Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'Weet, dat de Heere God is'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Weet, dat de Heere God is'

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 100 : 3a

Wat heeft de tempel in Jeruzalem een zeer centrale plaats ingenomen in het godsdienstige leven van het volk Israël.
Het is dan ook de plaats, waar de Heere woonde temidden van Zijn volk.
Uitbundig hebben Israëls zangers uiting gegeven aan hun verbondenheid aan het Huis des Heeren.
'Hoe branden mijn genegenheên om s' Heeren voorhof in te treên.'
De zanger benijdt zelfs de mus en de zwaluw, die altijd maar door bij Gods altaren mogen vertoeven.
Nu is psalm 100 ook een lied, dat alles te maken heeft met het gaan naar de tempel des Heeren.
Het is een intochtslied, waarmee het volk lovend en jubelend de poorten van het heiligdom binnengaat.
Lopend door de poorten zien ze al spoedig het altaar, waarop ditmaal het offer der dankbaarheid, het zogenaamde lofoffer, aan Israels getrouwe God zal worden gegeven.
Al zingend dus gaat het volk de offerplechtigheid bijwonen.
Daar staat het altaar, dat zo duidelijk spreekt van verzoenende genade.
Wat een lammeren zijn op dat altaar ten offer gebracht.
Het lam in onze plaats.
Menig Israëliet heeft het in de loop der eeuwen in verwondering verstaan, wat dit te betekenen had. En hij heft z'n verbroken hart op tot de God des levens, de God van veel goedertierenheid en menigvuldige verlossing.
Wat is er dan alle reden toe om de Heere ook telkens het lof- en dankoffer te brengen.
Erkent toch de Heere, ook in Zijn weldaden, die Hij ons gegeven heeft.
Het Woord wijst ons de weg in deze honderdste psalm.
Wat is dan het eerste, dat uit deze psalm naar ons toekomt?
'Gij ganse aarde, juicht de Heere! Dient de Heere met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.'
Heel de schepping, dus al wat leeft, wordt opgeroepen om Gods Naam te verheerlijken.
Wat opvallend, dat dit de inzet is van onze lofzang.
Maar moeten we dan niet de nuchtere werkelijkheid zien: De ganse aarde staat toch helemaal niet klaar om de Heere te juichen en Hem te dienen! En dan toch die oproep, die zich zo breed uitstrekt over alles en allen?
De eenvoudige reden is, dat de psalmdichter zo hoog tegen de grote Schepper en Verlosser aankijkt, dat heel de aarde Hem zou moeten erkennen en Zijn Naam verheffen in het danklied.
De achtergrond is: Wanneer dat niet gebeurt, wanneer de lofzang achterwege blijft, wordt de Heere God Zijn eer ontnomen.
Levensgevaarlijke situatie voor ons mensen.
Denkt u eens aan het oordeel over Belsazars leven. Het luidde, enkele uren vóór zijn dood: 'Die God, in Wiens hand uw adem is en bij Wie al uw paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt'.
De lofzegging in de hemel gaat altijd maar door, hoe zou dan de aarde mogen achterblijven. De aarde is toch ook des Heeren! We hebben op de aarde toch ook te maken met een groot en heerlijk God: groot in Zijn genade, heerlijk in Zijn verlossing.
Weet de aarde dan daar niet van?
Er is sprake van een ontstellende vervreemding en verblinding. En die moeten worden doorbroken door de kracht van het herscheppende Woord.
En, o wonder, ze zijn doorbroken op een van God vervreemde aarde, waar niemand naar Hem zou vragen, laat staat Hem met blijdschap dienen.
Er is een gemeente, een vergadering van ware christgelovigen, waar de lofzang gezongen wordt.
Meegenomen door de kracht van Woord en Geest is daar het dienen van de Heere met blijdschap en komt men voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.
Tevens klinkt de roep: O dwaze aarde, dwaze mensen, gaat niet door met de dienst aan uzelf, met het dienen van de afgoden. U gaat er mee te gronde.
Gaat u mee in het dienen van de Heere, waarin u de echte vreugde beleeft? Wat een inspanning kost het, wanneer het Woord des Heeren ons hart en leven raakt. Elke dag moet ik het daarbij hebben van de grote Dienstknecht Jezus Christus.
Door Hem en Zijn vernieuwende genade weet ik, dat de Heere God is.
Ja, daar gaat het dan met name om: Weten, dat de Heere God is.
Dat weet men in Israël.
Bij een ieder, oud en jong, moest deze belijdenis uit Deuteronomium 7 worden ingescherpt:
'Gij zult dan weten, dat de Heere, uw God, die God is, die getrouwe God, Die het verbond en de weldadigheid houdt aan hen, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden tot in duizend geslachten'.
Gij zult dan weten.
Maar hoe weet u iets? Doordat het u geleerd wordt, geopenbaard wordt.
God heeft Zich geopenbaard door van Zich te doen spreken in' Zijn Woord.
Eeuwen lang is dat spreken van God beperkt gebleven tot Israël, maar met Pinksteren zijn de grenzen doorbroken en Gods spreken is gekoinen tot alle volken van de aarde.
Gij zult dan weten dat de Heere God is.
Dit weten van onze tekst heeft duidelijk in zich: kennen, erkennen en liefhebben. Het essentiële is niet, dat we iets van God weten en iets van de Heere Jezus weten.
Het gaat bij dat weten om de erkenning en hoogachting van Zijn Naam, Die heilig en groot en goed is.
Een wetenschap met grote gevolgen.
Erkennen, dat de Heere God is, betekent: Uw leven aan Hem geven, uw hart aan Hem geven.
Is het niet een eis, waar we op stuklopen met ons onwillige hart?
Schakelt u dan toch de Heilige Geest niet uit. Wat is Zijn werk berekend op erge weerstanden van onze kant. Hij weet die te doorbreken, soms bij duizenden tegelijk, zoals op de Pinksterdag. Wat een mensen raakten ondersteboven van het Woord, dat via Petrus tot hen kwam in de kracht van de uitgestorte Pinkstergeest.
Daarom: Weet, dat de Heere God is.
De Heere. Deze naam staat met allemaal hoofdletters in onze Bijbel. Het is de vertaling van de Hebreeuwse naam: Jahweh. 'Ik zal zijn. Die Ik zijn zal.'
Het is de Naam van de getrouwe Verbondsgod. Die het genadeverbond begonnen is en het ook voleindigen zal.
Israël, doe de afgoden weg en weet, dat de Heere God is.
De roep herhaalt zich, ook aan ons adres: Doet de dingen weg, waar u uw hart en leven aan verliest. U komt er zo bedrogen mee uit.
Weet, dat de Heere God is. Van Hem is het leven. Bij Hem is een volheid van genade. Bij Hem is de geborgenheid, die u nergens elders vinden kunt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

'Weet, dat de Heere God is'

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's