Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Open Doors troffen we het volgende overzicht over 'De verbreiding van de islam'.

Zie: overzicht


In 1892 (honderd jaar geleden!) vond de 'Vereniging' van kerken uit de Af(scheiding) en de Doleantie plaats. Aan het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Kerken In Nederland is nu een compleet nummer gewijd van het Centraal Weekblad. Daarin is aan het woord 'Dolerende ouderling: Elshout':

"Zie (...) de vastberaden trekken om den gesloten mond dier zwijgende ouderlingen, Friesch en Zeeuw, Hollander en Gelderschman. Als goedwaaksche honden, trouwe wachters, zouden ze aanvliegen wie het erf der Gereformeerde Kerken schenden wou en van beide nu vereenigde partijen kijken ze elkaar meer zwijgend aan en vorscht hun oog meer naar wat ze in den anderen hebben, dan dat ze elkaar om den hals vliegen" (J.C. Sikkel in de Zuihollandsche Kerkbode 18-6-1892).
Zo zwijgzaam zullen de meeste ouderlingen wel niet zijn geweest, gelukkig bezitten we zelfs een heuse autobiografie, eerst verschenen als feuilleton in de Friesche Kerkbode, van broeder Arie Elshout Rz., gelocaliseerd eerst in Brabant en dan in Friesland. Beschreven "niet van boven af (...) maar van onderen, zoodat ge u verplaatst voelt onder het volk (...) waar de strijd is geboren tegen de overheersching van het ongeloof in de Kerk, totdat eindelijk de bevrijding der kerk in 1886 is gekomen" (H.H. Kuyper). Hoe keek deze dolerende broeder naar de anderen.
"Want, om het nu maar eerlijk te bekennen: Ik was van huis uit tegen de zoogenaamde '"Scheiding"'. Hoe nu
Scheiding en Doleantie te vereenigen waren, was mij (...) niet recht duidelijk. "Als lid van de commissie voor de vereniging van de derde voorlopige synode in 1891 gaat hem echter, na een uitleg van Kuyper, het volle licht op. De meerdere vergaderingen van de kerken zijn dan een geschikte gelegenheid om elkaar beter te leren kennen. Gedurende de generale synoden worden A en B broeders in één kosthuis gelogeerd. Als afgevaardigde van Friesland ontmoet Elshout in 1893 zo een leeftijdsgenoot uit Brabant, de wereld van zijn jeugd. Hij had toen eens met diens vader, "een ervaren Christen", gesproken over zijn zielestaat, de zoon was daarvan getuige geweest. Waar de vader, een der voortrekkers van de Scheiding in 1834, hem had bepaald bij "de algenoegzaamheid van den Heere Jezus", had de zoon er zo nu en dan een woordje over de noodzakelijkheid der scheiding tussengeworpen. En nu waren zij beiden lid van een generale synode van de Gereformeerde Kerken! Mooi was ook het terugzien van een van de zoons van de vroegere aardappelenschipper, een "doorgewerkt Christen". Elshout had de naam herkend, maar was hij het wel? En ja hoor, toen hij opstond en wegliep, viel alle onzekerheid weg, hij huppelde nog steeds, als jongen was hij al kreupel. Het gaf beiden nog "stoffe tot bewondering van 's Heeren wonderlijke leidingen." '


Uit Transmissie (G.Z.B. en I.Z.B.) knipten we het volgende stijlbloempje van ds. L.W. Smelt (Peru):

'Wellicht zijn in Nederland ook weer door-de-weekse gebedsdiensten nodig, die ons de noodzaak van het gedurig en vurig gebed op het hart drukken. Je hebt soms een bepaald kerkelijk structuurtje nodig om je persoonlijke stille uurtje niet te vergeten en inhoudelijk te verrijken. Of denkt u dat één bid- en dankstond per jaar voldoende is om de afval van God en het ongeloof tegen te houden?'


Uit 30 jaren domineesche (1938) van mevr. M.J. de Vrijer-Struijs, echtgenote van wijlen prof. dr. M.J.A. de Vrijer, het volgende:

'H.M. onze Koningin was in dien tijd eens met Haar gemaal Prins Hendrik en onze Prinses Juliana voor het jaarlijksche bezoek te Amsterdam. Vroeger wist men altijd, dat de Koningin, in Amsterdam zijnde, naar de Nieuwe Kerk ging. Maar dat werden per slot zulke onheilige diensten door den toeloop van volk, dat de Koningin besloot, zonder dat men vooruit wist waar, dan eens hier en dan eens elders te kerken. Alleen kreeg de predikant, die de beurt had, dan 's Zaterdagsavonds ener bericht.
De Zaterdagavonden zijn in ons huis altijd heerlijke, huiselijke avonden geweest. Mijn man heeft steeds de gewoonte gehad vóór in de week zijn preek voor te bereiden en haar op Zaterdag slechts rustig te overdenken en uit het hoofd te leeren. Het is aangenaam luisteren, als de predikant niet behoeft te lezen op den kansel. Zoo zaten wij allen genoegelijk in onze woonkamer op Zaterdagavond 30 Mei 1926, toen er om halftien gebeld werd en een Kamerheer van H.M. de Koningin binnen gelaten werd en mijn man vertelde, dat de Koninklijke Familie het plan had den volgenden morgen bij hem te kerken, wat juist een jeugddienst in de Nieuwe Kerk zou zijn. Heel gezellig bleef de Kamerheer van Hare Majesteit thee drinken en praten en vertelde ook, dat de oude gewoonte, die er vóór den oorlogstijd was, n.l. dat de predikant, bij wien H.M. onder het gehoor geweest was, op het Paleis gevraagd werd om het middagmaal te gebruiken, weer in eere was hersteld, en mijn man daar dus Zondagavond half acht verwacht werd. Bij het heengaan zei de Kamerheer tot mijn man: "U wordt verwacht in rok en witte das". Welk een ontsteltenis: mijn man bezat geen rok. Zoodra de Kamerheer vertrokken was, zijn mijn man en ik geheel Amsterdam doorgevlogen om nog een rok te bemachtigen, maar alle zaken waren reeds gesloten. Mijn man, die altijd even kalm is, troostte mij met: "Nu, het duurt nog lang eer het morgenavond halfacht is". Ik als huisvrouw, kon dien nacht er niet rustig van slapen. Gelukkig kwam er 's Zondags na de kerkdienst uitkomst.
De dienst was indrukwekkend. Even voor de Koninklijke Familie binnenkwam, beklom mijn man den preekstoel der Nieuwe Kerk, vertelde aan de jonge menschen, dat de Koningin met den Prins en de Prinses in de Kerk zouden komen, en verzocht de jongelui om niet met hun hoofden te draaien en naar de Koninklijke Familie te staren, wat zij ook keurig volbracht hebben. Daardoor dan ook bleef het een geheel gewone en ordelijke dienst.
Heerlijk vond ik het te zien, dat onze Prinses alle verzen van "De Heer is mijn herder, 'k heb al wat mij lust" enz. geheel uit Haar hoofd en met zoo'n ernstig gelaat meezong. De prediking was over Johannes 10 : 10b: "Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben en overvloed hebben". En het thema was: "Levensnegatie?" Ik herinner mij, dat mijn man begon met te zeggen, dat hij op een schutting had zien staan met grote letters: "Godsdienst is opium". Dus dat wilde zeggen, dat er nog van die domme, suffe menschen waren, die in godsdienst geloofden en hun betrouwen hadden, maar dat waren zielige wezens... Daar tegenover, wat de Heer zegt: "Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben en overvloed hebben". Wij zongen na de prediking: "Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort. Zij wand'len Heer, in 't licht van 't Godlijk aanschijn voort. Zij zullen in Uw naam zich al den dag verblijden. Uw goedheid straalt hun toe, Uw macht schraagt hen in 't lijden. Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedoogen, maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhoogen". Dit kostelijke zingen door zulk een schare jonge menschen had niets van een verdoovingsmiddel.
's Avonds had mijn man dus de eer om aan H.M.'s disch deel te nemen en graag zou ik u van alles ervan vertellen en het menu, dat nu voor mij ligt, u overschrijven, maar eerbiedige bescheidenheid verbiedt dat. Maar zeker is het, dat het voor mijn man een mooi levenssouvenir is.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's