Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om de rechte leer en het rechte kennen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de rechte leer en het rechte kennen

Orthodoxie en orthognosie

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorige week werd door ondergetekende een referaat gehouden voor een ambtsdragersvergadering in Veenendaal over het thema 'Het bevindelijk element in de belijdenis.' In de loop van de tijd heeft de gereformeerde belijdenis, ondanks het feit, dat deze in de kerken een accoord van kerkelijke gemeenschap en zo ook van gelóófsgemeenschap is, niet altijd geleid tot eenzelfde inhoud van de prediking. Er zijn kerken en stromingen binnen het gereformeerd protestantisme, die vooral orthodox zijn. Er zijn andere stromingen van meer piëtistisch of bevindelijk type.
Het accent lag in het betreffende referaat op het gegeven, dat de belijdenis zelf wel degelijk bevindelijk van aard is en ook bevindelijk genoeg. Als zodanig gaat het in het gereformeerde geestesgoed om méér dan orthodoxie, om méér dan de rechte leer. Het gaat ook om orthognosie, het rechte kennen, of het rechte bevinden. De vraag mag echter worden gesteld of 'we', in het geheel van de gereformeerde gezindte, niet orthodoxer en minder bevindelijk zijn geworden. Aan die twee woorden, orthodoxie en orthognosie, willen we daarom nog enige verduidelijking geven.

Orthodoxie
In de orthodoxie gaat het om de rechte leer. Dat het in de kerk ook gáát en gaan móét òm de rechte leer, is een voluit bijbels gegeven. Paulus schrijft aan Timotheüs, dat deze is opgevoed in de woorden des geloofs en der goede leer (1 Tim. 4 : 6) en dat, als ie­mand een andere leer leert dan die overeenkomt met de gezonde woorden van de Heere Jezus Christus, deze opgeblazen is, niets weet en raast (1 Tim. 6 : 3). Ook in de ambtsbediening gaat het om het vasthouden aan de rechte leer (Titus 1 : 9).
In de kerkgeschiedenis is de orthodoxie echter ook een bepaalde stróming. Het is de eeuwen door de richting geweest, die alle nadruk legde op de leer, op het zuiver houden van de leer. De vader der orthodoxie is wel genoemd Athanasius, die tegenover Arius de godheid van Christus verdedigde. Toch is er altijd, met name in de Reformatie en in de traditie van de Reformatie, ook scepsis geweest ten aanzien van de orthodoxie. Orthodoxie, met alle nadruk op de rechte leer, drukt te weinig uit dat het om méér gaat dan om de leer. Het gaat ook om het leven, om het geestelijk leven, om het geloof in de harten in plaats van het geloof als een louter verstandelijke, beredeneerde zaak. De Nadere Reformatie bijvoorbeeld was zo bepaald ook méér dan orthodoxie.

Orthognosie
Het woord orthognosie, het rechte kennen, komt zo niet in de woordenboeken voor. Het kan op zich ook een misleidend woord zijn, namelijk wanneer het zou worden verbonden met de gnosis of de gnostiek, de stroming in de christelijke kerk in de tweede eeuw en later, die een religie op zichzelf werd en als ketters is afgewezen, omdat de Schrift niet de enige ken-bron was voor het kennen van God.
De uitdrukking orthognosie werd nogal eens gebezigd door H. Jonker. Hij omschreef orthognosie als 'de rechte kennis van God in Zijn openbaring' (Theologia Reformata, 1987, p. 302). Deze kennis, dit kennen heeft dan alles te maken met bevinden, met kennen van het hart. Deze kennis staat tegenover het louter verstandelijke, kille, redenerende denken, tegenover kennis, 'die een voet te hoog zit.'


Het staat zo ook tegenover een verstandelijk beredeneerde bevindelijkheid. Jonker zegt, nadat hij eerst heeft opgemerkt, dat gereformeerde theologen soms het slachtoffer zijn geworden van het rationele denken:
'En het dieptepunt van verblinding wordt bereikt als het schoolse denken er zelfs in slaagt de bevinding zelf door rationele schema's en heilswegen in een ijskoude bevroren bevindelijkheid om te zetten ten koste van de geloofszekerheid der eenvoudigen. De bevinding zelf is in bepaalde kringen niet het probleem, maar de intellectualistische benadering en schematisering van hogerhand.'
Bevinding is de bloedsomloop van het leven des geloofs. Orthognosie heeft dan ook alles te maken met bevinding des geloofs. Geloof zonder bevinding is geen geloof, bevinding zonder geloof is echter geen bevinding.

De belijdenis
Als zodanig heeft de gereformeerde belijdenis aan en in zich de tweeslag van orthodoxie en orthognosie. In de belijdenis wordt de rechte leer verwoord, in afgrenzing van concrete dwalingen in bepaalde tijden maar ook van àlle tijden. De belijdenis is op deze wijze 'een stok om te slaan.' Maar de belijdenis is daarin en daarbovenuit ook gekenmerkt door het rechte kennen, het rechte bevinden, dat als een 'mana' de gloed en glans van de belijdenis uitmaakt. Belijdenis is meer dan dogmatiek, het gaat ook om het lied van het dogma.

Intussen zijn belijdenissen, ook onze gereformeerde belijdenisgeschriften, wel geloofsbelijdenissen. Daarin zijn gelovige, getuigende mensen aan het woord. Hoezeer ook de vragen van de toeeigening des heils wezenlijk zijn in het leven van mensen en hoezeer het ook in prediking en pastoraat nodig is daarop diep en wezenlijk in te gaan, de belijdenissen blijven niet steken in een voorportaal van het geloof. De toeeigening komt in zóverre aan de orde als telkens (bijvoorbeeld in de Heidelberger) gevraagd wordt naar het nut voor het persoonlijk leven. Zowel echter wanneer het gaat om kennis van de ellende als wanneer de verlossing en de dankbaarheid worden beleden, is het gelóóf aan het woord.


Geloven is kennen en vertrouwen. Als zondag 7 van de Heidelberger het geloof omschrijft als kennen en vertrouwen, dan gaat het bevindelijk toe. Het gaat om niets minder dan om het vertrouwen, dat 'ook mij' vergeving der zonden en eeuwige gerechtigheid van God geschonken is om de verdienste van Christus.
En de bekering wordt (in het stuk der dankbaarheid overigens) omschreven als 'hartelijk leedwezen, dat we God door onze zonde vertoornd hebben en als hartelijke vreugde in God door Christus. Kennis in de belijdenis is hartekennis, bevindelijke kennis, bevonden waarheid.
Ook in de Schrift zèlf is kennen bevinden. Als zodanig past hier het woord uit Rom. 5 : 4: De lijdzaamheid werkt bevinding 'en de bevinding hoop en de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, die ons is gegeven.'
De Nederlandse Geloofsbelijdenis — om nog één voorbeeld te noemen — zegt in artikel 23, dat, om ware kennis van de verborgenheid der verzoening te krijgen, de Heilige Geest in onze harten een oprecht geloof ontsteekt, 'hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst. Hem eigen maakt en niets anders meer buiten Hem zoekt.' Een mens, die met David moet zeggen 'Heere, ga niet in het gericht met uw knecht' krijgt vrijmoedigheid om tot God te gaan en alleen te steunen op de verdienste van Christus, aldus artikel 23.

Nogmaals, onze belijdenis is geloofsbelijdenis, maar zo ook bevindelijk van aard. Kennis is geloofskennis, maar die kennis weet van het omhelzen van Christus (dat is taal der liefde), van het liefhebben van onze Zaligmaker. Daarom is onze belijdenis niet een soort notariële acte, geen louter leerstellig document. Het is geloofstaal, die bijvoorbeeld opbloeide daar, waar martelaren de vuurproef doorstonden; beproefd bevonden waarheid in het binnenste.


Het is als met de rechte kennis van het Woord Gods. Luther zegt:
'Het is het Woord van Gods openbaring in Christus, van genade en vergeving. Het komt tot allen, die aan zichzelf vertwijfelen vanwege hun schuld en die begeren van zichzelf, dat is van hun verderf verlost te worden. God plaatst Zijn geliefde Zoon voor hen en laat hen door Zijn vertroostend Woord zeggen, dat ze zich aan Hem moeten overgeven. Wie in Hem gelooft heeft vergeving, hij is vol vrede en gerechtvaardigd, want alle geboden zijn in Christus vervuld. Hij is vrij van alle dingen. Christus prediken, dat is: aan de ziel een weide geven, haar vroom en vrij en zalig maken, wanneer zij aan die prediking gehoor schenkt. Want het geloof is het enige heilzame en doeltreffende gebruik van het Woord Gods.'
In Rom. 15 : 4 lezen we: want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door de lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop zouden hebben.'
Buiten de vertroosting der Schriften rest een louter formeel Schriftgezag. Zo rest, zonder bevindelijke kennis van wat we belijden, een louter orthodoxe leerstelligheid. Luther zei, dat een mens moet leren in de Schriftwoorden (bijv. in 'alzo lief heeft God de wereld gehad') eigen naam in te lezen. Welnu, dat dóét de belijdenis in feite al door telkens te spreken over 'ons' of, heel persoonlijk, 'mij' of 'u': wat tróóst geeft u, wat báát het u?

Vóór ons – in ons
In onze tijd wordt allerwegen de roep om nieuwe spiritualiteit gehoord. Niet zelden gaat het dan om een spiritualiteit van onder naar boven, van de mens uit naar God toe. Maar de gereformeerde spiritualiteit, die als een glans en gloed door onze confessies heenstraalt, is van Boven naar beneden. Wat God vóór ons doet, werkt Hij ook in ons uit, door de in-werking van de Heilige Geest. Dat is rechte bevinding, orthognosie.

Intussen is onze tijd ook uiterst rationéél ingesteld. De roep om spiritiualiteit kan zelfs als een reactie op dat rationele worden beschouwd. We moeten er echter niet vreemd van opkijken als die rationaliteit ook greep heeft op het omgaan met de belijdenis. Het zou kunnen zijn, dat we zo geleidelijk aan, over de hele linie van de Gereformeerde Gezindte, orthodoxer zijn geworden, terwijl het geestelijk leven òf verschraalt of zelfs wordt afgesnoerd. Het zou kunnen zijn, dat daar, waar we de naam hebben bevindelijk te zijn, in feite toch de orthodoxie, de loutere leerstelligheid ten koste gaat van bijbelse spiritualiteit.


Het is geen tijd van hoogconjunctuur met betrekking tot de kènnis van de belijdenis. Ik bedoel dan allereerst verstandelijke kennis. Dat moet echter ook tot schade van het geestelijk leven zijn, ook van het bevindelijke leven. De belijdenis, recht verstaan, is voluit geestelijk, bevindelijk van aard. Ze is ook bevindelijk genoeg.
Met dit alles wil niet gezegd zijn, dat elke verwoording van bevinding ook in de formuleringen van de belijdenis moet plaats vinden. De Geest blaast waarheen hij wil. We weten niet vanwaar Hij komt of waar Hij heengaat. Wanneer een mens gaat spreken over wat God deed ondervinden, dan mag er ook sprake zijn van individualiteit, van hoogst persoonlijke verwoording inzake persoonlijk geleid zijn op de weg des geloofs, van eigen getoonzette verwondering. Hierin komt de veelkleurige wijsheid Gods aan het licht. Maar in prediking, catechese en pastoraat gaat het wel om het grondpatroon van wat in de belijdenis voorhanden is. Het gevaar is altijd, dat het ook in de bevinding gaat 'van beneden naar boven'. Ook de bevinding zal in de Schriften geworteld zijn en als zodanig gekenmerkt zijn door de zaken, die in de belijdenis voorhanden zijn.
Het gaat om het geloof van de kerk, het geloof van de kerk der eeuwen. Dat ligt in onze belijdenissen verwoord. Dat brengt echter tot geloofstaal in de harten.
Wil de kerk in haar getuigenis geloofwaardig overkomen, dan gaat het om meer dan orthodoxie, dan gaat het ook om orthognosie.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Om de rechte leer en het rechte kennen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's