Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zekerheid van het geloof (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zekerheid van het geloof (3)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet onvermeld mag blijven de betekenis van de sacramenten. Het zijn immers heilige en zichtbare tekenen en zegelen die God heeft ingesteld, opdat wij de belofte van het Evangelie te beter zouden verstaan. Door deze eenvoudige middelen wil God ons geloof versterken. Bekend is hoe Luther in tijden van aanvechting troost putte uit het feit dat hij gedoopt was.
In het Heilig Avondmaal komt God wel heel dicht bij ons. 'De nodigende Koning is Zelf onze spijs- en zielsonthaal, schoon in Zijn hemelwoning' (Th. Avinck). In het ge­lovig betrachten van Gods inzettingen hebben wij zegen te verwachten. 'Gij ontmoet de vrolijke, en die gerechtigheid doet degenen, die Uwer gedenken op Uw wegen' (Jesaja 64 : 5). Is het te verwachten dat iemand, die weet dat hij zonder Christus niet kan leven, en toch vanwege zijn kleingeloof aan de inzetting van het Avondmaal voorbijgaat, vrede in Zijn gemoed zal hebben?

Heilige Geest
In het bijzonder willen wij echter de aandacht vestigen op een gave die God ge­schonken heeft tot nadere bevestiging van het geloof, namelijk het geschenk van de Heilige Geest.
In de Heilige Schrift zien wij, dat er een tweevoudige beweging van de Geest is. De eerste is dat de Geest ons als de Geest van het geloof overtuigt van onze zonde om ons tot Christus de toevlucht te doen nemen. De overmacht van het Woord van God laat zich gelden in ons leven. Door dit geloof worden vrij met Christus verenigd. De andere beweging is dat wij, deelhebbend aan Christus en Zijn Schatten, de Heilige Geest ontvangen als Hoofdbewoner van ons leven. 'Omdat gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgestort in uw harten...' (Galaten 4 : 6). In Romeinen 8 geeft Paulus op treffende wijze getuigenis van dit geschenk van de Geest. In het eerste vers zegt hij: 'Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn'.
Aan de ene kant is hier sprake van een conclusie; hij sluit aan bij wat hij in de voorafgaande hoofdstukken gezegd heeft over de rechtvaardigheid van de goddeloze door het geloof. In Jezus is er door het geloof vrijspraak. Tegelijk is dit vers een inleiding op datgene wat volgt. 'Want', zo zegt hij in vers 2, 'de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.' In Jezus, in Wie wij de vergeving hebben, hebben wij ook de vernieuwing van uw leven. Het één is niet van het ander te scheiden. Er is niet alleen Zijn werk vóór ons, maar er is ook Zijn werk in ons. Er is een nieuwe werkelijkheid in ons leven. Niet dat er geen strijd is; die is er juist wel. De overblijfselen van de oude natuur moeten weggedaan worden. Als wij de zonde niet doden, zal zij ons doden! Doch het behoeft niet in eigen kracht. De Geest is werkzaam; wij zijn in Zijn machtsgebied en onder Zijn heerschappij. Hij doet ons in nieuwheid des levens wandelen. 'Zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God.' Hij doet ons gaan in het spoor van Gods geboden. Er is de liefde tot God en liefde tot de naaste. Zo dragen wij het beeld van onze hemelse Vader en is het duidelijk dat wij Hem toebehoren. Deze zelfde Geest is ook de Geest der aanneming tot kinderen (vers 15). Hij doet ons niet bevreesd van verre staan, maar brengt ons ertoe te roepen: Abba, Vader! We mogen hiervoor zelfs een verkleinwoord gebruiken: 'Vadertje'. De Schepper van hemel en aarde, voor Wie wij niet diep genoeg kunnen bukken, mogen wij in Christus vertrouwelijk naderen.
En het is niet iets, dat weggelegd is voor een enkele gelovige. 'Wij bidden dan alleen zoals het behoort', merkt Calvijn op, 'wanneer wij niet slechts met de mond Hem 'Vader' noemen, maar ook in onze harten overtuigd zijn, dat Hij dit is.' Dit zegt hij bij vers 16. Hier wordt nader ingegaan op het werk van de Geest. 'De Geest getuigt met onze geest' (die het wel weet, maar vaak nog zo aangevochten wordt!), 'dat wij kinderen Gods zijn', en daarom ook erfgenamen. Wij hebben dan ook de eerstelingen van de Geest ontvangen (vers 23).


In Efeze 1 : 13 zegt Paulus met andere woorden hetzelfde. Na gesproken te hebben van de verkiezende liefde van de Vader en het werk van de Zoon, zegt hij: 'In Welke ook gij zijt, nadat gij het Woord der waarheid, namelijk het evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welke gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte.'
Eerst is er het horen van het Woord, vervolgens het geloof en dan volgt de verzegeling. De Geest Zelf is het stempel, het kenteken, het brandmerk, dat hij, die gelooft, het eigendom van Christus is.

Getuigenis in het hart
Uit deze Schriftgegevens, die met andere te vermeerderen zouden zijn, is duidelijk van welk een rijke betekenis het geschenk van de Heilige Geest is voor de zekerheid van het geloof.
De kanttekeningen van de Statenvertaling hebben dit, bij hun uitleg van Romeinen 8 : 38 dan ook aangegeven. Ze wijzen bij de Woorden 'Ik ben verzekerd' namelijk op 'de belofte van het heilig Evangelie aan alle gelovigen' (als voorbeeld vermelden zij Johannes 5 : 24), en op 'het getuigenis van de Heilige Geest in het hart.'
Deze zekerheid is iets heel anders dan zelf­verzekerdheid. We worden dan ook niet naar onszelf terugverwezen. Hoezeer de Geest Zijn werk doet in onze harten, onze blik wordt gericht op Wie Christus voor ons wil zijn.
Groeien in deze zekerheid houdt dan ook in, dat Christus en Zijn werk steeds meer waarde voor ons krijgen. Wij zien af van onszelf, zowel van onze eigengerechtigheid, als van onze ongerechtigheid. Het eerste kan ons vleselijk gerust doen zijn, het tweede kan ons, zeker als wij in zonden gevallen zijn, ontmoedigen.
Maar Christus is onze gerechtigheid. En als wij in zonden gevallen zijn, zal de duivel, die ons eerst verleid heeft, trachten ons tot wanhoop te brengen. Doch wij behoeven aan de genade van God niet te vertwijfelen. De Schotse prediker David Dickson zei op zijn sterfbed in 1662 tot een collega, die hem opzocht: 'Ik heb al mijn eigengerechtigheid en al mijn ongerechtigheid op één hoop gegooid, ik ben er vandaan gevlucht en ik heb de toevlucht genomen tot de Heere Jezus Christus en in Hem heb ik een zoete rust.' We weten, dat Hij, Die het goede werk in ons begonnen heeft, dat ook zal voleindigen.

Levenswandel
Dit leven in de persoonlijke zekerheid van het geloof eist een nauwgezetheid van levenswandel. De Heilige Geest is teergevoelig. Waar Hij Zijn intrek in heeft genomen, zal Hij nooit meer weggaan. Maar Hij kan zijn vertroosting wel intrekken. De vermaning 'Ziet dan, hoe gij voorzichtig wandelt' (Efeze 5 : 15) komt dan ook in alle kracht naar ons toe. Slordigheid van levenswandel doet God meer oneer en onszelf meer schade dan wij vaak willen weten. Ook zonden, die wij maar klein achten, bij voorbeeld die van de tong en van het materialisme, kunnen ons geestelijke leven schade toebrengen.

Gebed
Evenzeer is er een leven van het gebed nodig. Een christen heeft, evenals zijn Meester, in het volle leven te staan. Maar persoonlijke omgang met God is, evenals dat bij Jezus het geval was, onmisbaar.
Van bepaalde zijde wijst men op de betekenis van de zogenaamde 'stille tijd'. Met name vanuit het Engelse christendom, met z'n praktische inslag, wordt het ons weer onder de aandacht gebracht: 'Lees je Bijbel, bid elke dag!' Doch omstreeks 1870 gaf de bekende Friese Réveilpredikant J.J. Knap reeds een geschrift uit, onder de titel 'Het eenzaam bjdden'. Vele kerkeraden hebben het sindsdien als belijdenisgeschenk aan de nieuwe belijdende leden gegeven. Ds. Knap maakt met het oog op zijn pastorale praktijk de volgende opmerking: 'Ik heb mij wel eens verstout, misschien te zeer verstout, wanneer ik in mijn bediening als Evangeliedienaar bezoeken deed, na veel en lang met mensen, ik geloof zelfs met ware christenen, gesproken te hebben, om bescheiden en vriendelijk te vragen: Maar hoe gaat het met uw bidden in de eenzaamheid?' De meeste antwoorden waren 'allerbedroevendst.'
Nodig is in dezen de geestelijke zelfdiscipline. Laten wij het niet vergeten, dat de mensen Gods altijd mensen waren van het gebed. Zonder dit afhankelijke leven kwijnt het geestelijke leven en wordt de nabijheid van God gemist.

Zegen
Aan de persoonlijke heilszekerheid, die in het Nieuwe Testament als de normale, stand van het christenleven wordt gezien, is een rijke en menigvuldige zegen verbonden.
De eerste is, dat het een christen dringt tot een leven van dankbaarheid, verwondering en blijdschap. De blijdschap en verwondering is er ook in het kleinste geloof Gods vriendelijk aangezicht geeft vrolijkheid en licht. Dat geldt ook als, vanwege het ongeloof, het venster waardoor het licht valt vaak nog zo klein is.
En een ieder, die God kent, al is het op een afstand, weet, dat Hij het waard is geprezen te worden. Maar de blijdschap kan zich met volle kracht baanbreken, als wij weten dat God ook naar ons heeft omgezien.
Hoe dieper iemand blikt in het geheim van de ontferming van God, hoe groter de verwondering kan worden. Zo kunnen in deze bedeling de snaren van ons hart al gespannen worden tot de eeuwige lofprijzing.

Vrijheid
Waar de persoonlijke heilszekerheid en de geloofsovergave is, daar is ook de ware christelijke vrijheid. Als de bevrijdende kracht van het Evangelie weinig gekend wordt, en het heil door ons nog zo weinig gekend wordt, of weer versluierd is, kan er sterk wettisch leven zijn. Omdat het licht, dat men op de rug draagt, ook zijn schijnsel geeft, kan er een uitstraling van het Evangelie zijn. Maar tegelijkertijd kunnen wij, omdat wij niet in de volle vrijheid leven, in een wettische gestalte verkeren. Hoe ernstiger wij overkomen naar de ander, hoe meer deze druk zich ook op onze omgeving kan leggen. Zo kunnen wij er zelfs aan meewerken, dat dit het geestelijke klimaat van de gemeente of van een deel ervan gaat stempelen.
Waar Christus de eerste plaats inneemt en waar de Geest woont is vrijheid. Wie weet, dat Jezus voor hem alles heeft volbracht, weet ook dat er niets meer aan Zijn werk behoeft te worden toegevoegd. Het hangt niet van ons af, maar ons heil staat of valt met Christus. En met Hem staat het er goed voor. En zo staat het er ook met ons goed voor.
Deze ware christelijke vrijheid doet ons ook dienstbaar zijn aan de ander. Een christen is; zoals Luther opmerkte, de meest vrije mens, maar tegelijkertijd is hij aller dienstknecht. Het 'niet alleen anderen, maar ook mij' (Zondag 7) heeft tot keerzijde: 'Niet alleen ik, maar ook anderen.'
Wij kunnen zelfs de joden een jood, de Grieken een Griek, de Amsterdammers een Amsterdammer en de Marokkanen een Marokkaan zijn, opdat wij enigen zullen gewinnen (verg. 1 Kor. 9 : 20).
Menigeen zal dit niet begrijpen. Het echte christenleven vindt lang niet bij ieder in de gemeente begrip. 'Voor de lichte mens is men te zwaar, en voor de zware mens is men te licht' (wijlen ds. L. Vroegindeweij).

Aansporing
De persoonlijke heils- of geloofszekerheid is ook een krachtige aansporing tot een heilig en Gode welgevallig leven.
Het leven der heiligmaking is een werk van God. Wij lopen niet zelden het gevaar in dezen te klein te denken van het middelaarswerk van Christus. Hij is ons van God niet alleen gegeven tot wijsheid en tot rechtvaardigheid, maar ook tot heiligmaking (1 Kor. 1 : 30). Door dezelfde Geest, waarmee Hij ons verzekert van het eeuwige leven, maakt Hij ons van harte gewdllig en bereid voor Hem te leven. Maar tegelijkerijd zien wij, dat het werk dat de Geestin en door ons doet, niet buiten onze verantwoordelijkheid omgaat. Zo klinken in de Schrift vaak de vermaningen en aansporingen tot een heilig leven juist tot hen, die het eigendom van Christus zijn en voor wie dat een wetenschap van het geloof is. 'Gij zijt duur gekocht.' Met deze woorden bepaalt Paulus de gelovigen bij het grote voorrecht dat hen ten deel gevallen is. Overdenk de prijs, die Christus op Golgotha betaald heeft om u te verlossen en het heil waarin u, krachtens Zijn heilige roeping, mag delen. Dan volgt op grond hiervan de vermaning: 'Zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en geest, welke Godes zijn' (1 Kor. 6 : 20).
Een ander voorbeeld vinden wij in de brief van Paulus aan de Gemeente van Efeze: 'Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in de Heere; wandelt als kinderen van het licht' (Efeze 5 : 8).
De persoonlijke heilszekerheid geeft ons ook vrijmoedigheid tot het persoonlijk getuigen. Hoe zeer kan men hierin niet worden belemmerd, als men niet weet zelf een kind van God te zijn. Hoe kunnen wij verantwoording geven van de hoop die in ons is, als wij zelf dienaangaande in het duister verkeren.
Als wij spreken van de hoop die in ons is, worden wij bepaald bij de christelijke toekomstverwachting. De persoonlijke geloofszekerheid geeft ons ook persoonlijk uitzicht. 'Wij weten dat, zo ons aardse huis van deze tabernakel gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen' (2 Kor. 5 : 1). Het blij vooruitzicht dat ons streelt, hoeft er niet alleen te zijn op een sterfbed, maar ook in het volle dagelijkse leven. We hebben weinig in handen, maar veel in hoop.
Met kracht komt daarom de oproep van de heilige apostel Paulus op ons af: 'Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus' (2 Petr. 1 : 10 en 11).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juli 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De zekerheid van het geloof (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juli 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's