Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Prediking (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Prediking (5)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het actuele in de prediking
Preken is het Woord van God konkreet maken, juist voor de tijd waarin wij leven. Dat is helemaal in overeenstemming met de Schrift zelf. Alle bijbelboeken zijn oorspronkelijk altijd gericht op bepaalde mensen in een bepaalde historische situatie. Dat betekent dan ook dat de prediker zijn tijd moet kennen, en dat Woord moet toepassen in de situatie van hier en nu. Het is geen bedienen van het Woord in de volle, diepe zin van het woord als de preek die gehouden wordt evengoed honderd jaar geleden had kunnen worden uitgesproken, of na een eeuw nog zou passen. De bewegingen van het leven, de situatie van de gemeente, de verzoeking van de tijd, dat alles moet de dienaar helder voor ogen staan. Dan komt juist het goddelijk karakter van de Schrift tot z'n recht.
Wanneer vandaag gemeenteleden soms klagen over de kwaliteit van de preek, raakt dit lang niet altijd de boodschap zelf, maar heel vaak de manier waarop die boodschap vertolkt en gebracht wordt. De klacht die men dan nogal eens hoort, is: 'Ik geloof wel dat het waar is wat de dominee zegt, maar het is net alsof het mijn eigen leven nauwelijks raakt. Het zijn de oude verhalen die telkens weer terugkeren. Het is net alsof er niets nieuws meer te zeggen is'. Een dergelijke klacht kan betekenen dat men iets anders wil horen dan wat er werkelijk in de Bijbel staat. Aan zulke verlangens mogen we nooit toegeven. Maar diezelfde klacht kan ook legitiem zijn. En wel omdat de prediking een eentonige herhaling is van wat er in de tekst staat, zonder dat die boodschap werkelijk betrokken wordt op het actuele en konkrete leven van de hoorders.
Actueel is intussen nog iets anders dan actualistisch. Een actualistische prediking brengt de laatste nieuwtjes op de kansel, maar loopt toch altijd weer achter de feiten aan. En we vergeten dat de gemeente daarvoor ook niet naar de kerk komt, omdat ze via de media veel beter voorgelicht kan worden. Maar actueel wil zeggen: betrokken op de situatie van de gemeenschap, het volk, en de enkeling; het volle reële leven in al zijn verbanden. Het Woord van God zó vertolken dat men aan de man op de kansel kan merken in welke tijd men leeft.
Overigens is dat verlangen om tijd-betrokken te zijn in de prediking niet van vandaag of gisteren. Ik zou u iets door willen geven van Hyperius, een hoogleraar uit Marburg (Duitsland) in de zestiende eeuw. Hij schrijft in zijn homiletiek: 'Zoveel verschillende soorten gebeurtenissen als er plaats grijpen, zoveel verschillende soorten van preken moeten er worden gehouden. Men lette op de tekenen der tijden; men trooste in tijden van oordelen; men wekke tot kennis der zonden, tot het inroepen van Gods barmhartigheid in tijden van afwijking'. Een andere opmerking van dezelfde schrijver: 'De voornaamste deugd van de prediker is de Schriften met het oog op de omstandigheden van de tijd te verklaren'. Dat schreef Hyperius in 1553.
Wanneer u de preken van de oude schrijvers leest in ons land (zeg maar een honderd jaar na Hyperius), dan merkt u hoe tijdbetrokken ze gesproken hebben vanaf de kansel. Dat viel me ook op bij de al eerder genoemde G. Saldenus (1627-1694). Het is opvallend hoezeer in zijn preken het konkrete leven aan de orde komt: het maatschappelijk leven, het beroep, de handel, de politieke toestand, de oorlogssituatie, de ekonomische teruggang die daarmee gepaard ging, het wel en wee van onze vloot, de verliezen in de oorlog met Frankrijk, de dure tijd door de lasten van de oorlog. Het is bepaald niet tijd-loos, maar hoogst actueel. Heel het leven komt onder de lamp van het Woord.

De jongeren in de prediking
Ik denk niet dat er veel geklaagd wordt dat de ouderen vergeten worden in de preek. Het omgekeerde komt nog wel eens voor: de klacht dat de jongeren vergeten worden. Horen ze erbij? Ja, ze zijn er; ze zitten er. Hoewel... in veel gemeenten zijn ze er niet meer. Als visitator in de classis Hilversum hoor ik regelmatig de klacht: de jongeren bereiken we niet meer; ze komen niet meer op catechisatie, maar ook niet meer in de kerk. Hoe betrekken we hen erbij?
De vervreemding tussen jongeren en de erk is geen nieuw verschijnsel. Volgens onderzoeken van het sociaal en cultureel lanbureau rekende in 1983 tweederde van de mensen tussen 16 en 24 jaar zich al niet meer tot een kerk. De hervormde kerk neemt echter in het totale proces van secularisatie, inclusief de kerkverlating door jongeren, de meest ongunstige positie in. Maar in de meeste gemeenten van hervormd-gereformeerde signatuur zijn ze er dacht ik nog. Horen ze erbij?
Wie de doop serieus neemt, wie leeft en denkt vanuit het genadeverbond zal daarop 'ja' moeten zeggen. Onze Catechismus antwoordt op de vraag of men ook de jonge kinderen zal dopen volmondig: 'ja, omdat zij, evenals de volwassenen, in het verbond van God en in zijn gemeente begrepen zijn' (vr./antw. 74). Dat is de lijn van de Schrift; dat is gereformeerd. Ze horen erbij. En hoe komt dat nu uit? In het kader van ons onderwerp zou ik willen zeggen: onze jongeren moeten ook in de prediking aan God komen, en aan de beurt komen. Ook al lijkt het leefklimaat waarin zij ademen voor het evangelie onbereikbaar te zijn, wat in de tekst staat moet ook op hen toegespitst en toegepast worden. De voorbeelden moeten niet alleen uit het leven van ouderen gekozen worden, maar ook uit dat van de jongeren. Zij moeten, evengoed als de ouders en de ouderen, speciaal aangesproken worden. En dan zijn we er niet als we vijf keer speciaal 'jongens en meisjes' zeggen. Nee, hun situatie, hun problematiek, hun levenservaring en verzoeking moeten genoemd en belicht worden.
Dat is ook voor de jeugd toepasselijk pre­ken. Hun tegenwerpingen tegen het evangelie, hun vragen in verband met het geloof hun moeite met het wereldgebeuren, de roep tot bekering, tot belijden, tot dienen in hun jonge leven, de navolging van Christus, dat alles moet aan de orde komen. Niet overdreven of gekunsteld, maar vanuit de tekst en in de juiste samenhang. Als jongeren van de kerkdienst steeds het gevoel krijgen dat de preek hen niet aan­ gaat, werkt dat ongeïnteresseerdheid in de hand. Wanneer de woorden over de hoofden van de jongeren heengaan (ook door de woordkeus) en nauwelijks landen in hun dagelijks bestaan, kan dat mede een oorzaak zijn dat jongeren kerk en geloof voor gezien houden. Ze moeten zich in de preek herkennen, ook al kunnen ze misschien niet heel de preek begrijpen. Dat mag onze zorg zijn. En dan is het aan de Heilige Geest deze prediking in hun leven toe te passen.

Interesse wekken
Laten we hun interesse wekken, door het gesprek thuis. Door allerlei vragen in het gezin, en ook op de catechisatie. Wat dit laatste betreft zou ik een leuk voorval door willen geven. Het was maandagmiddag om vijf uur. Het gesprek kwam in deze groep van 13-jarigen op de preek. Eén meisje (bepaald niet verlegen) bekende heel spontaan dat ze na tien minuten altijd afhaakte, omdat ze het meestal toch niet begreep. 'M'n moeder kan u altijd goed begrijpen', zei ze, 'maar ik niet.' Heel de groep vond dat ze gelijk had, en ineens kon niemand het meer begrijpen. Daar sta je dan als catecheet...
Ik keek de kring eens rond en stelde het volgende voor. De catechisante die het na tien minuten voor gezien hield, zou de volgende keer eens opschrijven wat ze moeilijk vond en echt niet begreep. Dat vond ze een prachtig idee.
Nou was het die zondag daarop geen eenvoudige tekst; het ging over het bedroeven van de Heilige Geest vanuit Efeze 4. Maar wat bleek? Ze had drie vellen vol geschreven en zo zelf een verslag gemaakt van wat die morgen aan de orde kwam. En heel enthousiast kwam ze tevoorschijn. 'Dominee, ik heb nu wel dertig minuten kunnen luisteren. Dat is voor het eerst van m'n leven. En ik heb het eigenlijk veel beter begrepen dan anders. Twee dingen moet u me nog eens uitleggen...'
We hebben een onvergetelijk uur gehad die middag, waarin van alles ter sprake kwam. Het ijs was gebroken en m'n voorstel was bijzonder effectief gebleken.
Ik ben me ervan bewust dat ik niet als eerste zoiets voorstelde. Voetius gaf in de 17e eeuw in Utrecht al het advies om van de preek aantekeningen te maken. Hij wist blijkbaar dat dit een uitstekend middel was om de betrokkenheid te vergroten.

Het taalveld in de prediking
Ik moet u zeggen dat ik de laatste tijd nog wel eens de opmerking hoor van een bruidspaar bij het gesprek met het oog op de trouwdienst, of in een familiekring met het oog op de rouwdienst: dominee, er zijn nogal wat mensen die nooit in de kerk komen, zoudt u vooral in uw taalgebruik daar rekening mee willen houden. Zo'n opmerking zet je wel aan het denken. Er is blijkbaar een steeds grotere kloof aan het groeien tussen de taal die we doorgaans bezigen in de kerk, en het leven van iedere dag.
Natuurlijk, de Schrift en ook de prediking brengen hun eigen taal mee. Maar dat neemt niet weg dat we een verstaanbare taal hebben te spreken, voor jong en oud. Geen studeerkamertaal. Geen gettotaal. Geen zalvende stichtelijke of een dierbare preektoon. In dit verband denk ik aan de woorden die mijn vader nog wel eens aanhaalde: 'Verlos ons van de preektoon Heer, geef ons natuur en waarheid weer'. Geen dikke woorden, maar soberheid. Nooit kunnen we helder genoeg en te eenvoudig zijn in woordkeus en taalgebruik. De grote predikers in Gods kerk boeiden door hun eenvoud en duidelijkheid.
Ik geef hier door wat prof. H. Jonker ergens vertelt. Hij had op zondag een toespraak verzorgd voor de radio. Enkele dagen later kreeg hij een briefje van koningin Wilhelmina met het verzoek wat minder geleerde woorden te gebruiken, opdat zijn geestelijk voedsel ook 'de zeer eenvoudigen' zou bereiken. Jonker zegt dat hij deze opmerking nooit is vergeten en ter harte heeft genomen.
Het taalveld waarin we ons uitdrukken kan inderdaad een belemmering zijn voor de verkondiging van het Woord Gods. En dat is jammer. De Schriften te laten spreken in de taal van deze tijd, zònder daarbij de boodschap geweld aan te doen of tekort te doen om de inhoud, daarvoor hebben wij ons in te spannen, en dat waardeert de gemeente.
Overigens is dat de eeuwen door zo geweest. Ik las bij A.Th. van Deursen in z'n boek 'Bavianen en Slijkgeuzen' (over de kerk in de periode ± 1600-1620): 'Wie met forse stem sprak en levendige gebaren maakte, wie zijn preek uit het hoofd voordroeg, en eenvoudige duidelijke taalgebruikte, die had bij de gemeenten zo goed als gewonnen spel, mits hij ook nog aan een andere uitwendige eis voldeed, dat de preek niet te lang zou zijn'.
En Van Deursen meldt ook nog iets uit de acta van Den Briel uit 1595. Een waarschuwing aan proponenten om (ik citeer) 'eygen woorden te gebruycken in Duytsche taaie...'.
We sluiten deze reeks over de prediking af. In deze tijd van uit elkaar groeien en van groepsvorming is er maar één heilzaam middel: een rustige, heldere en vooral evenwichtige bediening van het Woord. Een prediking die niet kil is, maar doortrokken van de gloed van de levendmakende Geest. Van dat Woord mogen we verwachting hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De Prediking (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's