Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Prediking (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Prediking (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volmacht
De apostelen hebben het Woord van Christus doorgegeven in het besef dat de Meester Zelf hen gezonden had. Die volmacht is er ook in onze tijd. Ik denk om wat in het bevestigingsformulier voor de dienaren van het Woord staat. 'Gedenkt', staat er, 'dat God Zelf u door hem – de dienaar – aanspreekt en bidt. Neemt dan het Woord aan dat hij u volgens de Heilige Schrift zal verkondigen, niet als der mensen woord, maar gelijk het in waarheid is, als Gods Woord'.
Die ambtelijke volmacht geeft tegelijk ook het gewicht aan de prediking. We houden als dienaren geen toespraak. We geven niet onze inzichten ten beste; onze mening moet achterwege blijven. Het Woord des Heeren moet klinken. We dienen – om een ander woord uit datzelfde formulier aan te halen – het oprechte Woord dat naar de leer is, vast te gouden en recht te snijden, tot stichting, vermaning en vertroosting.
Dit alles geeft een geweldige klem aan de prediking, en wel naar twee kanten. Zowel naar de kanten van degenen die het horen, maar niet minder naar de kant van hem die spreekt. Het woord uit onze mond dient verantwoord te zijn. God Zelf komt er immers op terug wanneer allen die ons horen voor Zijn rechterstoel worden gesteld. Dat vraagt van de ambtsdrager dat hij spreekt naar het getuigenis van het Evangelie. Want naar dit getuigenis zal God oordelen, beide in dit en in het toekomende leven. Dat vraagt van degene die spreekt vooral dat hij zelfde schrik des Heeren en de liefde van Christus kent.
Het gevaar ligt altijd op de loer dat we ons laten imponeren door mensen zodat we hen ontzien. Of dat we indruk willen maken en een zekere populariteit willen genieten. We geven toe aan ons eerzuchtig hart. Welke prediker, die eerlijk is, kent die verzoeking niet? Intussen zijn we – welke kant we ook opkijken – wel bezig mensen te behagen. Maar dat is roofbouw op de eer van God. Op die wijze zijn we geen dienstknechten van Christus. We zijn (hoe gewichtig alles ook kan klinken) gevaarlijk bezig. Het is een evangelie aangepast aan de mens. De apostel Paulus spreekt het 'vervloekt' uit over een ieder die een ander evangelie brengt. Dat is geen zoetsappige taal. Maar hij zegt dit omdat het welzijn van de gemeente van Christus op het spel staat. Daarom dat vervloekt! Krasse taal, zeker. Maar iemand heeft gezegd: een kerk die niet vloeken kan, kan ook niet zegenen. De opdracht van de prediking is duidelijk: het Woord van God, de Schriften van het Oude en Nieuwe Testament moeten worden doorgegeven. En dat alles in de volmacht van Christus.

Grote aandacht
Het is dan ook niet voor niets dat voor de prediking de eeuwen door zo'n grote aandacht is geweest. Ik denk – om een bekende naam uit de oude kerk te noemen – aan Augustinus (354-430). Door zijn tijdgenoten werd gezegd dat nergens zo recht uit het hart en toch zo knap werd gepreekt als in die uithoek van Afrika. Voor Augustinus was een predikant niets anders dan 'een preker en leraar van de goddelijke Schriften'. Een prediker moest er volgens hem naar staan de Schriften zoveel mogelijk van buiten te kennen, en die ook met een zekere welsprekendheid voor te dragen. Grondige schriftkennis was voor de bisschop van Hippo Regius een eerste vereiste. Tijdens de preek citeerde hij de Schrift uit het hoofd. Alleen voor de langere citaten liet hij zich de afzonderlijke boeken op de hoge trappenabsis, waar hij zat te spreken, door de voorlezer aanreiken. Dat desondanks toch bijna duizend van zijn preken bewaard zijn, ligt aan de snelschrijvers die het gesprokene optekenden.
Overigens vond Augustinus het heel gewoon dat anderen zijn preken bundelden en benutten, mits zij zo goed wilden zijn te bidden voor de maker. Het was hem er om te doen het eenvoudige volk te bereiken. 'Waarom preek ik? Waarom zit ik hier op de cathedre? Waarvoor leef ik? Met welke andere bedoeling dan deze éne dat wij eens tesamen met Christus mogen leven! Dat is mijn streven, dat is mijn eer, dat is mijn roem, dat is mijn vreugde, dat is mijn bezit! En als u niet naar mij hebt geluisterd, en ik tòch niet heb gezwegen, dan heb ik tenminste mijn ziel gered. Maar ik wil niet zalig worden zonder u!'
Wij proeven een stuk gedrevenheid en een zekere hartstocht bij deze prediker uit de oude kerk. Pakkend en eenvoudig heeft hij gesproken om zo het Woord van zijn Zender bij het gewone volk te brengen. Beeldend en met vergelijkingen die soms regelrecht aan het leven op straat zijn ontleend. Wanneer wij enkele eeuwen verder zijn in de geschiedenis, dan is het met de prediking heel anders. We kunnen zeggen dat aan het eind van de Middeleeuwen de prediking in de rooms-katholieke kerk tot een laag peil is gedaald. We kunnen bepaald niet spreken van een regelmatige prediking als het belangrijkste en best verzorgde element in de samenkomsten van de gemeente. We zien wel een ontwikkeling van de zogenaamde 'volksprediking'. Bedelmonniken uit de franciscaner, dominicaner en augustijner orden preekten in de straten en stegen van de steden en dorpen en ook wel in het vrije veld, pakkend, gekruid, op de man af en aanschouwelijk. Maar in de parochiekerken en de publieke samenkomsten van de gemeente vormde het misaltaar met heel het offergebeuren het centrum van de eredienst. Men achtte de preek bijkomstig en ondergeschikt.

Reformatie
Met de komst van de Reformatie treedt er in dit opzicht een duidelijke wending op. Er wordt weer volop en allerwege gepreekt. Dit is het eerste wat men doet en het laatste wat men nalaat. Ik denk aan de reformatoren: Luther, Calvijn, Zwingli en Bucer. Zij achtten de prediking het belangrijkste middel waardoor God Zijn gemeente bouwt en mensen tot geloof in Christus brengt. Je zou het zo kunnen stellen: tijden van geestelijk verval waren vaak tijden van verval van de prediking. En tijden van opleving in de kerk waren bijna altijd tijden van een heldere, krachtige en levende verkondiging.
Luther heeft in de tijd dat hij als jonker Georg op de Wartburg zat (1521-1522) o.a. de Postille geschreven: een verzameling van studies ter voorbereiding van de preken. Hij wilde een bijdrage leveren aan de krachtige verkondiging van het evangelie, waardoor het eindelijk uit zou zijn met het vertellen van allerlei heiligenverhaaltjes op de preekstoel. Men zou dit werk ook op de preekstoel zelf kunnen gebruiken, ook al was het daar niet in de eerste plaats voor geschreven. Het werk heeft grote aftrek gevonden, en het is later door Luther zelf eens het allerbeste boek genoemd dat hij ooit heeft gemaakt.
Er werd in Luthers dagen in Wittenberg veel gepreekt, 's Zondags waren er drie openbare godsdienstoefeningen, en geen enkele zonder preek, zoals voordien zo vaak het geval was geweest. 's Morgens van 5 tot 6 uur werd uit de brieven van Paulus gepreekt, van 9 tot 10 uur over de evangeliën, en 's middags gewoonlijk uit Luthers catechismus. Ook elke werkdag was er een dienst. 's Woensdags werd b.v. het evangelie van Mattheüs behandeld en 's zaterdagsavonds dat van Johannes.
Luther verdedigt een lectio continua, een aaneengesloten behandeling van bijbelboeken, waardoor de gemeente met heel de Schrift vertrouwd raakt. Maar het moet alles met een uur afgelopen zijn, anders vermoeit men de mensen met ezelswerk zoals vroeger in de kloosters gebeurde. Wat betreft de lengte van de preek: Luther nam het zijn vriend Bugenhagen, de stadspredikant wiens preekdienst hij telkens waarnam, kwalijk dat hij de mensen soms wel twee uur lang bezighield. Onbarmhartig noemt hij dat, en hij plaagde er Bugenhagen vaak mee dat in Hamburg onder diens preek een vrouw een kind gekregen had; dat komt ervan als je de mensen te lang in de kerk houdt! Toen een student aan tafel de professor vroeg om een goede homiletische handleiding, antwoordde hij: 'Ten eerste moet je leren de kansel op te gaan, ten tweede er een poosje op te blijven staan en ten derde moet je leren er ook weer af te komen'. De student was eerst boos, maar later begreep hij het beter.
Luther sprak voor de gemeente over de diepste vragen vaak op eenvoudige, kinderlijke manier, soms zo plastisch, dat wij zouden zeggen: dat gaat over de schreef. Maar het was welbewust. 'Ik preek niet voor Melanchton, Bugenhagen of Jonas, want die weten het zelf alles wel, maar voor mijn Hansjes en Elsjes. Die heb ik op 't oog.' En dan acht hij zich in goed gezelschap, want zo deed Christus met Zijn gelijkenissen ook. 'Moedermelk moet men ze geven, geen extracten of kostbare siropen uit de apotheek.'

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Prediking (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's