Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. Bruin, Kerkvernieuwing. Een praktisch-ecclesiologisch onderzoek naar de betekenis van 'Gemeenteopbouw' voor de Nederlandse Hervormde Kerk, 216 blz., ƒ 49,50, uitgave Boekencentrum, Zoetermeer.
Vanuit het gegeven van het S.o.W.-proces, opgevat als een proces van kerkvernieuwing, vraagt de schrijver van dit in Groningen verdedigd proefschrift terug naar de implicaties en de betekenis van de Gemeenteopbouwbeweging van de veertiger jaren, waarin met name Hendrik Kraemer een zo grote rol speelde. Deze beweging is niet los te denken van de samenkomst van de Generale Synode van 1945, de kerkorde van 1951 en de na-oorlogse ontwikkelingen binnen de Nederlandse Hervormde Kerk.
Bruin laat zien hoe Gemeenteopbouw, bedoeld als appèl dat de kerk zou worden wat ze in Christus is, een belijdende kerk in het volksleven, al spoedig stuitte op het richtingsvraagstuk. Het was niet zozeer een beweging van onderaf, als wel een centraal geleide vernieuwingsbeweging die vooral de ambtsdragers bereikte.
Zoals gezegd de beweging is gekoppeld aan alles wat er rondom de Kerkorde van 1951 zich afspeelde. Kernen daarvan die van belang zijn voor het zelfbeeld van de Hervormde Kerk, waren het apostolaat en het ambt.
Wat betekent dit alles nu voor de kerkvernieuwing. Na een analyse van het begrip vernieuwing (taalkundig, bijbels-theologisch en dogmatisch) concludeert de auteur dat er altijd een spanning bestaat tussen situatie en norm.
De context van de wereld oefent invloed uit op de externe (visie op apostolaat) en interne relaties (verhouding ambt-gemeenteleden).
In het vervolg van zijn studie signaleert Bruin verschuivingen in de visie op het apostolaat. Het theocratisch visioen van '51 is in 1988 niet losgelaten maar wel mondiaal verbreed met een sterke nadruk op de solidariteit met de lijdenden. Ook de visie op het ambt is de laatste 25 jaar gewijzigd.
In zijn schets voor kerkvernieuwing pleit Bruin voor het gesprek als grondvorm van het apostolaat en een dialogische kerkstructuur. Het ambt is daarbij representatie van groepen die in de gemeenten hun gerechtvaardigde plaats hebben. Bruin pleit in navolging van het ambtsrapport – Berkhof voor de 'oudste' als afgevaardigde vanuit de groepen en zo de representant van de gemeente. Zo probeert hij de hervormde en de gereformeerde visie te verenigen.
Aan de hand van enkele kerkmodellen probeert de schrijver een weg te wijzen voor de gemeente in de komende jaren. Grote vraag daarbij is op welke wijze de verantwoordelijkheid van de leden voor de bepaling en uitvoering van het beleid het beste gestalte kan krijgen.
Wat mezelf zeer getroffen heeft is de wijze waarop hier een stuk verleden geanalyseerd wordt en bevraagd op zijn betekenis voor het heden. Vooral de eerste hoofdstukken boeiden me daarom het meest. Bruin probeert, zonder in verheerlijking van het verleden te vervallen, recht te doen aan de voor de Nederlandse Hervormde Kerk zo cruciale periode.
Er blijven wel een aantal vragen. Ik vind het jammer dat de zaak van het belijden zo weinig aandacht krijgt in zijn boek. Ook in de latere hoofdstukken komt dit nauwelijks aan de orde. De visie op het apostolaat als gesprek en dienst acht ik eenzijdig en bijbels gezien een reductie. De analyse van Christen-zijn in de Nederlandse samenleving gaat m.i. teveel voorbij aan de verschillen tussen Van Ruler en Miskotte. Is er tussen dit geschrift uit 1955 en de Handreiking 'Gemeente-zijn in de mondiale samenleving' (1988) niet meer verwantschap dan de schrijver laat zien?
Ten aanzien van zijn ambtsvisie acht ik het met Bruin van betekenis de betekenis van de participatie te beklemtonen. Maar waar blijft het 'tegenover' van het ambt. Is de oudste alleen maar representant van de gemeente? Is er ook niet het element van het 'van Christuswege'?
Leidt de eenzijdige nadruk op apostolaat als dienst niet tot een eenzijdig-diakonialistische ambtsvisie? Hoe zit het met het belijdend karakter van deze kerk van de toekomst?
Inzake het begrip 'vernieuwing' had ik graag nog wat meer willen horen over de relatie tussen vernieuwing en bekering. Systematisch-theologisch spitst Bruin de zaak toe op een vergelijking tussen Berkhof en Ter Schegget. Is deze keus niet wat willekeurig?
Zo zou er meer te noemen zijn. Wie zich met dit boek bezighoudt, zet gedurig uitroeptekens en vraagtekens. Dr. Bruin heeft de wetenschappelijke bezinning op het onderwerp 'kerkvernieuwing' gediend met deze studie. Tegelijk blijft het een detailstudie die om aanvulling vraagt. Ook wie in een aantal opzichten een andere kerkvisie heeft dan de auteur kan van zijn analyses veel leren. De zaak van de kerkvernieuwing raakt ons allen. Zowel wat betreft de plaatselijke gemeente als de bredere, kerkelijke verbanden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1992

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's