Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eigenlijke zetel is de ziel

Bekijk het origineel

De eigenlijke zetel is de ziel

Calvijn over het beeld Gods (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nauwkeuriger omschrijving van het beeld Gods
Na alles wat we van Calvijns gedachten over het beeld Gods tot dusver hebben vernomen, is nog geen antwoord gegeven op de vraag wat we ons er nu precies bij moeten voorstellen. Een nauwkeuriger omschrijving is vereist. Calvijn zelf is van mening (Inst. I.15.4) dat er nog geen volledige definitie van het beeld Gods is gegeven, als niet duidelijk dan tot dusver uitkomst (…) door welke gaven de mens uitmunt, en waarin men moet oordelen, dat hij een spiegel is van Gods heerlijkheid.'
De vraag is alleen hóé wij kunnen ontdekken welke gaven het zijn waarin de mens zodanig boven alle schepselen uitmunt dat hij beelddrager van God is. De moeilijkheid is immers dat de mens wel naar het beeld van God geschapen is, maar de eerste mens is al in zonden gevallen en daardoor lijkt de mens niet meer op God. In absolute zin is dat niet helemaal waar. Want hij is weliswaar door zijn moedwillige ongehoorzaamheid van God vervreemd, evenwel het beeld Gods niet volkomen kwijtgeraakt. Maar de sporen die van het beeld Gods nog in hem zijn overgebleven, zijn zo gruwelijk misvormd dat zij ons van het oorspronkelijke beeld Gods niets laten zien. (Inst. I.15.4). Sinds Adam is er dus geen mens geweest in wie het beeld van God is te vinden, met uitzondering van de Zoon van God tijdens Zijn verblijf op aarde.

Christus: voor-beeld en afdruk
Zo komen we weer terecht bij de gedachte dat Christus het oorspronkelijke en ware beeld Gods is. Geen andere gedachte over het beeld Gods mag voor deze gedachte worden ingewisseld.
Met betrekking tot Christus als het wezenlijke en oorspronkelijke beeld Gods ziet Calvijn twee lijnen lopen. Allereerst is Christus als het eeuwige Woord van God het beeld Gods. Als het (scheppings)-Woord (Scheppingsmiddelaar) heeft Hij Zijn en zo ook Gods beeld afgedrukt in heel de schepping. Zo stelt Johannes Hem aan ons voor in de proloog, het voorwoord van zijn Evangelie (Joh. 1 : 3) 'Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.' Als het eeuwige Woord Gods is Hij daarnaast ook reeds als Middelaar gesteld tussen God en Adam in de staat der rechtheid, zo vernamen we al eerder van Calvijn. Als het Woord dat leven is en ten leven is, zou Hij voor Adam de bron van eeuwig leven zijn geweest bij volhardend geloof in en voortdurend getoonde gehoorzaamheid aan dat Woord.

In de tweede plaats stelt Calvijn dat de heerlijkheid van de Vader ook ingegrift is geweest in Christus' menselijke natuur. Die Hij met ons gemeenschappelijk heeft gehad, opdat Hij Zijn leden daarnaar veranderen zou. Calvijn schrijft dit in zijn commentaar bij Joh. 17 : 22 waar Christus in het zo geheten hogepriesterlijk gebed aan Zijn Vader zegt dat Hij de Zijnen de heerlijkheid heeft gegeven die Zijn Vader Hem gegeven heeft. Calvijn betrekt deze heerlijkheid op het beeld van God. Zoals hij daarover al op een andere plaats had opgemerkt dat in die mens het beeld Gods oplicht op wie de heerlijkheid van God afstraalt en door wie ze heen straalt. In Christus is derhalve het ware, oorspronkelijke beeld Gods en Hij hervormt de Zijnen overeenkomstig daarmee.
Maar dàt is dan ook voor Calvijn het aanknopingspunt om het beeld Gods voor ons te tekenen. Wat het beeld Gods is '(…) kan men nergens beter uit leren kennen dan uit de wederoprichting van de verdorven natuur,' aldus Calvijn opnieuw in de hiervoor al vaker aangehaalde paragraaf Inst. I.15.4, waarbij hij aanvult: het beeld Gods '(…) wordt nu ten dele aanschouwd in de uitverkorenen, in zoverre zij naar de geest wedergeboren zijn; zijn volle schittering zal het krijgen in de Hemel.' Conclusie: wij moeten niet bij de schepping en de eerste Adam zijn om zicht te krijgen op het beeld Gods, want '(…) ofschoon wij toegeven, dat het beeld Gods in hem (=Adam) niet geheel vernietigd en vernield is, is het toch zo verdorven, dat wat overgebleven is, een gruwelijke misvorming is.' (Inst. I.15.4).
Om het antwoord te vernemen hoe het beeld Gods oorspronkelijk in Adam is geweest, moeten we derhalve naar de herschepping, naar, de tweede Adam: Jezus Christus, Die als het waarachtige beeld Gods al de Zijnen door Zijn Geest vernieuwt naar Zijn beeld, '(…) die ook om deze reden de tweede Adam genoemd wordt, omdat Hij ons hersteld heeft in de ware en volkomen rechtheid.' (Inst. I.15.4).
Als Calvijn van de wederoprichting van de verdorven natuur uitgaat om antwoord te vinden op de vraag waarin nu precies het beeld Gods in Adam heeft bestaan, is hij zich terdege bewust van het grote verschil tussen de gunst waarin Adam in de staat der rechtheid deelde èn de genade die aan een gelovige in de wedergeboorte wordt geschonken.

Maar gegeven dat verschil gaat Calvijn uit van de eenheid van Gods werken, hierin gefundeerd dat Gods omgang met de mens ook na de val nooit anders is dan op de wijze van de genade. In Inst. I.15.4 lezen we 'Want ofschoon Paulus een overvloediger mate der genade aanprijst in de wedergeboorte, wanneer hij de levendmakende geest, waarmee de gelovigen door Christus begiftigd worden, stelt tegenover de levende ziel, waarin Adam geschapen was (1 Kor. 15 : 45), neemt hij toch niet de andere hoofdzaak weg, dat dit het doel is der wedergeboorte, dat Christus ons hervorme naar het beeld Gods.' Deze methode volgend, wordt voldoende bewezen dat onder het beeld (Gods) '(…) begrepen wordt al wat betrekking heeft op het geestelijke en eeuwige leven.' (idem). Calvijn haalt in dit verband de woorden van Christus aan (Joh. 3 : 6): 'Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees; en hetgeen uit de Geest geboren is, dat is geest.' Om daarmee aan te geven waarmee het beeld Gods staat of valt: met het wel dan niet geboren zijn uit de Geest.

Het beeld van God is in de menselijke zie
Wat wij als regel het geestelijk leven noemen, is dus voor Calvijn het beeld Gods. Niettemin omschrijft hij het nog iets nauwkeuriger. Als gevraagd wordt waar nu heel speciaal die vermogens zijn waardoor de mens uitmunt en die hem maken tot een spiegel van de heerlijkheid Gods wijst hij de ziel aan.
In zijn commentaar op Kol. 3 : 10 lezen we: 'Nu, dat beeld Gods is in de ganse ziel, als niet alleen de rede en het verstand, maar ook de wil recht is. Hieruit leren wij wat het einde onzer wedergeboorte is, dat is, dat wij Gode gelijk worden en dat zijn heerlijkheid in ons schijne. Bovendien welke het beeld Gods is dat bij Mozes gemeld wordt, te weten de rechtheid en zuiverheid der ganse ziel zodat de mens de wijsheid Gods, zijn rechtvaardigheid en goedheid, als in een spiegel voor ogen stelt.'

In Inst. I.15.4 haalt Calvijn Ef. 2 : 4 aan: 'Doet de nieuwe mens aan, die naar God geschapen is (...)' om te vervolgen: 'Nu moeten wij nagaan, wat Paulus voornamelijk verstaat onder deze vernieuwing. In de eerste plaats stelt hij kennis, in de tweede plaats echter ware rechtvaardigheid en heiligheid, waaruit wij opmaken, dat het beeld Gods in den beginne in het licht des verstands, in de rechtschapenheid des harten en in de gezondheid van alle delen zichtbaar is geweest als Gods beeld. Want ofschoon ik erken, dat het samenvattende uitdrukkingen zijn, kan toch dit beginsel niet worden aangetast, dat wat in de vernieuwing van Gods beeld het voornaamste is, ook in de schepping zelf bovenaan gestaan heeft.'
Samenvattend kan worden gezegd: 'Want ofschoon in de uiterlijke mens Gods heerlijkheid schittert, is het toch niet twijfelachtig, dat de eigenlijke zetel van zijn (Gods) beeld in de ziel is.' (Inst. I.15.3.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De eigenlijke zetel is de ziel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's