Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dezer dagen werd in de beide Kamers der Staten-Generaal herdacht ds. H.G. Abma, die op 1 januari ll. overleed. Hier volgt (grotendeels) wat in de Tweede Kamer werd gezegd door kamervoorzitter Deetman en door minister De Vries namens de regering:

Drs. W. Deetman:
'Abma heeft in deze Kamer een geheel eigen en karakteristieke plaats ingenomen. Zo op het eerste gezicht zou men zeggen, dat hij zich volledig heeft toegelegd op het politieke handwerk in de vertegenwoordigende organen, meer dan een kwart eeuw. Dat beeld is echt onvolledig, hetgeen wellicht het beste hierdoor kan worden geïllustreerd, dat Abma als volksvertegenwoordiger in deze zaal de heer Abma was, maar al achter de groene gordijnen als vanzelfsprekend door menigeen werd aangesproken met dominee, ofschoon hij in de omgang met de collega's en het Kamerpersoneel zich niet als zodanig opstelde. Een dominee in de politiek. Dat wilde hij wel zijn. Niet alleen zijn boekje uit 1966, 'Dominee in de politiek', getuigt daarvan. In 1986 zei hij in een interview in het Friesch Dagblad: "Ik zeg niet, dat iedere theoloog in de politiek zou moeten. Maar er zit wel iets in van een uitdaging om de Bijbel in het praktische leven van de politiek te vertalen".
In deze vertaling naar de politie sloot Abma aan bij de politieke beginselen en tradities van de SGP. Maatschappelijke ontwikkelingen, politieke opvattingen van anderen en van zich zelve en niet in de laatste plaats het regeringsbeleid werden getoetst aan Bijbelse normen en waarden, daarbij ook voor het publieke domein allereerst aandacht vragend voor de gehoorzaamheid aan Gods geboden en vervolgens ook wijzend op Zijn beloften van genade. Een benadering verder, waarin de ruimte om met andere politieke groeperingen tot samenwerking te komen en de betekenis van zulk een samenwerking een relatieve is.
Deze politieke opvattingen vertolkte Abma op een eigen wijze. Zijn bewoordingen koos hij zorgvuldig. Hij speelde met woorden en de betekenissen ervan. Niet zelden was er sprake van milde humor, waarbij ook wel enige zelfspot niet werd geschuwd. Vaak klonken zijn woorden niet politiek, maar bezorgd en pastoraal. Respect dwong Abma in het bijzonder af met zijn optreden tijdens het debat over "de drie van Breda". Het – overigens verworpen – initiatiefvoorstel inzake de abortuswetgeving verdedigde hij op een waardige wijze, daarbij vermijdend anderen te kwetsen.
Naast zijn politieke werk heeft Abma tal van andere activiteiten ontplooid. Maar bovenal bleef hij daarnaast de predikant die zo mogelijk iedere zondag in een kerkdienst voorging. Abma placht het spreekgestoelte in de Tweede Kamer wel eens te vergelijken met de kansel. Hij zei eens in een interview: "In de Kamer is ook een soort spreekgestoelte. Het is toch een katheder, een beetje verhevenheid waar je staat. Het gehoor is natuurlijk wel een iets ander, wat luidruchtiger en beweeglijker dan in de kerk". Maar deze uitspraak van hem kan een misverstand oproepen, namelijk alsof Abma's eigen en hem kenmerkende wijze van optreden hier precies dezelfde was als op de kansel. Was zijn optreden hier beheerst en afgewogen, zoals het in deze Kamer een gewoonte is, op de kansel ontmoette men een bewogen man, die de Bijbelse boodschap vertolkte en uitlegde.
In het najaar van 1991, dus betrekkelijk kort voor zijn plotselinge overlijden, preekte ds. Abma zo, ergens in het land, over Psalm 4, waarvan de laatste regels luiden: "In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen, want Gij alleen, o Here, doet mij veilig wonen".'

Minister De Vries:
'Met het overlijden van dominee Abma is iemand heengegaan, die groot respect verdient en dat niet alleen van degenen die in religieus en politiek opzicht nauw met hem verbonden waren en zijn. Hij heeft in het parlementaire leven van Nederland gedurende een kwart eeuw een markante rol gespeeld. Het is vaker gememoreerd: gedenkwaardig en bewonderenswaardig was zijn optreden in het debat over de drie van Breda. Iedereen zal zich daarnaast zijn verdediging herinneren, samen met collega Verbrugh van het GPV, van hun initiatiefwetsontwerp inzake abortus provocatus, een initiatief van kleine christelijke partijen, die in zijn ogen het geweten van de grote partijen moesten vormen.
Het moeten ook zware jaren voor hem zijn geweest. Gedurende een groot deel van die periode van vijfentwintig jaar combineerde hij het kamerlidmaatschap met de functies van partijvoorzitter en hoofdredacteur van het partijorgaan 'De Banier'. Wat voor een beroep die combinatie van functies op iemands werk- en spankracht doet, zal iedereen in deze Kamer duidelijk zijn.
Het moeten ook zware jaren voor hem zijn geweest, omdat het een periode betrof waarin zich maatschappelijk en cultureel ontwikkelingen voltrokken, waartegen hij vanuit zijn geloofsovertuiging principiële bezwaren had. Zijn kracht lag in het feit dat hij zich naar eer en geweten consequent en principieel tegen die ontwikkelingen heeft uitgesproken en dat hij daarmee de gevoelens heeft weten te vertolken die diep geworteld waren en zijn bij wat ik nu mag noemen zijn deel van de bevolking. En hij wist wat er bij zijn deel van de bevolking leefde. Niet voor niets heeft hij er bij het begin van zijn kamerlidmaatschap voor gevochten in de hoedanigheid van emeritus-predikant te kunnen blijven preken en zo voeling te kunnen houden met zijn kerk en zijn mensen.
Hij was er zich daarbij van bewust met de gekozen opstelling soms ten diepste in te gaan, in te moeten gaan tegen de opvattingen van anderen. Van anderen, van wie hij erkende dat ook zij vaak intensief bezig waren met de fundamentele vragen van het leven en die hij om die reden dan ook respecteerde. Mensen, van wie hij wist dat de zaken waarom het ging ook hun diepste vezels raakte. Uit interviews proefje dan dat hij soms wel begrip kon opbrengen voor de omstandigheden, maar dat legalisering voor hem te ver ging. Het was die combinatie van vaste overtuiging en begrip die hem in een interview deed opmerken: "Je moet van je politieke partij geen afgod maken, een strak en gesloten getuigenis waar geen warmte en sympathie achter schuilgaat moeten wij niet brengen". Deze houding werd daarbij niet uitgedragen in ernstige sermoenen, maar in betogen die een mengeling waren van 'strenge ernst en onderkoelde geestigheid. Die mengeling heeft zeker mede bijgedragen tot de grote aandacht waarmee er steeds naar hem is geluisterd.
Het ging hem overigens niet alleen om het pure getuigenis. Hijzelf constateerde in een interview in Hervormd Nederland dat naast de theologische invalshoek, ingebracht door hemzelf als dominee, de fractie zich destijds in de persoon van ir. Van Rossum, die hoofdambtenaar bij de Cultuur-technische dienst was geweest, ook met de meer praktische onderwerpen bezighield.
Wat de eigen invalshoek betreft, heeft hij eens het volgende gezegd: "De catechismus zegt: je moet je geloof niet alleen op zondag in de praktijk brengen. Ik zeg niet dat iedere christen in de politiek zou moeten. Maar er zit wel iets in van een uitdaging om de Bijbel in het praktische leven van de politiek te vertalen".
Die uitdaging is dominee Abma voluit aangegaan. Zo zullen wij ons hem ook blijven herinneren in een voortdurende worsteling, gevoerd met standvastigheid, met begrip en met gevoel voor humor.'


'In uw rubriek "Globaal bekeken" (Waarheidsvriend van 30-1-'92) kwam een gedichtje voor, dat mij bekend voorkwam', aldus een briefschrijver.

'Het gaat over de stovenzetster, die uit het Land van Kleef afkomstig was.
Ik herinner mij, dat dit vers in zijn geheel werd geciteerd in een voorwoord-met-wat biografische gegevens bij een heruitgave van een boek van Jacob van Lennep.
Deze was Kamerlid, en tijdens zittingen die hem verveelden placht hij wel meer in dichtvorm zijn commentaar te geven.
Volgens het verhaal zou hij, toen het betreffende wetsontwerp in behandeling was, tijdens de Kamervergadering dit vers geschreven hebben.
Dergelijke uitingen zijn er méér geweest van zijn hand.
Ik heb ergens een epigram van Van Lennep gelezen overeen geval waar Groen van Prinsterer, tot verwondering van de "rechterzijde", met links mee stemde. Van Lenneps commentaar was toen, dat het niet verwonderlijk was: Kijk maar naar de beukeblaren, ze beginnen groen maar worden later rood.
Ook schreef hij eens, toen hij met vacantie naar Zwitserland ging, aan een Kamerlid dat zich inzette voor de drankbestrijding. Het slot van dit vers was ongeveer:
"en ik zend, van het meer van Genève mijn groet aan u, bij het meer van genever".'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's