Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rechtvaardiging van de goddeloze (2)

Bekijk het origineel

De rechtvaardiging van de goddeloze (2)

N.a.v. 'Gereformeerden op zoek naar God'

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit tweede artikel over Graaflands boek 'Gereformeerden op zoek naar God' willen wij eerst proberen aan te geven, welke positie Graafland wenst in te nemen in het geheel van de Gereformeerde traditie, welke kwalen hij daarin ontdekt en hoe hij tegelijk van daaruit een medicijn aangereikt wil hebben tegen het euvel van de Godsverduistering in onze dagen.

De waardering van het Gereformeerde erfgoed
Een van de kwalen die Graafland daarbij aanwijst is gelegen in wat hij noemt de verinnerlijking, versmalling en verenging in de spiritualiteit. Daarbij heeft hij vooral het oog op een personalistisch/individualistische beleving van het heil, waarin de context van het volle en concrete leven afwezig is. Tegelijk echter gelooft Graafland – zoals reeds eerder gezegd – dat juist in de Gereformeerde geloofstraditie, mits in haar diepste en meest wezenlijke bedoelingen verstaan, een erfgoed is bewaard, dat goud waard is in een tijd als de onze waarin Gods steeds meer naar de randen van het mensenbestaan is gedrongen.
Dat laatste is voor hem een werkhypothese. Niet meer en niet minder dan dat. Deze traditie behoeft niet zonder meer het laatste woord te hebben. Ze moet in elk geval steeds getoetst worden aan de Heilige Schrift. Om die te dienen. 'Sola Scriptura' (alleen de Schrift). 'Tota Scriptura' (geheel de Schrift).

Een geheel eigen waarde
Nu kunnen wij ermee instemmen, dat de Gereformeerde traditie inderdaad niet steeds vruchtbaar is gebleken. In het bijzonder waar sprake is van de verenging waar Graafland de vinger bij legt.
Het is waar, de belijdenis is de Schrift zelf niet. En de beleving van de religie van deze belijdenis bleef niet buiten de invloeden van de geest van de tijd en van de machten der duisternis (o.a. de door Graafland gesignaleerde verenging in menig opzicht). In de opmerkingen die Graafland daarover maakt, zal zeker een kern van waarheid schuilen.
Toch zouden wij graag hebben gezien, dat Graafland – ook zonder direct op de bruikbaarheid en nuttigheid van het Gereformeerde geloofsgoed te letten – het geheel eigene en unieke van de Gereformeerde belijdenis meer had benadrukt.
De bijzondere wijze immers is die belijdenis uit de Schrift geput. Hoe functioneert in die belijdenis het geheel enig gezag – formeel en inhoudelijk – van de Schrift. Het is daardoor, dat de rechtvaardiging van de goddeloze (door het geloof alleen) het allesbeslissend hart van die belijdenis kon worden.

Kernbelijdenis van de Reformatie
Terugkerend tot de vraag, waar Graafland wenst te staan in het geheel van de Gereformeerde traditie, is het niet onduidelijk, dat ook hij zijn exclusieve uitgangspunt kiest in wat hij noemt de kernbelijdenis van de Reformatie, de rechtvaardiging van de goddeloze. Het is daarin, dat het antwoord ligt op de diepste nood van de mens van alle tijden. Graafland gaat niet uit van de gedachte, dat het thema van de Reformatie, dat van zonde en genade zo contextueel was (aan die tijd met zijn eigen vraagstellingen gebonden), dat het in onze tijd van Godsverduistering dient ingeruild te worden voor de vraag naar het Godsbestaan en naar de Godsregering op zich. Ook al vindt hij niet met wijlen ds. G. Boer, dat de vraag naar het bestaan van God in wezen een goddeloze vraag is (blz. 109 over 'het ongelijk van Boer'). Zie onder.
En waarom is deze kembelijdenis dan zo relevant voor de prediking ook van de 20e eeuw? Omdat daarmee is uitgesproken wat Gods Woord betuigt, dat de mens van welke tijd ook tot in de grond bedorven is en dat voor die mens niets minder nodig is dan de reddende genade van Jezus Christus.
Echter – en dat is het wat Graafland sterk accentueert – deze 'waarheid' moet wel concreet worden toegepast op de tijd waar in wij leven (die van twee eeuwen 'verlichting'). Wij moeten niet in algemeenheden vervallen, waarbij niemand zich in feite iets meer kan voorstellen.

Wat is concreet?
Welnu, in verband met het laatste vooral is er – dunkt ons – op wat Graafland schrijft wel het één en ander af te dingen. Wij doen niets af van zijn kritiek op algemeenheden en abstractheden waarin het spreken over zonde in de orthodoxe-reformeerde prediking vaak blijft hangen. Waar in deze prediking het woord zonde overmatig veel wordt genoemd, wordt lang niet overal en altijd duidelijk, wat de prediker daarmee in feite op het oog heeft (behalve misschien als hij jongeren waarschuwt tegen het sexualisme van onze tijd b.v.). Dat geeft aan de prediking dan ook inderdaad, zeker voor het opgroeiend geslacht, de idee van levensvreemdheid (blz. 35). Hoe nodig dus, dat wij in de bediening van het Woord van God concreet en ontdekkend wijzen op die zonden die juist ook in onze tijd en in onze kring velen in hun greep hebben en die de Godsverduistering die ons bedreigt, hebben bevorderd.
Een feit is echter, dat dat concreet aanwijzen van zonden in de prediking een uiterst moeilijke opgave is. Direct al dreigt hier het gevaar van moralisme en formalisme. Kan 'het buitenste van de drinkbeker' ooit gereinigd worden, als de dingen niet vanuit het hart van de zaak worden aangepakt? En verschilt de Gereformeerde prediking niet juist op dit punt heel fundamenteel van een prediking waarin een 'social gospel' de hoofdrol speelt? Verschilt zij ook niet wezenlijk van een verhorizontaliseerde en vermaatschappelijkte prediking waarin aan het eigenlijke van het heil des Heeren tekort wordt gedaan? En dat juist omdat hier alle nadruk valt op een verbreding van de spiritualiteit. Staat hier niet het sein op onveilig? De zonde zit bepaald dieper dan in het bezitten van macht en geld op zich en/of in een slecht beheer van het milieu.
O.i. komt het er dan ook juist in onze tijd waarin het gevaar van oppervlakkigheid in de prediking met handen te tasten is, op aan, volle nadruk te leggen op de Bijbelse en 'innerlijke' beleving van wat het hart van de Gereformeerde religie is en blijft: de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof in Christus alleen.
Wat Graafland in de verdere ontwikkeling van de beleving van de Gereformeerde religie signaleert, onderschatten wij niet. Maar wat het zwaarste is, moet ook hier het zwaarste wegen.
Zal een gereformeerde prediking ons niet leren om 'steeds dieper te graven en meer gruwelen te ontdekken' in het arg(zeer)listige mensenhart? Concrete zonden zijn pieken van een ijsberg waarvan het grootste deel onder water zit. Wij doen zonden, maar we zijn ook zonde. Wat dit betreft kunnen we niet direct, radicaal en concreet genoeg zijn in het aanwijzen van de ellende-staat waarin wij mensen verkeren.
Paulus op de Areopagus (Hand. 17 : 15vv) was zeer concreet in het aanwijzen van de zonden der Atheners. Maar hij boorde ook de bron van ellende aan in zijn prediking (vgl. Rom. 1 : 21vv). David had in Ps. 51 een uiterst concrete zonde voor zijn God te be­lijden (de zonde van overspel met Bathseba). Maar hij ging ook terug naar de bron van zijn zondebesmetting, 'reeds van het uur van zijn ontvangenis af'. En daarmee verdoezelde hij zijn concrete zonde niet. Hij stelde ze veeleer tegen de achtergrond van zijn totale bedorven bestaan.
Komen we in een Gereformeerde preek niet steeds ook in die diepte terecht? Komen we niet steeds in het paradijs terecht? De ontdekking daarvan is een concrete realiteit in ons leven. Ten diepste niet door een prediker tot stand gebracht. Maar door de werking van de Heilige Geest.
Gelukkig zijn er ook in onze tijd die van deze dingen weten. En die niet alleen van dit ontdekkend werk van Gods Geest weten, maar die ook in de nood van hun verloren leven hebben leren verstaan wat het Vaderschap Gods en de verzegeling van de Heilige Geest voor het leven van het geloof inhoudt.
Ook wat dit laatste betreft zouden wij er dan ook de nadruk op willen leggen, dat er niet concreet genoeg gepreekt kan worden. D.w.z. dat wij als dienaren van het Woord van God niet slechts de weg tot Christus prediken, maar ook het leven uit Hem, in een daadwerkelijk geloofsleven en in de kracht van Gods Geest. Was het in dit opzicht dan niet juist de positieve kant van de Nadere Reformatie, dat vele theologen en predikers daarnaar stonden? En komen deze dingen in de prediking vandaag wel voldoende tot hun recht?

De Evangelische beweging
In dit verband mag ook de vraag wel gesteld worden, of deze diepte van het Bijbelse spreken over zonde en genade in de Evangelische beweging – in het algemeen gesproken – wel voldoende aan de orde komt. Graafland voelt zich op allerlei punten door die Evangelische beweging aangesproken. Maar vindt hij ook, dat deze beweging model kan staan voor een prediking van zonde en genade in hun bijbelse concreetheid en diepte?
Kenmerkend voor de Reformatorische belijdenis en voor een Reformatorisch gezinde christenheid is een diep zonde- en schuldbesef Juist omdat de rechtvaardiging van de goddeloze hier zo centraal staat. Het is ook dat zonde- en schuldbesef dat aan het gehele leven van het geloof een geheel enige diepe geeft en dat de kennis en de beleving van de rechtvaardiging en van Gods verkiezende genade intensief en rijk maakt. Niet voor niets zijn ons daarom ook de Psalmen zo lief.
Daar komt bij, dat naar ons inzicht onder zgn. evangelische christenen nog al eens een visie op de wet van God en op het vrij zijn van de wet gevonden wordt, waarin met het Oude Testament en alles wat ons daarin als Gods heilige wil wordt voorgesteld, weinig of niet rekening wordt gehouden.
Dat alles nog afgedacht van de Arminiaanse of Remonstrantse dwaling – die overigens bepaald niet kenmerkend is voor de Evangelische beweging op zich – waarin al te optimistisch gedacht is over de onwil/onmacht van de mens om zich uit zijn zondebestaan te bevrijden.
De rechtvaardiging van de goddeloze is een kernbelijdenis van de Reformatie. Maar de zaak die zich voltrekt in de beleving van de rechtvaardiging, is er één van alle tijden. Hoe concreet en actueel die zaak ooit zou kunnen worden toegespitst.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1991

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De rechtvaardiging van de goddeloze (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1991

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's