Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerk en geld
Kerkbalans bepaalt voor veel kerkvoogden het werk in de eerste maand van het jaar. Een gunstige opbrengst neemt een stuk zorg voor de voortgang van het kerkelijk leven weg. Naast de wekelijkse kollekten is immers de vrijwillige bijdrage van de (doop)leden der gemeente het financieel draagvlak. Het heeft ook alles te maken met de geestelijke kant van het gemeenteleven. Het geestelijk gehalte van een gemeente komt mede tot uiting in wat ze geeft en over heeft voor de dienst van haar Heere en Heiland. In Hervormd Gelderland (december 1992, kwartaalblad van de Provinciale Kerkvergadering van Gelderland van de NHK en haar organen van bijstand) staat de tekst te lezen van een inleiding die dhr. A. Noordsij vorig jaar maart hield op de voorjaarsvergadering van de afdeling Gelderland van de Vereniging van Kerkvoogdijen. Noordsij sprak over 'Kerkvoogden en geld'. Aan de orde stelt hij o.a.: kerkvoogdelijk en diakonaal geld, levend geld en dood geld. Wat is nu precies levend en dood geld? Kan geld van een rijke diakonie worden overgeheveld naar de arme kerkvoogdij etc? Hij begint met een antwoord te geven op de vraag: Hoe is het allemaal zo gekomen? Namelijk, dat veel kerkvoogden zorg hebben om het financiële plaatje van de gemeente ieder jaar weer verantwoord ingevuld te krijgen?

Om deze vraag te beantwoorden moeten we in de geschiedenis van de kerk duiken. In de zeventiende en achttiende eeuw is de Kerk der Reformatie staatskerk en Nederland is een 'kerkse' staat. Er is een duidelijke taakverdeling: de staat zorgt voor gebouwen en predikanten, de Kerk zorgt voor de armen. Diakonaat is armenzorg. De armen in ons land zijn op de Kerk aangewezen, van de staat hebben zij niets te verwachten. De Kerk staat daarom in hoog aanzien bij alle armen en bij allen die misschien wel eens arm en behoeftig zouden kunnen worden.
In die 'goeie ouwe' tijd kent de kerkelijke gemeente twee arbeidsvelden: geestelijk (verkondiging en pastoraat) en financieel/materieel (diakonaat). De kerkvoogdij bestaat eigenlijk nog niet. De stadhouder en later de koning zijn de opper-kerkvoogden. Kerkegeld is diakonaal geld. Schenkingen, legaten aan de kerk zijn inkomsten voor de diakonie. De Staat betaalt de rest.
In de negentiende eeuw gaat de koning de regels veranderen. En dan beginnen de problemen! Hij is van mening dat de Nederlandse Hervormde Kerk (die heette toen nog niet zo, maar voor het gemak en de duidelijkheid noemen we die toch maar vast zo) niet langer het monopolie van staatskerk moet houden. Hij stelt een rijkstractement vast voor de voorgangers van alle (in 1814) bestaande kerkgenootschappen (dat waren er toen nog niet zoveel). Dat tractement is echter niet waardevast.
De gebouwen en andere onroerende goederen worden aan de N.H. Kerk overgedragen. De beheerders (kerkvoogden) moeten van hun beheer verantwoording afleggen aan de koning via toezichtcolleges, die door de koning zijn ingesteld. De gemeente moet zich verder zelf redden.
En dat gaat prima. De inkomsten uit bezittingen, samen met het rijkstractement zijn vol­ doende om predikant en gebouwen te onderhouden. Kerkegeld is nog steeds diakonaal geld. En gemeenteleden doen schenkingen aan de Kerk (= diakonie) tijdens hun leven of na hun sterven, en ze doen dat omdat ze zoveel van de armen houden, of van de Kerk houden, of van zichzelf houden, want wie weet waar het goed voor is(?).
Tot in het begin van de twintigste eeuw gaat het goed, maar dan begint de grote verandering. De eeuw van de wereldoorlogen en van grote economische crises, van geldontwaarding en loonstijging, van het ontstaan van de zorgzame staat en van kerkontwaarding.
Het rijkstractement en de inkomsten uit bezit stijgen echter niet mee.
De oude kerkgebouwen vragen kostbaar onderhoud, de predikanten hebben aanvulling op hun inkomen nodig. De kerkvoogden komen geld tekort en moeten een beroep gaan doen op bijdragen van gemeenteleden: levend geld. Kerkvoogden moeten achter het groene laken van de regententafel vandaan komen en in gesprek gaan met gemeenteleden, zij ontdekken het verband tussen het levende geld en het geloofsleven van de gemeente. Een nieuwe wereld gaat open voor de kerkvoogden. Toen is het bewustzijn gegroeid dat kerkgeld een zaak van geloven is, dat geldwerving een geestelijke zaak is, een deel van het belijden. In de twintiger jaren is de 'ouderling-kerkvoogd' geboren. Zeventig jaren later is hij/zij eindelijk volwassen geworden.

In de twintiger jaren ontstaat dan de Vereniging voor Kerkvoogdijen, bedoeld om de kerkvoogdijen bij te staan in het steeds moeilijker wordend werk ten behoeve van de gemeente.

Immers, de kosten blijven stijgen, de inkomsten uit bezittingen stijgen niet mee, en de gemeenteleden moeten steeds meer opbrengen. De Tweede Wereldoorlog zal dat proces nog drastisch versnellen, en nu, in 1992, moet ruim 90% van de kosten door levend geld gedekt worden.
Kommer en kwel alom. De Staat laat het er lelijk bij zitten en de kerkvoogden moeten in alle gevallen gaten dichten.
Laat de Staat het er echt zo bij zitten? De armenzorg was in de vorige eeuwen de taak van de Kerk. Nu niet meer. De sociale voorzieningen, zoals dat genoemd wordt, zorgen ervoor dat de diakonale gelden steeds minder noodzakelijk zijn. Veel diakonieën zijn hun doelgroep, 'de armen' kwijtgeraakt, en blijven met hun diakonale geld zitten. Veel diakonieën zitten daar niet mee, ze zitten er op. Heel zwart-wit gezegd: Diakonieën zitten met hun geld verlegen, kerkvoogdijen zitten er om verlegen. Dan wordt de vraag vanzelfsprekend: waarom kan er niet wat overgeheveld worden?

Noordsij zet het verschil uiteen tussen levend geld en dood geld. Levend geld is geld dat de gemeente nú bijeenbrengt om nü te leven. Dood geld is geld dat b.v. diakonieën bezitten uit schenkingen van soms al eeuwen geleden. Levend geld ontvangen de diakenen om thans gestalte te geven aan de diakonale roeping der gemeente in deze wereld. En een gemeente die geestelijk leeft, zal het diakonaat beleven als haar geloofsdaad aan armen verweg en dichtbij. Maar, in zo'n levende gemeente zal vervolgens de kerkvoogdij geen echte problemen hebben. Immers, de vervulling der wet is je naaste liefhebben (diakonaat) als ook jezelf (kerkvoogdij).

Rijke diakonieën en arme kerkvoogdijen
Hoe kan echter een diakonie die rijk is toch tekortschieten in haar diakonale taak?

In het verleden was kerkegeld diakonaal geld. Legaten, schenkingen aan de kerk gingen naar de diakonie. Maar waren die giften altijd bedoeld voor de 'armen'? Speelde in de verre verte nog iets van de aflaatgedachte mee of was het gewoon liefde voor de Kerk? In ieder geval, hoe dan ook, het geld ging naar de diakonie.
En zo groeide het vermogen van veel diakonieën. Maar geleidelijk aan daalden ook de uitgaven, de staat nam veel taken over. De gemeenschap ging doen, wat eerst de gemeente deed. En dat is een verheugende ontwikkeling, daar kunnen en moeten we dankbaar voor zijn. Maar de penningmeester van de diakonie merkte de gevolgen van deze ontwikkeling in zijn kasboek. Ook de gemeente heeft gemerkt dat het diakonale beroep dat op haar gedaan wordt minder sterk is dan het kerkvoogdelijke. Dat blijkt wel uit de cijfers.
In zeer veel gemeenten is het nu zo dat van de diakonale uitgaven minder dan de helft als levend geld door de gemeenteleden wordt opgebracht. De rente van het diakonale vermogen is ruimschoots voldoende om meer dan de helft van de huidige diakonale activiteiten te bekostigen. En intussen groeit toch nog het vermogen op veel plaatsen gestadig. En vele diakenen beschouwen het als een verdienstelijk en godewelgevallig werk wanneer het vermogen aan het einde van hun ambtsperiode groter is dan aan het begin.
Schets ik een wat gechargeerd en overtrokken beeld? Best mogelijk.
Maar in ieder geval hoor ik geen noodkreten van diakonieën, zie ik geen onrustbarende grote tekorten op diakonie-rekeningen. Wel zie ik dat het diakonale budget slechts 20 tot 25% bedraagt van het kerkvoogdelijk budget, dat dus het levende geld voor diakonaat slechts circa 10% bedraagt van het levende geld voor de kerkvoogdij!
Toegegeven, onze kerkvoogdelijke lasten zijn veel groter dan onze diakonale verplichtingen…(???) Kerkvoogden moeten steeds vaker bezuinigen, komen steeds vaker in de problemen. Het is oneerlijk verdeeld in onze kerk, en daarom: kan er geen geld van de rijke diakonie overgeheveld worden naar de arme kerkvoogdij?

Voordat dhr. Noordsij antwoord geeft op deze voor veel gemeenten bekende vraag, gaat hij eerst in op oorzaken waarom een hervormde gemeente arm kan zijn. Hij noemt de nodige cijfers en bedragen. Het komt er op neer dat in veel gemeenten een tè kleine groep (doop)leden het financiële draagvlak van de gemeente vormt. Ik citeer: 'Zijn onze lidmaten nu werkelijk zo armlastig, dat ze niet gemiddeld bijvoorbeeld 10 gulden per week kunnen bijdragen aan de kerk waartoe ze hebben gekozen te willen behoren?' Waar dit besef niet of te weinig leeft, daar kun je wel diakonaal geld overhevelen naar de kerkvoogdijkas, maar dan los je de eigenlijke problemen in een gemeente veel te simpel op, aldus terecht dhr. Noordsij. Dan ben je misschien wel even uit de brand, maar het financiële probleem van de gemeente is niet echt voorbij.

Ik stel weer de vraag: kan er geld van de diakonie overgeheveld worden naar de kerkvoogdijkas?
Nee, zeg ik, wanneer dat geld besteed wordt om het tekort van de kerkvoogdij, de tekortkoming van de kerkvoogdij, de tekortkoming van de gemeente aan te vullen, om de nalatigheid van de gemeente te compenseren. Dat is namelijk vernietiging van diakonaal geld, dat is stelen van de armen.
Ja, zeg ik, wanneer diakonaal geld ingezet wordt om de gemeente te activeren, meer te bepalen bij haar opdracht om lichaam van Christus te zijn, om er te zijn tot eer van God, ten dienste van de naaste.
Ja, zeg ik, wanneer diakonaal bezit gebruikt wordt om de gemeente meer dan nu een levende gemeente te laten zijn. Want een echt levende gemeente is levenschenkend aan verdrukten en ontrechten. Een echt levende gemeente zal de leefbaarheid van deze aarde vergroten, in Gods kracht.
Diakonaal bezit, niet ten bate van de restauratie van het dode kerkgebouw, maar ter versterking en opbouw van een levende gemeente. Want een gemeente die niet meer bestaat, kan ook geen diakonaat bedrijven. Maar aan de andere kant: een gemeente die zich bewust is van eigen persoonlijke rijkdom op financieel gebied zal zich er wel voor wachten om zich al te lichtvaardig te vergrijpen aan het geld van de armen en kanslozen. Ik zeg 'van de armen en kanslozen', want aan hen behoort dat geld toe! Voelt u de spanning waarvoor we komen te staan? Voelt u het gewetensconflict waarin we als gemeente terecht komen? Maar dan wel een heilzaam gewetensconflict. Een gewetensconflict waar we rijker van worden.
Eerst geestelijk rijker, omdat het ons dichter bij Christus brengt, omdat het ons meer bewust gemeente-van-de-Heer laat zijn. Maar daarna ook financieel rijker, omdat we dan ontdekken dat we als gemeente geen financieel probleem behoeven te hebben. Een gemiddelde bijdrage van de leden van de kerk van tien gulden per week, daar zal niemand een boterham minder om eten, maar het opent wel ongekende perspectieven voor het kerkewerk. Stelt u zich eens voor: twee maal zo hoge inkomsten. En daardoor zou het diakonaat ook dingen kunnen gaan doen die we nu niet voor mogelijk houden.
Was het begin van mijn verhaal erg pessimistisch? Nee, het was gebaseerd op harde gegevens.
Ben ik nu doorgeslagen naar een zweverig optimisme? Met niet realiseerbare visioenen? Nee, dit visioen ligt voor het grijpen. Als de gemeente dat wil. Niet als de gemeente dat kan, want het kan zonder moeite. Het is een kwestie van willen, van geloven.
Dat zijn hoge woorden, maar daar moeten we het in de Kerk van hebben. (…)
Diakonaal bezit uit het verre verleden is in wezen bezit dat aan de gemeente geschonken is. Er bestond immers nog geen kerkvoogdijkas ten behoeve van de gemeente. Kerk was diakonie. Dat oude bezit mag aangewend worden tot opbouw van de gemeente. Opbouw, niet ten behoeve van de eigen consumptie, maar ten einde volop gemeente van Christus te kunnen en willen zijn.
Het moge nu duidelijk zijn dat diakonaal vermogen of de opbrengsten daarvan naar mijn mening nooit aangewend mogen worden voor de instandhouding van een gebouw. Wanneer de gemeente nu en in de toekomst verzekerd wil zijn van een goed kerkgebouw, zal die gemeente daarvoor het geld moeten opbrengen en fondsen moeten vormen om dat gebouw te garanderen.

Dhr. Noordsij besluit zijn interessante uiteenzetting door aandacht te vragen voor de rekening en de begroting. Hij stelt: dat zijn maar geen financiële documenten. Ze zijn vooral hulpmiddelen voor het stellen van een juiste diagnose en het nemen van doeltreffende maatregelen. Rekening en begroting worden zo beleidsinstrumenten om als kerkeraad en kerkvoogdij mee te werken.
Intussen ligt het antwoord op het functioneren van veel werk in de gemeente bij de leden der gemeente zelf. Misschien ligt de antwoordenvelop van uw kerkvoogdij op tafel en vraagt u zich nog af wat het dit jaar moet worden. Als het Woord en de dienst van het Woord u lief is, zult u er ook veel voor over hebben. Ergens in het hierboven geciteerde verhaal wordt een richtbedrag genoemd. Misschien een tip voor u? Het penningske van de weduwe is intussen in Jezus' oog meer waard dan de betrekkelijk gulle gift der rijken.

J. Maasland

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 1993

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 1993

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's