Uit de Pers
Schrift en prediking
Nu de herdenking van de uitstorting van de Pinkstergeest alweer de nodige weken achter ons ligt, is de zogeheten 'feestloze helft' van het kerkelijk jaar aangebroken. De tekstkeuze is dan minder voorspelbaar. Predikanten grijpen soms de gelegenheid aan een serie preken te wijden aan één persoon of aan steeds hetzelfde bijbelboek. Ons werd vroeger wel het advies gegeven: preek in de zomertijd over niet al te 'zware' stoffen. Behandel historische stukken of tracht de gelijkenissen van de Heiland uit te leggen. Dat kan intussen toch moeite genoeg geven aan de prediker. De tekstkeus is altijd weer een aangelegen punt voor iedere dienaar van het Woord. Moeten wij een tekst zoeken? Of vindt de tekst òns? Ik kom tot deze gedachten naar aanleiding van wat prof. dr. W. van 't Spijker in 'De Wekker' van 22 mei 1992 schreef in zijn wekelijkse rubriek Marginaal.
'Het is opmerkelijk hoe weinig teksten voor een preek in aanmerking komen. Tijden gelegen vertrouwde een oudere predikant, die twee à drie jaar in de gemeente stond mij toe, dat hij al weer door de mooie teksten heen was. Wat bleef er toen over? Een restant aan bijbels materiaal dat niet dadelijk de mensen aanspreekt. Er is ook een zekere mode in het zoeken van teksten. Het valt op dat in een bepaalde tijd een bepaalde tekst door een aantal dominees bepreekt wordt. In een gemeente in het midden van het land zat men drie achtereenvolgende zondagen met David op de puinhopen van Ziklag. Een trouwe kerkganger vertrouwde me toe, dat er verschil was in de preek, een student, een ervaren classispredikant en een toevallige professor, zij gebruikten alle drie dezelfde tekst. De man verzuchtte dat hij ook wel eens van die puinhoop afwilde. Nog niet zo heel lang geleden werd in het Noorden, in het Zuiden en in het Oosten door de adelaar het nest opgewekt en de jongen over de rand gekieperd. Opmerkelijk. Het zat in de lucht blijkbaar. Een fraaie tekst, waarover zich met genoegen laat prediken. De dominee legt er eer mee in en de gemeente vindt het niet onaardig. Ze luisteren zo gemakkelijk weg, deze teksten. Maar ze komen allemaal uit een heel dun bijbeltje. De mooie teksten zijn dan gauw verdwenen.'
Het is inderdaad weleens bijgehouden en in een statistiek verwerkt: de tekstkeus. Hele bijbelboeken blijken onbepreekt te blijven. Ik herinner me uit een gesprek in de auto op terugreis van een hoofdbestuursvergadering dat ds. Tukker vlak vóór zijn emeritering tegen me zei: wat heb ik nog maar uit een kleine bijbel gespreekt al die jaren dat ik predikant mocht zijn. Wat zijn wij beperkt in onze tekstkeus. Hoe deed men dat in de tijd van de Reformatie? Prof. dr. Van 't Spijker merkt op:
'Het was een spreuk van de Reformatie: alléén de Schrift. Luthersen en gereformeerden konden zich daarin vinden. Maar het was een specifieke trek van de gereformeerde Reformatie, dat men daar bijbelboek na bijbelboek en hoofdstuk na hoofdstuk en tekst na tekst bepreekte. Zo deed Zwingli. Zo deed Bucer. Zo deed Calvijn. Men kon uitrekenen waarover het in de kerk zou gaan. En de mensen kwamen in de kerk. Zij hoorden de Schrift alléén. Maar zij hoorden ook de gehele Schrift, als het een beetje kon van Genesis tot Openbaring. Dat is bij ons onmogelijk. Als een dominee vijf of zes jaar in de gemeente heeft gestaan dan is hij "uitgepreekt". De mensen willen wat anders. In vacante gemeenten houdt men het lang vol. Verandering van spijs doet eten. Maar een kleine gemeente, die niet kan beroepen vanwege de financiën hoort vaak preken over dezelfde tekst. Wordt zij ook gebouwd in de Schriften? De Heilige Geest gaf niet ten gerieve van de predikers een tekstenboekje, maar hij was de Auteur van het Woord Gods. En er zijn hele delen van dit Woord, die nimmer gehoord worden. De keus is aan de dominee, een "onvervreemdbaar recht van de predikant". De gemeente heeft maar af te wachten. En driekwart deel van de bijbel blijft gesloten. Ja, zo hebben zij het graag.'
We hebben het ons als dienaren van het Woord aan te trekken. Wij die soms zo nadrukkelijk durven stellen bij een afscheid dat we de volle raad Gods hebben verkondigd en niets hebben achtergehouden. Spreken we dan wel altijd de waarheid? Calvijn kende de gewoonte van wat heet de 'lectio continua'.
'Dit is de latijnse term voor een prediking, die zondag aan zondag de bijbel aan één stuk door, achter elkaar tekst voor tekst bespreekt. Aaneengesloten lezing. Preken over Genesis 1. Preken over de evangeliën. Preken over een Paulinische brief. Was ons hart niet brandend in ons toen Hij ons de Schriften opende. Niet maar hier en daar een tekst. Maar de Schriften, met Christus als centrum. Het Woord Gods, waardoor alles geschapen is. Dan kan men het evangelie in zijn totaliteit horen. En men kan het in al zijn facetten vernemen. We worden bewaard voor eenzijdigheden van mensen, die het soms beter menen te weten dan de Heilige Geest. We worden gebouwd in het Woord Gods, zoals God het gegeven heeft. Zou dat niet het beste zijn?'
Publieksdienaar of dienaar van het Woord?
In 'De Wekker' van 29 mei 1992 gaat prof. Van 't Spijker in 'Marginaal' nader in op de positie van de prediker zelf. Hij verwijst naar de bezigheid van een conférencier. Een man die met grappen en grollen tracht de lachters op z'n hand te krijgen. Er hangt veel van af of hij de zaal met publiek blijvend weet te boeien. Lukt dat niet en blijven de mensen weg, dan kan hij beter inpakken. Hoe is dat met hem die 'dienaar van het Woord' heet te zijn?
'Een dominee is in vrijwel alles het tegenbeeld van een conférencier. Niet dat er geen predikanten zijn die evengoed op het toneel zouden kunnen optreden. Ze weten een hele groep mensen te bespelen. Hun taalgebruik, hun stemnuances, hun gelaatsuitdrukking, hun gebaren: ze weten alles op het juiste moment in te schakelen. Van een niet onvermaarde kanselredenaar gaat het geloofwaardige verhaal, dat hij voor de spiegel stond om te oefenen. Hij zag waarschijnlijk door een spiegel in zijn niet duistere rede. Maar dat is slechts het éne punt, waarin mogelijk van enige overeenkomst sprake is: het uiterste uiterlijke.
We hoorden van een rondtrekkend predikant die niet meer in een gemeente wenste voor te gaan, omdat het getal van zijn hoorders daar afnam. Wat moet echter een predikant die zondag aan zondag dezelfde preekstoel beklimt en er achter komt, dat de mensen minder geboeid raken, dat zij mogelijk verwend zijn of kittelachtig van gehoor. Kan hij als Wim Kan zeggen: jullie wachten maar een poosje? Hij zou het moeten doen. Maar deze handelwijze laat zich niet verenigen met zijn beroepsbrief. Tweemaal per zondag heeft hij de gemeente voor te gaan. Hij doet het ook. Maar hij begint met een teleurstelling in het hart, totdat het Woord hemzelf weer grijpt en hij bijkans de gemeente vergeet. Die dominee houdt het vol. Hij studeert, hij gebruikt een nieuwe commentaar Hij verdiept zich in de drie boeken die voor de predikant onmisbaar zijn: het boek der boeken, nl. de bijbel, het boek van de gemeente en het boek van zijn eigen hart. En zo wint hij de getrouwen. De lopers naar een conférencier kunnen wel gaan. Zij hebben en toch geen kijk op. Maar zij die onderscheid weten te maken tussen Woord en woord, tussen galavoorstelling voor het sjieke publiek en evangelieverkondiging voor een arme zondaar, zij zullen luisteren en verzadigd worden. Zij zullen ook terugkomen. Want hier wordt de gemeente gebouwd. Over gemeente-opbouw gesproken!'
Het is voor dienaren van het Woord steeds goed te bedenken in Wiens dienst wij staan. Als we teveel de schare tegemoet willen komen in wat ze veelal gaarne pleegt te horen, verlagen we ons tot een soort publiekstrekker in de wereld van de revue of het cabaret. Een deel van de gemeente hoort graag de bekende loopjes, koestert zich soms behagelijk onder de vertrouwde woorden en termen, wordt graag bevestigd in wat ze zelf vindt of in zich bevindt of meestal niet bevindt. Maar wat houdt het 't langste uit?
'Getrouwe bediening van het Woord, gebracht naar de trant van de herder die zijn schapen kent, zij is een oorzaak van binding aan de gemeente en van groei in de genade. Eerbied voor het Woord van God, die in de preek tot uitdrukking komt en in het hart van de gemeente weerklank vindt, zij is het geheim van de wasdom in de kennis van Christus. Er is zo veel gebrek aan werkelijk enthousiasme. Er is nog meer gebrek aan enthousiasme, dat gedragen wordt door degelijke kennis van de dingen. Wat moet een gemeente met qen man die de show steelt en die tegelijk een dief van het Woord is? Hij moest maar gaan zitten en niet langer ergens staan als predikant. Maar iemand die trouw is en dienaar van het Woord hij houdt zich staande, omdat hij staande wordt gehouden door het Woord waarvan hij niet alleen de dienaar, maar ook de allereerste hoorder is.'
In deze tijd van het jaar zijn ook veel dominees met vakantie. Het kan dan weleens goed zijn naar een ander te luisteren. Nog beter is het geestelijk tot rust te komen aan de voeten van onze hoogste Profeet en Leraar. In stille overdenking je oor te luisteren leggen bij de grote predikers uit de geschiedenis der kerk. Om straks weer toegerust en opgefrist aan de voornaamste opdracht te beginnen die ons op handen is gelegd: Predik het Woord.
Met dankbaarheid namen we kennis van de wijze woorden van de kerkhistoricus uit Apeldoorn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1992
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1992
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's