagende en ook wel generaliserende opmerkingen (zie onder).

Herijking van ons geloofsgoed
Dat alles doet echter tegelijk niets af van Graaflands overtuiging, dat er in diezelfde gereformeerde traditie — ook al lijkt die in zijn ogen soms een woestijn — zaden te vinden zijn voor een spiritualiteit, die levensechte en — ook voor onze zozeer geseculariseerde tijd — blijvende waarde bezit. Een spiritualiteit waaraan passende en wezenlijke antwoorden ontleend kunnen worden op de huidige hopeloze en uitzichtloze situatie van de atheïstisch en nihilistisch geworden mens van de 20e eeuw.
Van ons mag gevraagd worden, dat we in staat zijn de gereformeerde traditie te herijken. Zij zal moeten worden weggehaald uit de dodelijke abstractie, waarin zij veelszins is verzand. Zij zal een spiritualiteit moeten zijn, waarin concreet wordt ingehaakt op de doodssituatie, waarin de mens van nu zich bevindt. Levensecht, niet in de innerlijkheid opgesloten. Gericht op de 'gloria Dei' in al de werken van God.
Een historicus, die zich een groot deel van zijn leven met het verleden (c.q. de gereformeerde traditie) heeft beziggehouden, ziet op deze wijze kans om 'to the point' en 'ad rem' te schrijven, zodat iedere lezer meteen door heeft: Het gaat er hem om de onvergelijkelijke waarde, de realiteit en de bruikbaarheid van dip gereformeerde traditie te betuigen: anno 1990/'91, het tijdsbestek van het laatst der dagen. Ons dunkt: een alleszins behartigenswaardige zaak.
Het moge elke goedwillende lezer duidelijk zijn, dat het 'Anliegen' van Graaflands boek om die reden door en door op de gereformeerde erve thuishoort. En het is dan ook jammer, dat zo velen die op die erve verkeren, zich niet ook zorg maken om wat er in de wereld om hen heen en ook in eigen huis aan de hand is. Wie niet vanuit deze achtergrond het boek van Graafland leest, zet zeker al bij de eerste bladzijden zijn stekels op.
Al met al maakt Graafland het zichzelf en ook zijn lezers daarmee echter wel behoorlijk moeilijk. Hij vraagt veel van zichzelf, ook van ons die hem in zijn diepste bedoelingen moeten kunnen volgen. Daarom willen we toch ook meteen enkele kritische kanttekeningen maken bij de wijze, waarop hij bezig is.

De kracht van het profetisch/kritische spreken
Vooral in zijn eigen 'achterban' komt hij gemakkelijk over als 'onruststoker'. Zijn 'zoektocht' zal de indruk wekken, dat hij het allemaal niet zo zeker weet. 'Waar staat hij nu eigenlijk?' Aan welk steentje van de eigen geloofstraditie heeft hij al niet gevoeld, of het wel goed vast zat?
Men kan zich dan ook afvragen, of hij niet te zeer van de negatieve dingen naar het positieve wil gaan. Is daar niet ook een andere en een betere weg om profetisch-kritisch in het leven te staan? Is bijv. de kracht van het profetisch getuigenis van de profeten van het Oude Verbond niet altijd de kracht van het positieve denken geweest? Hoezeer zij Israël in zijn geestelijke afval en decadentie ooit geselden, hun boodschap werd gedragen door het rotsvaste geloof in Gods trouw; waarmee Hij met Israël doorging, al was het slechts met een 'rest'.
De 'verinnerlijking' en het gebrek aan concreetheid die Graafland in de Gereformeerde traditie en in het huidige gemeenteleven ten onzent meent waar te nemen, ontlokken hem op een gegeven ogenblik de uitspraak, dat er onder de gebruikelijke orthodox-gereformeerde prediking niets meer gebeurt (blz. 35 vv). Eenzelfde ongenuanceerde en ook niet bewezen bewering is het, als hij het godsdienstonderwijs op de Reformatorische scholen tamelijk botweg afschrijft. Hij noemt het 'overdragen van oude beproefde waarheden, ... een overeind houden van 'uiterlijke zaken (inzake kleding, selectief cultuurgebruik, enz.)', waardoor 'de klok drie eeuwen wordt teruggedraaid' (blz. 31 vv). Maar dat zijn toch zeker wel al te bonte uitspraken? Kan men werkelijk zo negativistisch, generaliserend en ongenuanceerd spreken over de prediking en het gemeentelijk leven vandaag? Alsof God — zelfs buiten de waarneming van Zijn dienaren om — ook in onze dagen niet vaak wonderen werkt? Wijlen ds. G. Boer herinnerde eens een predikant bij diens bevestiging in een gemeente eraan, dat hij God maar moest vragen om ogen, opdat hij, als God zegen gaf — soms in het klein en verborgen — die zegen niet over het hoofd zou zijn.
Zeker, wat Graafland zegt over de 'uitwerking' van de prediking dient tot ernstige waarschuwing en zal ons tot zelfonderzoek en gebed moeten dringen. Maar er is meer. Wij geven het Graafland gewonnen, dat het gaat om de rechte prediking, principieel en concreet. En hoeveel gebreken kunnen daaraan kleven. Maar de prediking — en bijzonder gebeuren — geschiedt toch ook onder de belofte van God? En die vervult Hij. Juist vanwege Zijn verkiezende genade. Hoezeer de Geest in onze samenleving en in ons kerkelijk leven soms ook wordt bedroefd. Zou die Geest dan geheel geweken zijn? Loopt men, als men een oprechte gelovige is en een zeer bewogen mens, soms niet het gevaar, dat men te veel laat gelden wat voor ogen is en te weinig wat men op grond van Gods verkiezende genade en belofte geloven mag?
Bij alle klaagzangen die we vandaag zouden kunnen aanheffen over het kerkelijke en geestelijke leven, moeten wij nooit menen op de rechterstoel van God te kunnen zitten. Wij moeten ook niet al te zeer onze ambtsbroeders, die vaak met veel aanvechting en gebedsworstelingen in hun bediening bezig zijn, ontmoedigen door de indruk te wekken, dat alles toch onder de doem van de Godsverduistering ligt. Graafland moet niet alleen verontrusten. Laat hij vooral ook in deze barre tijden vertroosten. Niet alle gereformeerden zijn gelukkig God kwijt, zoals de wereld God kwijt is (blz. 95; zie ook blz. 184).
Om misverstand te voorkomen: Graafland is niet minder bewogen en fel afwijzend, als hij bijv. dialogiseert met theologen als H. Berkhof, die hem — naar zijn zeggen — altijd heeft geboeid en aangesproken, maar die hij tegelijk als een synthese-theoloog (blz. 46) en remonstrant (blz. 78) radicaal afwijst. Niet minder afwijzend is hij ook waar hij in gesprek is met nieuwe theologen, van wie hij ronduit zegt, dat zij de Godsverduistering eerder hebben vergroot dan gekeerd (blz. 17). Niet minder negatief is hij ook t.a.v. de Midden-orthodoxie met zijn na-oorlogse Barthiaanse prediking die op een mislukking is uitgelopen (blz. 52).

Het historisch onderzoek en de Bijbel
Er is nog een tweede opmerking te maken t.a.v. de door Graafland gevolgde methode. Er zijn o.i. nogal wat vraagtekens te plaatsen bij zijn benadering van de historische gegevens in de gereformeerde traditie. Voortdurend wekt hij de indruk afwijkingen in de gereformeerde spiritualiteit van vandaag terug te willen vinden in het verleden. Daarbij snijdt hij diep in het eigen vlees, dat van de (Nadere) Reformatie. Maar ook boort hij verstopte bronnen aan in wat in de Dordtse Leerregels is verwoord. Hij vindt, dat op de synode van Dordt de twist met de Remonstranten beter niet zo vanuit de leer van de verkiezing had kunnen worden aangepakt. Ook projecteert hij deze wijze van omgaan met de 'vrije genadeleer' terug in Calvijn (zie onze volgende artikelen en onze reactie daarop).
Gevolg van alles is — naar het oordeel van Graafland — dat onze gereformeerde traditie — om het lelijk te zeggen — opgescheept is geworden met een genadeleer, die sterk vanuit de verkiezingsleer is gestructureerd. Met alle afwijkingen van dien.
Nu is het echter de vraag, of deze beoordeling van de gereformeerde geloofstraditie — stel, dat Graafland in de duiding daarvan exact gelijk heeft — door hem wel voldoende onderbouwd wordt vanuit het getuigenis van de Schrift.
Historische waarde-oordelen zijn voor een gereformeerd theoloog immers altijd onderworpen aan het Schriftgetuigenis. Ten diepste vallen toch de beslissingen op het bijbels theologische vlak.
Nu beweren wij niet, dat Graafland zich niet steeds in volle ernst afvraagt, wat de Schrift in deze getuigt. Wij zeggen wel, dat Graaflands beroep op de Schrift ons bepaald niet altijd zo overtuigend in de oren klinkt, dat hij op grond daarvan het recht kan hebben, om aan het getuigenis van onze belijdenis zoveel vragen te stellen als hij doet vanuit zijn historisch bezig-zijn. Dat alles over de inhoud, de strekking, de bedoeling en de methode van wat Graafland schrijft in zijn boek 'Gereformeerden op zoek naar God'.
In een volgend artikel willen we een poging doen om de positie van Graafland in de gereformeerde traditie te bezien en gaan we wat dieper in op de inhoudelijke kant van de zaak.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uitzicht in een tijd van Godsverduistering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's