Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enkele stemmen van synodeleden over het Ontwerp-kerkorde

Bekijk het origineel

Enkele stemmen van synodeleden over het Ontwerp-kerkorde

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de laatst gehouden trio-synode werd door ongeveer 70 sprekers het woord gevoerd. Hier volgen enkele korte toespraken van hervormd-gereformeerde synodeleden. Behalve door hen werd uit hervormd-gereformeerde kring verd nog het woord gevoerd door ds. P.H. Breugem, ds. A. van de Beek, ds. J. Blom, ds. M. Ravenhorst, ds. A. van Vuuren, dhr. C.G. Korving en dhr. A. Drost.

Ontwerp-Kerkorde in Combisynode
Huwelijk
Ik heb het op prijs gesteld dat de Werkgroep Kerkorde in een bijlage een verantwoording geeft van enkele keuzes die zijn gemaakt. Dit biedt de gelegenheid om daarop thans in te gaan. Het was pijnlijk te moeten konstateren dat in het koncept een artikel over het huwelijk volledig ontbreekt. Blijkbaar kon de kommissie het er niet over eens worden hoe dit onderwerp in de kerkorde zou moeten worden opgenomen. Het ging er daarbij blijkbaar om of er naast de inzegening van het huwelijk ook ruimte zou moeten zijn voor de inzegening van 'andere levensverbintenissen'. De vraag, die thans met klem op ons afkomt, is, of we met deze keuze niet het kind met het badwater weggooien.
Het is dienstig te signaleren dat in art. XXI van de Hervormde Kerkorde er niet in de eerste plaats gesproken wordt over de inzegening van een huwelijk. In lid 1 wordt beleden 'Het huwelijk, als een inzetting van God, zal heilig gehouden worden'. Over veel zaken was er in 1951 bij de aanvaarding van de Hervormde Kerkorde aarzeling om kerkorde-onderwerpen rechtstreeks als inzettingen van God te belijden, maar bij het huwelijk is dat nadrukkelijk wel gebeurd. En uitgerekend dit onderdeel wordt thans uit het koncept-kerkorde geëlimineerd. Alsof het huwelijk geen inzetting Gods meer is.
De Kommissie kerkorde verdedigt dit met het argument dat een diskussie over het huwelijk beter niet gevoerd kan worden aan de hand van het ontwerp-kerkorde. Door dit uitermate belangrijke artikel weg te laten, bevordert de Kommissie echter dat deze diskussie thans de besprekingen over het ontwerp sterk beïnvloedt. Het is te verwachten dat op het grondvlak dit onderwerp in het blikveld der belangstelling zal staan. De eerste perskommentaren wijzen daar al op. Juist waar het huwelijk tot de hoogtepunten in een mensenleven wordt gerekend, zal dit onderwerp zeer aanspreken. Ik voer geen pleidooi om het huwelijk als sacrament te beschouwen, zoals in de Rooms-Katholieke kerk, maar onderken wel het grote belang hiervan.
Bij de voorbereiding op deze bespreking heb ik opnieuw kennis genomen van het Herderlijk schrijven van de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk inzake het huwelijk, dat destijds als belijdend dokument verschenen is. In de inleiding wordt vermeld dat het de Synode zeer verheugd heeft dat zij 'met een zo grote eenstemmigheid op dit uitermate belangrijke levensgebied enkele duidelijke richtlijnen heeft kunnen trekken'. In het rapport wordt uitvoerig ingegaan op wat de Heilige Schrift zegt over de aard en het doel van de samenleving van man en vrouw, en wat de Kerk in de loop der tijden en aangaande het huwelijk heeft geleerd.
Niet alleen wordt er een uitvoerige bijbelse fundering gegeven op basis van Schriftgegevens uit het Oude en Nieuwe Testament. Ook lezen we dat het hoogtepunt in de waardering van het huwelijk is, dat de verhouding van God tot Zijn volk onder het beeld van een huwelijk wordt getekend. 'Gelijk een bruidegom zich verheugt in zijn bruid, zal uw God zich over U verheugen', lezen we in Jesaja 62 : 5. Van hieruit valt op het huwelijk een licht dat het een bijzondere glans verleent.
Zouden we hier niet de consequentie moeten trekken uit wat we in het eerste artikel der kerkorde belijden terzake de aan Israël geschonken verwachting? We kunnen het toch niet alleen bij deze woorden laten!
Hierbij denken we ook aan het heerlijk perspektief dat ons in het laatste Bijbelboek wordt getekend. Als de gelovigen daar mogen horen van Christus' overwinning over alle machten en de vereniging met Hem, dan wordt ons ook daar het beeld getekend van het huwelijk: 'Laat ons blijde zijn en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen. Zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams.' (Openb. 19 : 7-9).
Al met al redenen genoeg om het artikel inzake het huwelijk onverkort in het ontwerp-kerkorde op te nemen. Daartoe wordt een amendement op het concept-besluitvoorstel ingediend.

B. van Bokhoven

De classis
Het is op z'n minst een felicitatie waard dat het de werkgroep Kerkorde gelukt is met een ontwerp-kerkorde te komen, ook al zijn er vele opmerkingen te maken over het confessioneel gehalte van dit ontwerp en het weinig inspirerende ervan.
Na de impasse van enkele jaren terug is het verschijnen van dit ontwerp zeker als een mijlpaal aan te merken – en ik doe dit ook royaal – hoewel zelf geen pleitbezorger van het SoW-proces.
Toch mag deze euforie niet doen veronachtzamen de moeilijke ontwikkeling aan de basis. Na zoveel jaren gesprek en zes jaar in staat van hereniging te zijn, is het aantal gefedereerde gemeenten nog betrekkelijk klein (250). En vele gefedereerde gemeenten zijn tot hereniging gekomen uit lijfsbehoud, uit noodzaak om te kunnen blijven voortbestaan.
Gemeld is destijds dat van dwang geen sprake zou zijn. In deze terecht dwangloze situatie zijn vele gemeenten niet verder gekomen: er wordt gemeld dat tenminste zo'n 600 hervormde gemeenten geen contact hebben op plaatselijk niveau met Gereformeerde Kerken.
Ik constateer met dankbaarheid dat in het onderhavige ontwerp op gemeentelijk niveau geen sprake zal zijn van dwang. Artikel II erkent dat de Verenigde Reformatorische Kerk in Nederland bestaat uit verenigde gemeenten, hervormde gemeenten, gereformeerde kerken en evangelisch lutherse gemeenten.
Terecht: dwangmethoden zullen alleen maar tot mislukking leiden.
Met het oog op de gemeenten, die niet zullen federeren, vraag ik: Waarom wel gedwongen om op classis-niveau te federeren?
Is – gegeven de stand van zaken – het niet verstandiger en van wijs beleid getuigend om ook op classicaal niveau de vrijheid te laten al of niet te federeren?
Op synodaal niveau ligt de zaak duidelijk: een fusie zonder tot één landelijk niveau van besturen te komen, stelt weinig voor. (Ook al merk ik op dat voor de Evangelisch-Lutherse gemeenten de Evangelisch Lutherse synode gehandhaafd blijft).
Waarom is voor het classicaal niveau niet de keuze van de gemeenten gemaakt?
Voor gemeenten geldt: 'Naast de geografisch bepaalde gemeente kunnen er andere vormen van gemeente-zijn voorkomen, zoals categoriale en mentale gemeenten.'
En verder: 'De classicale vergadering is het ontmoetingspunt van kerk en gemeenten; door de classicale vergadering is het de gemeenten mogelijk zorg te dragen voor elkaar en voor de gehele kerk.'
Waarom voor dit snijpunt ineens wel dwang? Een overtuigende argumentatie wordt niet gegeven, terwijl het voor vele niet-gefedereerde gemeenten van vitaal belang geacht mag worden, wanneer zij ook op dit bovenplaatselijke niveau niet in een dwangpositie geraken.
Ik wil bepleiten, met het oog op de voortgang van het SoW-proces, om ook hier een keuze-factor in te bouwen en in art. Vl,2 te spreken van gefedereerde classes, Hervormde classes, Gerformeerde classes. (Al ben ik me ervan bewust dat het hier niet de plaats is om amendementen op het ontwerp in te dienen).
Wel wil ik een amendement indienen op het concept-besluitvoorstel dat beoogt deze kwestie van het classicaal niveau te heroverwegen.

Drs. M. Burggraaf, Ede

Dordtse Leerregels zelf aan het woord laten
Hoewel er veel te zeggen is, en ook al gezegd is, over zaken als de ambten, het huwelijk, belijdenis doen. Heilig Avondmaal enz. wil ik me beperken tot Art. 1, lid 4 betr. het belijden. De toegezonden Konkordie van Leuenberg maakt het mij eens te meer duidelijk, dat met name de Dordtse Leerregels het moeten ontgelden en dat de eeuwige verkiezing ontkracht wordt.
Nu is de eeuwige verkiezing ook een onbegrijpelijk stuk. De verkiezing Gods – de verantwoordelijkheid van de mens, is voor het zondige menselijk verstand niet te vatten, maar onze vaderen hebben het daarom niet gewaagd die zaken opzij te zetten en te verwerpen.
Integendeel, ze belijden over de goddelijke besluiten in D.L. artikel 1, lid XII 'dat we de verborgenheden en diepten Gods niet curieuselijk (= nieuwsgierig) moeten onderzoeken, maar juist de vruchten der verkiezing, als het geloof in Christus en de droefheid naar God in zichzelf waarnemen'.
Dat is een totaal andere houding, dan die spreekt uit de Leuenberger Konkordie, waarin ik overigens geen enkele verwijzing naar de Heilige Schrift vind.
Daar wordt gezegd 'dat vierhonderd jaar ons geleid hebben naar nieuwe vormen van denken en leven' en dat 'de verwerpingen in de reformatorische belijdenissen de huidige stand van de leer dezer kerken niet meer raken'.
Wij worden, denk ik, in ons dagelijks leven met zeer veel tegenstellingen geconfronteerd, op politiek, medisch en milieugebied. En het lijkt erop dat we het onverzoenlijke met elkaar moeten verzoenen om te kunnen overleven. En daarom plaatsen we hier ook twee tegenstrijdige stukken naast elkaar met de gedachte dat dat de spanning er wel inhoudt. Wij zijn meesters in formuleringen, die in wezen alles open laten.
De Dordtse Leerregels houden ons echter een zeer ernstige waarschuwing voor. Die geldt voor ieder mens, rechtzinnig of vrijzinnig. Er wordt in betuigd:
De leer der verkiezing is recht schrikkelijk voor degenen die God en Christus de Zaligmaker niet achtende zichzelf aan de zorgvuldigheden der wereld en aan de wellusten des vleses geheel hebben overgegeven, zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren.
Er is de vorige keer gesuggereerd dat Calvijn over deze zaken wellicht anders gedacht zou hebben als hij nu geleefd zou hebben en kennis genomen had van de denkbeelden van bijv. Descartes en Kant. In de Institutie laat Calvijn zien en de kanttekenaren doen dat in de Statenbijbel, dat ze veel kennis hadden van allerlei filosofieën. Maar wat veel belangrijker is, ze waren al die heidense filosofen in hun eigen hart tegengekomen. Toch bukten ze zich in eerbied voor de Heilige Schrift.
De vorige keer is herhaaldelijk de ruimte geprezen, die er in deze nieuwe kerkorde te vinden is. Dit doet me denken aan het Bijbelse woord 'Rehoboth', betreffende de waterputten van Izak.
U kent dat woord ook wel van kerken, scholen en verenigingsgebouwen. Izak zegt daar 'Want nu heeft ons de Heere ruimte gemaakt'.
Zou de Heere voor ons ook na vierhonderd jaar ruimte gemaakt hebben? Ik vrees dat het een ruimte is, die wij zelfgemaakt hebben. En daarom hoort die ruimte in onze nieuwe kerkorde ook niet thuis.
Voor mij kan deze kerkorde om meerdere redenen, maar met name om de relativering van de Reformatorische belijdenisgeschriften, niet naar de gemeente. Dr. De Kruyf, dr. Muis, ik doe niets af van de inzet waarmee u en de uwen dit ontwerp hebben samengesteld. Ik kan hier in geweten niet in meegaan en ik ben er van overtuigd, dat vele hervormd-gereformeerden dat met mij ook niet kunnen.
Want zonder de verkiezing is de enige troost in leven en sterven, waar de Heidelbergse Catechismus mee inzet, onmogelijk.

J. Eits, Maartensdijk

De naam reformatorisch
– In naam is het reformatorisch, maar feitelijk ligt een ander kerkbegrip onder dan in de reformatorische belijdenisgeschriften. Want in formeel-organisatorische structuur zegt men presbyteriaal-synodaal te zijn, maar feitelijk wordt een voetval gedaan voor het congregationalisme. Gemeenten van een bepaalde kleur worden door organisatorisch-financiële verbanden met verplichtingen aan het geheel, samen in een bepaald verband gezet. Wel zijn er de financiële verplichtingen, maar niet de belijdenis. Ten diepste is het SoW-proces een hernieuwde dolerende greep naar het hervormde kerkelijke goed. Het is dan ook onjuist om van een 'reformatorische kerk' in het enkelvoud te spreken. Want hoewel men de naam ontleent aan de hervormde KO, gaat het feitelijk om verenigde groepen en is het kerkrecht dat aan het ontwerp KO ten grondslag ligt veel meer congregationalistisch.
– Kiest als uitgangspunt niet meer een kerklidmaatschap dat berust op het geheimenis van Gods verbond en verkiezing, maar op vrije keuze van de leden. Een keuze die naar believen door kinderdoop of volwassendoop kan worden bevestigd. Die twee staan als alternatieven naast elkaar.
– De hele ondertoon van deze artikelen is het denken van beneden, van de autonome mens. Het sacrament wordt niet meer bediend, het is niet God, Die daarin Zijn trouw zichtbaar betuigt, maar de mondige gemeente die viert.
– De kerk is niet het lichaam van Christus, maar een functie van het apostolaat. En de ervaring leert dat dit heel weinig met het apostolaat in bijbelse zin te maken heeft, maar slechts uiting is van maatschappelijke gedrevenheid, op zijn best bedreven vanuit evangelische inspiratie.

P. van der Kraan, Bleskensgraaf

De belijdenis
De vraag is: kan deze kerkorde zo de kerk in? Nee! Waarom niet? Het is en blijft voor mij onbegrijpelijk en onacceptabel dat in één en hetzelfde kerkorde-artikel belijdenisgeschriften zijn opgenomen, die elkaar op aangelegen punten volkomen tegenspreken.
Het valt toch niet te ontkennen dat de lutherse en gereformeerde leer met betrekking tot het Heilig Avondmaal en Jezus' hemelvaart bijvoorbeeld fundamenteel van elkaar verschillen.
Op grond van die 'oude belijdenisen' (zoals de Augsburgse Confessie, de Heidelbergse Catechismus, de N.G.B.) is een fusie tussen deze twee stromingen dan ook ondenkbaar.
Vandaar dat men de Leuenbergse Konkordie nodig heeft, die mijns inziens zal gaan functioneren als dè belijdenis van de nieuwe kerkorde. Nu weet ik ook wel dat de Leuenbergse Konkordie niet pretendeert een nieuwe belijdenis te zijn, maar zij zegt tegelijkertijd wel dat de deelnemende kerken zich wel door haar moeten laten leiden.
Dat betekent in de praktijk dat ik zal moeten onderschrijven dat de wederzijdse veroordelingen tussen gereformeerden en luthersen in de 'oude belijdenissen' anno 1992 achterhaald zijn. En ook dat ik me zal hebben te distantiëren van de visie op verkiezing en verwerping in de Dordtse Leerregels.
Zo stelt Leuenberg in feite 'de oude belijdenisgeschriften' terzijde en stelt zichzelf er gezaghebbend voor in de plaats. Het 'wij verwerpen' van de reformatorische belijdenisgeschriften wordt vervangen door het 'wij veroordelen' van de Leuenbergse Korkordie.
Mijn vraag is: wat houden de woorden 'in gemeenschap met' feitelijk nog in wanneer in de Leuenbergse Konkordie door essentiële noties van de gereformeerde belijdenis een streep wordt gehaald?
Dr. J. Muis zei: we moeten opnieuw belijden, ook met betrekking tot de verkiezing en daarbij kan Leuenberg ons helpen. Echter in de Leuenbergse Konkordie wordt de verkiezing wel genoemd, maar niet beleden in overeenstemming met de Heilige Schrift.
Had het niet veel eerlijker geweest om, om een voorbeeld te noemen, de Dordtse Leerregels maar te schrappen of moesten ze alleen maar blijven staan om het gereformeerde deel van de kerk toch ook mee zien te krijgen.
Of komt dat nog, het schrappen van de Dordtse Leerregels, nl. wanneer de Remonstranten in deze S.o.W.-trein stappen? Want, zo zeggen ze, we kunnen toch niet eeuwig waarnemer blijven.
Ten aanzien van de Barmer Thesen verwijs ik naar het artikel van ds. A.W. Kranenburg in 'Veertig jaar orde in de Hervormde Kerk', waarin hij schrijft: 'Hoeveel eerbied de synode (in 1967) voor de belijdenis van Barmen ook kon opbrengen, het zou in artikel X toch te zeer een Fremdkörper' zijn. Mijn vraag is: wat is er veranderd ten aanzien van toen, dat het nu wel opgenomen is in het artikel, waarin de belijdenis wordt verwoord?
Alleen al op grond van I,4 zeg ik tegen deze kerkorde nee! Maar ook op grond van de voorliggende ecclesiologie, ambtsopvatting, verhouding doop-belijdenis-avondmaal is mijn reactie: nee, dit beslist niet!

F. Hoek, Goedereede

Basis voor beraad
Dit ontwerp is te aanvaarden als basis voor het beraad. Als samenhangend geheel dat verschillende traditites verenigt, is het een knap stuk werk. Het is een grote prestatie, dat dit in zo korte tijd tot stand kwam.
Toch staat dit in de context van grote zorg.
Kan het, zoals het nu vóórligt, dienen als basis voor de vernieuwde kerk?
Ik heb nog vele vragen, bedenkingen en aarzelingen.

De twee ijkpunten
Ik concentreer mij op twee punten: historische continuïteit/confessionele identiteit. Ik hoop dat er een nieuw voorstel komt t.a.v. de naam, waarbij duidelijk is dat er geen sprake is van een nieuwe kerk, wel van een vernieuwde 'kerk van de Hervorming in Nederland'.
In 'vernieuwd' zit dan ook m.i. als het goed is altijd het terugbuigende van her-vormd en ge-re-formeerd. Terug naar de Schrift en naar de belijdenis van de Reformatie, om zo, duidelijk geprofileerd, kerk te zijn midden in de werkelijkheid van vandaag. De historische continuïteit van het kerk-zijn is wezenlijk. Vele gemeenten in de Nederlandse Hervormde Kerk wensen niet deel te gaan uitmaken van een 'nieuwe' kerk.


Met bijzondere aandacht heb ik geluisterd naar het betoog van dr. Muis (op de eerste dag van de trio-synode lichtte hij de confessionele grondslag toe, red.). Verschillende elementen in zijn verhaal spraken mij aan. Hij heeft een aantal kernmotieven van 'Dordt 1618/19' gehonoreerd. Zij die de Dordtse Leerregels willen weghalen uit de grondslag van de kerk, krijgen nul op het rekest. Het is dan ook niet mogelijk de Remonstranten naast de Dordtse Leerregels te stellen.
Maar wat mij zeer verontrust is dat de Leuenbergse Konkordie (L.K.) kennelijk de hermeneutische sleutel wordt tot het lezen en verstaan van de Dordtse Leerregels. Wij moeten immers volgens dr. Muis de verkiezing Gods opnieuw belijden aan de hand van de Leuenbergse Konkordie? Leuenberg hakt een knoop door wanneer iedere vorm van erkenning van Gods 'verwerpen' afgewezen wordt. Dit zou volgens dr. Muis geen aanleiding zijn om het gesprek af te breken, maar juist om een nieuw gesprek te beginnen. Ik kan dat moeilijk volgen, als er toch juist een knoop dóórgehakt wordt.
Het probleem is dat het op basis van dit concept niet meer mogelijk is de binding aan de belijdenis van het voorgeslacht maximalistisch te interpreteren.
Dat brengt mensen in gewetensnood. De Leuenbergse Konkordie zou niet gehandhaafd moeten worden op de plaats waar deze nu wordt opgevoerd.

J. Hoek, Veenendaal

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Enkele stemmen van synodeleden over het Ontwerp-kerkorde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1992

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's