Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als alle spreken over boven van beneden komt (2)

Bekijk het origineel

Als alle spreken over boven van beneden komt (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lezers hebben ongetwijfeld uit het begin van het eerste artikel van prof. Velema wel begrepen dat de drie artikelen, die nu geplaatst worden, al enkele weken in portefeuille lagen. Ze werden geschreven toen prof. Velema het boek van prof. Kuitert 'Het algemeen betwijfeld christelijk geloof' nog niet had kunnen lezen. Nu er zoveel over dit boek te doen is, is het goed bijgaande artikelen, die los staan van Kuiterts boek, te lezen omdat daarin de achtergrond van diens theologisch denken centraal staat. Red.

De Bijbel erbij
We willen nu de stelling dat alle spreken over Boven van beneden komt eens leggen naast wat we in de Bijbel lezen. Ik neem enkele voorbeelden uit het vele dat hier genoemd kan worden.
We beginnen met de roeping van Abraham uit Genesis 12. De Heere had tot Abraham gezegd dat hij uit zijn land en familiekring moest vertrekken (12 : 1). Dit is in het licht van de grondstelling niet mogelijk. We zullen dat anders moeten verstaan.
Abraham heeft zich ingebeeld dat Hij de Heere heeft horen spreken. Abraham heeft het zelf verzonnen, moeten we zeggen, als we het wat scherp formuleren. Vriendelijker gezegd stellen we dat Abraham zich van binnenuit gedrongen heeft gevoeld om naar een ander land te gaan. Die drang heeft hij aan God toegeschreven. Maar van God kan die drang niet afkomstig zijn. Alles wat immers over Boven gezegd wordt komt van beneden, in dit geval van Abraham zelf of van de verteller die in het boek Genesis aan het woord is.
In elk geval is er geen andere conclusie mogelijk dan dat deze woorden door Abraham of door de auteur van Genesis aan God in de mond worden gelegd. In feite is dit wat vriendelijker geformuleerde resultaat niet anders dan de eerste conclusie: dat de Heere tot Abraham heeft gesproken, is bedacht door de schrijver of door Abraham zelf. God kan het niet gedaan of gezegd hebben, want alle spreken over God komt van beneden.
Welnu, dit toeschrijven van woorden aan God, is niet anders dan door mensen bedacht. Er is geen andere zekerheid omtrent het spreken van God tot Abraham, dan dat Abraham zelf of de schrijver het heeft uitgedacht. We kunnen er nimmer zeker van zijn, dat God inderdaad tot Abraham heeft gesproken. De woorden over God komen van beneden. Er is geen kennis van Gods spreken en handelen, dan doordat mensen God als de sprekende en de handelende invoeren en ter sprake brengen.
De lezer begrijpt dat ditzelfde geldt van elke tekst die ons vertelt dat God spreekt of handelt. Ik noem nu maar Exodus 3: Mozes geroepen bij de Horeb. Wat over Gods spreken gezegd wordt, komt van beneden. Het is produkt van Mozes' verbeelding, van zijn innerlijke ervaring of van het voorstellingsvermogen van de auteur. Deze schrijft aan God toe, wat nooit als door God gezegd kan worden aanvaard. Het spreken van God komt van beneden.
Ik herinner aan de toespraak van Mozes in Deuteronomium 1 : 6, 7, 42 en verder aan tal van verzen in de hoofdstukken 2 en 3. God zou gesproken hebben tot Mozes en het volk. Dit is niet anders dan een inkleding, die Mozes of de auteur van Exodus heeft bedacht om aan hun verhaal kracht bij te zetten. Kan er dan niet iets dergelijks geleefd hebben in Mozes' hart, in Mozes' religieuze voorstelling en ervaring? O zeker, maar één ding is nog zekerder: Dat God gesproken heeft, zodat Mozes het uit Gods mond tot zich hoorde zeggen, kan waar zijn volgens de voorstelling van Mozes. Het is een spreken over Boven, dat van beneden komt, aldus Mozes.
Datzelfde geldt van de roeping van de profeten (Jesaja 6, Jeremia 1, Ezechiël 1, Hosea 1 en 2, om nu niet meer te noemen).
Er is omtrent deze roepingen geen andere zekerheid dan dat deze profeten menen dat ze Gods stem hebben gehoord. Of die stem heeft geklonken, kan niemand uitmaken. We kunnen alleen zeggen: zij zeggen, zij denken, zij geloven, dat ze die stem hebben gehoord. Bij dat geloof, bij die overtuiging blijft het. Het is alles product van beneden. Want dat God van Boven spreekt, weten we alleen door het verslag van de ervaring van mensen hier beneden.
Alles wat mensen over het spreken en handelen van God zeggen, is alleen van kracht, als we het zetten binnen de accolade van: zij zeggen, zij denken, zij geloven, enzovoort.

Geen absolute zekerheid
Kunnen zij zich dan niet vergissen? Kunnen zij wel met zekerheid spreken? Er is dan geen andere zekerheid dan hun persoonlijke overtuiging.
Is dat een absolute zekerheid? Allerminst. Dat is een feilbare zekerheid. Dat is een overtuiging die kritisch nagerekend moet worden. Pas als we dat narekenen hebben uitgevoerd, zullen we aanvaarden, wat deze mensen over God hebben gezegd.
Er is nooit een directe zekerheid mogelijk over wat door God is gesproken en gedaan. Wij moeten het altijd narekenen. Dat is het controleren door het kritisch te toetsen. Dat mag en dat moet, omdat hetgeen over God wordt gezegd nu eenmaal geen andere oorsprong en basis heeft dan van beneden.
We moeten nog een stapje verder: Wat is nu de norm om vast te stellen of iets van God komt en over Hem gaat? Dit criterium kan niet zijn: God heeft het gezegd en daarom geloof ik het. Neen, wil iets waar zijn, dan moet het bevrijdend werken. Dan moet het toekomst openen en moed geven. Dit is echter een criterium van beneden af, vanuit de rnens. Het gaat erom wat ik aan bevrijding, verwachting en hoop in bepaalde bijbelverhalen beleef. Men lette erop, hoe het zwaartepunt hier wordt verschoven. Pas als ik er iets van hoop en van verwachting voor de toekomst in beleef, is het waar!

Niet waar in zichzelf
Wie dit goed doordenkt, moet zeggen: een bijbelverhaal is niet waar in zichzelf. Het wordt waar, doordat het iets voor mij betekent, doordat ik er iets mee kan. De waarheid van het bijbelverhaal wordt vastgesteld vanuit mijn ervaring.
Hier gebeurt eigenlijk hetzelfde als met de bijbelschrijvers of de bijbelse figuren zelf. Zij spreken vanuit hun ervaring. Zij schrijven aan God toe, wat zij denken dat zij gehoord, gezien of beleefd hebben.
Dat ligt dan vast in de Bijbeltekst. Voor mij wordt het door hen geschreven of verhaalde woord pas waar, als ik er ook iets in zie en ervan ervaar. Of dat hetzelfde is wat zij ervaren hebben en bedoeld hebben aan ons door te geven, is niet belangrijk.
Beslissend is of ik mij bij het lezen en (horen) bespreken van hun woorden, iets over God kan voorstellen. Alleen dan is het Bijbelwoord waar voor mij. Anders is het niet meer dan een stukje religieuze ervaring en duiding uit het verleden. Daar blijft het dan bij.
Ik moet dus door mijn ervaring, door mijn beleving, de tekst van de Bijbel tot leven brengen. Doordat en voorzover ik er iets in zie, is de Bijbeltekst ook voor mij waar. Dan herhaalt zich wat de Bijbelschrijver heeft meegemaakt. Dan kan ik ook zelf zeggen: God heeft tot mij gesproken.

Slechts indirect waar
Dat is alleen indirect het geval. Dat is alleen waar omdat ik er iets in hoor dat mij wat doet.
Het komt niet rechtstreeks van God. Het is niet waar in zichzelf. Het is afhankelijk van wat ik ervan vind. Neen, het is waar, omdat ik er iets bevrijdends en hoopvols in hoor. Dat hoopvolle noem ik het spreken van God.
God kan alleen spreken bij de gratie van mijn controleren dat Hij spreekt. Als ik dat spreken niet constateer, is de Bijbeltekst stom. Dan zegt hij niets.
Hoe noemen we dit? Subjectivisme, en niets anders. Alles wat van God en over God gezegd wordt, gaat door de kritische filter van onze toetsing. Of God toen gesproken heeft, kan alleen door mij nu vastgesteld worden. Criterium is (nogmaals gezegd): Werkt dat woord voor mij bevrijdend en toekomstopenend?
Ik ben dus zelf keurmeester en toetssteen van wat anderen over God menen te mogen of te kunnen zeggen.
Ik moet het zelf waarmerken: dat is eigenlijk: ik moet het waarmaken. Er is geen sprake van dat God onafhankelijk van mij iets tot mij zegt. Gods spreken is opgeborgen in het controlesysteem van beneden. Daar kan God niet bovenuit komen. Hij is gevangen in mijn spreken van beneden. Met excuses voor deze Beeldspraak.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Als alle spreken over boven van beneden komt (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's