Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dienstwerk tot zelfs in de nacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dienstwerk tot zelfs in de nacht

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 134 : 1

Boven deze psalm staat: Een lied Hammaäloth.
Alle psalmen uit de serie 120-134 vallen onder dezelfde naam. Het zijn de zogenaamde optochtsliederen.
Ze werden gezongen door de pelgrims, die op de grote feesten (drie keer per jaar) vanuit allerlei oorden optrokken naar Jeruzalem, de feeststad. Al zingend naderden zij de heilige stad en al zingend gingen zij haar poorten binnen.
'Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in. Daar staan, o Godsstad onze voeten'.
Wanneer het feest voorbij was en de feestgangers weer naar huis terugkeerden, werd ten afscheid psalm 134 gezongen, de laatste psalm van de liederen Hammaäloth.
U moet zich de situatie aldus voorstellen: 't Is nog vroeg in de morgen. Grote groepen pelgrims maken zich op om de stad te verlaten voor de lange reis naar huis. Voor het laatst zien ze bij hun vertrek het tempelcomplex en de tempelwachters op de muren. Binnen de muren zijn priesters en levieten nog druk doende met hun dienstwerk, dat altijd door moest gaan, dag en nacht.
Ten afscheid zingen de vertrekkende groepen pelgrims de dienstdoende wachters en priesters en levieten toe: 'Ziet, looft de Heere, alle gij knechten des Heeren! Gij, die alle nachten in het huis des Heeren staat. Heft uwe handen op naar het heiligdom en looft de Heere'.
Het laatste vers van deze psalm is dan het antwoord van de priesters en levieten vanuit het heiligdom: 'De Heere zegene u uit Sion, Hij, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft'.
De psalm heeft dus het karakter van een beurtzang. Men zingt elkaar een wederkerige afscheidsgroet toe.
We kunnen ons voorstellen, wat er in menig hart onder de vertrekkende feestgangers is omgegaan. Dagen is men samen geweest als volk des Heeren in de heilige stad met als centrum het heiligdom des Heeren. Ze hebben de liefelijkheid des Heeren aanschouwd en deze onderzocht in Zijn tempel.
Menige zegen ontvangen uit de zo veelvuldig verrichte offerdienst: de dienst der verzoening.
Menige zegen ontvangen uit de zo veelvuldig verrichte dienst der gebeden. Ze zien daar nog de zegenende handen van de priester, nadat hij uit het heiligdom weer tevoorschijn kwam.
Dat is nu voorbij. Het gewone dagelijkse werk wacht weer. Enige weemoed laat zich in deze situatie verstaan. Het is u misschien ook wel eens overkomen. In het werk van alle dag ligt echter ook een roeping van Gods wege.
Juist datgene, wat we mee hebben gekregen in het huis des Heeren sterkt ons in die roeping, geeft ons nieuwe kracht en nieuwe moed op de levensweg. We gaan nog nader in op die wederzijdse groet aan elkaar. Het heeft ons zoveel te zeggen.
De groet van de pelgrims gaat met een dringende oproep gepaard. Tot tweemaal toe worden de knechten des Heeren opgeroepen om de Heere te loven. De harten van de pelgrims zijn nog zo vol van wat zij aan goedheid en genade van de Heere hebben ontvangen, dat zij de knechten des Heeren extra opwekken om toch vooral de Heere de lof toe te brengen, die Hem zo toekomt. Weest daar waakzaam in, gij knechten des Heeren en geeft met grote ernst acht op uw werk, met name ook wat de lofzegging betreft.
Wat moet het ons opvallen, dat er in het psalmboek zo vaak de oproep klinkt: Looft de Heere. Daarmee wil kennelijk gezegd zijn: Wie aan de lofzegging niet toekomt, mist tenslotte alles.
Enerzijds zijn de psalmen vol van belijden van zonden en schuld, een roepen uit diepten van ellende en nood.
Wanneer de Heere echter woorden van verlossing laat spreken en die verlossing door het geloof wordt ervaren als een bevrijdende realiteit, rijst de lofzang omhoog. Gezegend zij de Heere, Die zo ontfermend naar me heeft omgezien. Daar gaat het juist om. Het is dan geen oppervlakkige hallelujageroep, maar het is vanuit ootmoed en verwondering de Heere de eer geven vanwege Zijn ontfermende daden.
Looft de Heere, alle gij knechten, gij, die alle nachten in het huis des Heeren staat.
Dus ook alle nachten.
In de stilte van de nachten werden de knechten, de wachters te dringender bepaald om te waken over het huis des Heeren.
De nacht is het beeld van het woeden van de vijanden. Wat het daglicht niet verdragen kan, gebeurt in de nacht.
Wanneer de nacht daalt, moeten de wachters extra waakzaam zijn. Wat een sprekend beeld.
Wachters moeten er zijn op Sions muren om juist ook in de nacht te waken over alles, wat met de Naam en de eer en het huis des Heeren te maken heeft. De wacht houden met en bij het Woord.
Daalt de nacht over de kerk, over de gemeente: het onverkorte en betrouwbare Woord van onze God is een lamp voor onze voet en een licht op ons pad. Dan zal het zijn: 'k Zal Zijn lof zelfs in de nacht zingen, daar ik Hem verwacht.
Dienstwerk in de nacht.
En dan zie ik daar de dienstknecht bij uitnemendheid, Jezus Christus, Zijn dienstwerk verrichten, ook in de nacht.
Hij zong de lofzang in de nacht. Het was nacht, toen Hij uitging naar Gethsemané. Het werd een zeer donkere, zwarte nacht. 'Vader, indien het mogelijk is, zo laat... Uw wil geschiede'.
Vaders Naam, Vaders eer boven alles.
Ziedaar de Christus, de Dienstknecht worstelend om het behoud van Zijn volk in de nacht. Hij wakende, terwijl de discipelen slapen.
Wat een vervulling van het dienstwerk, zoals psalm 134 dat vertolkt. Heel het dienstwerk van het oude verbond wachtte op het werk van deze Dienstknecht.
Heel het dienstwerk van het nieuwe verbond komt voort uit het werk van deze Dienstknecht.
De knechten des Heeren, de wachters, de priesters en levieten zijn onder de indruk van deze opwekkende afscheidsgroet van de wegtrekkende pelgrims. Meegenomen door deze ernstige woorden geven ze aan het volk de zegengroet mee: de Heere zegene u uit Sion, Hij, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft.
Gaat dan heen in vrede, pelgrims, met de zegen des Heeren. De knechten worden geroepen om goed te spreken van de Heere. Het volk, dat deze roep laat horen, zal zelf ook niet ongezegend blijven. De mensen moeten weer naar huis. De weg is vaak moeilijk en thuis vindt een ieder weer zijn zorgen en moeiten.
De zegen des Heeren mag echter hun hart en leven vervullen: kracht naar kruis, sterkte in zwakheid, moed in hulpeloosheid, licht in donkerheid. Balsem van troost en genade drupt in verontruste en verslagen harten. De Heere zegene u uit Sion, Hij, Die de hemel en de aarde gemaakt heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Dienstwerk tot zelfs in de nacht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's