Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bevindelijken en de cultuur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bevindelijken en de cultuur

Proefschrift dr. Jan Zwemer

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op vrijdag 18 december 1992 promoveerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam de heer Jan Zwemer tot doctor in de letteren op een proefschrift, getiteld 'In conflict met de cultuur', 'de bevindelijk gerefomeerden en de Nederlandse samenleving in het midden van de twintigste eeuw'.
Zelden heeft een proefschrift, nog vóór de verschijning maar ook direct daarna, zoveel publiciteit gekregen als met deze studie het geval was. Zelfs dagbladen, die normaal niet van al te grote belangstelling voor het godsdienstige leven blijk geven, hebben er breed aandacht aan gegeven. Ongetwijfeld draagt het door Zwemer aangedragen thema daartoe bij, gezien het feit dat de bevolkingsgroep, die hij beschrijft, zo langzamerhand een verschijnsel is geworden in onze samenleving. Het gaat om een volksdeel, dat nog hardnekkig vasthoudt aan een levenspatroon, dat voor velen buiten de kerken als totaal onbegrijpelijk wordt beschouwd en als zodanig dan ook slechts de moeite van het 'bekijken' waard is, maar dat voor velen binnen de kerken ook als een achterhaald stadium van godsdienstig leven wordt aangemerkt. De extra belangstelling, die dit proefschrift ten deel is gevallen, is ongetwijfeld ook gelegen in de periode van verschijning. Deze viel namelijk samen met de periode van de nieuwe polio-epidemie. Zwemers proefschrift kon zo een mèr à boire (zee om uit te drinken) zijn voor wie zich in het bonte wereldje der bevindelijken wilde verdiepen, hoewel ook daar bezwaren tegen inenting een randverschijnsel zijn geworden.
'In conflict met de cultuur', zoals de titel van het proefschrift luidt, spreekt al boekdelen. De eerlijkheid gebiedt intussen ook wel te zeggen, dat media, die ver af staan van de wereld der 'bevindelijken', er soms toch (meer dan voorheen) in geslaagd zijn te komen tot een redelijk tot goed beeld van deze bevolkingsgroep.

Kritiek
In kringen van ingewijden heeft Zwemers proefschrift overigens al geducht kritiek ontmoet. Het proefschrift blinkt op zich eerst al uit door het grote aantal fouten of onjuistheden. Scribenten uit de diverse kringen van de Gereformeerde Gezindte hebben daarvoor hun potloden al extra geslepen en daarmee het boek weggeschreven. Die weg zouden we hier ook kunnen gaan met betrekking tot de beschrijving van de gereformeerde sector in de Nederjandse Hervormde Kerk. Dat – om slechts één voorbeeld te noemen – ds. W.L. Tukker als W.C. Tukker wordt vermeld is op zich niet geheel begrijpelijk, maar dat ds. J. van Dijk, ooit predikant te Poortvliet (thans woonachtig in Onstwedde) echter regelmatig verward wordt met ds. Jac. van Dijk, die, in plaats van de Poortvlietse pastor, 'op landelijk niveau in de S.G.P. een rol gespeeld had' (p. 375) is onvergeeflijk (in het naamregister komt J. van Dijk zeven maal voor, afwisselend voor de Poortvlietse dominee en ds. Jac. van Dijk). Zulke fouten roepen ook twijfels op aan de juistheid van bepaalde passages, ook als het gaat om de typering van de hervormd-gereformeerden.


Een tweede punt van kritiek betreft de methode, die Zwemer toepaste om over bepaalde kringen meer te weten te komen. Behalve van voorhanden zijnde literatuur maakte hij ook (vrijmoedig) gebruik van wat hem in persoonlijke gesprekken werd aangereikt. Hij interviewde (mondeling) o.a. wijlen ds. H.G. Abma en wijlen ds. G.A. Zijderveld, als ook mr. L.J.M. Hage, R. Kok (zoon van ds. R. Kok), ir. H. van Rossum, W. Fieret en ook ondergetekende. Terecht zijn vraagtekens geplaatst bij de (we tenschappelijke) betrouwbaarheid van zulke mondelinge mededelingen. Nu zouden die vraagtekens niet geplaatst behoeven te worden wanneer de auteur de 'mededelingen', van anderen, zoals hij die in het proefschrift vermeldt, aan de ondervraagden ook vooraf ter goedkeuring had voorgelegd. Dan zouden het geautoriseerde mededelingen zijn geweest, die in waarde gelijkstaan met wat in geschriften wordt gepubliceerd. Dat nu is niet geschied en dat maakt het proefschrift, wat de mededelingen betreft, kwetsbaar, zeker waar ze vanwege de intimiteit soms grenzen overschrijden.

Waardering
Dit alles neemt niet weg, dat Zwemer een boek heeft geschreven, waarin het brede veld van de bevindelijke kringen tot in details aan de orde komt. Was het proefschrift van dr. C.S.L. Janse over de 'bevindelijk-gereformeerden' (deze oneigenlijke benaming is kennelijk helaas niet meer wèg te denken!, v.d.G.), van sociologische aard, in dit proefschrift gaat het helemaal over de geestelijke waarden en normen, die in de onderscheiden kringen een rol spelen.

Zwemer heeft een verdienstelijke poging gedaan het geschakeerde wereldje, juist wat de bevindelijke aspecten zèlf betreft, in beeld te brengen. Hij onderscheidt daarin de bevindelijke gemeenten, die behoren tot vrijge groepen en kerken (afgescheidenen) en bevindelijke gemeenten van het 'volkskerk-achtige piëtisme', waarbij hij dan vooral de hervormd-gereformeerde sector bedoelt. Het aandachtsveld van Zwemer ligt daarin bepaaldelijk in de provincie Zeeland. Met name het eiland Tholen krijgt veel aandacht. Wat de Alblasserwaard betreft krijgt Ottoland veel aandacht (vanwege een studie van J. Verrips).
In het eerste type gemeenten (de afgescheidenen), aldus Zwemer, geldt 'dat hoe zwaarder-bevindelijk ('Labadistisch') een gemeenschap is, des te meer de geestelijke leider(s) er toe neigt (neigen) aan de hand van uiterlijke kenmerken zijn of hun mede-leden op hun geestelijke staat te beoordelen. Zo wordt een zekere, uiterlijke graad van "zuiverheid" bereikt van een gemeenschap, die in verband met de uitverkiezingsleer nooit een gemeente van alleen maar bekeerde mensen kan worden. De uiterlijke kenmerken weerspiegelen als het ware geestelijke waarden en waardigheid'. Deze m.i. goeddeels terechte constatering staat niet los van de studie van dr. C.S.L. Janse, waarin uiterlijke criteria voor bevindelijkheid domineren.

In het tweede type gemeenten (die van het 'volkskerk-achtig piëtisme') hebben de leden niet of minder bewust voor deze gemeenschap gekozen, 'zodat een deel van hen minder bevindelijk of onverschillig was'. Ook dit is juist. Geen enkele hervormd-gereformeerde gemeente past, gezien de rand- en buitenkerkelijken, bij wèlke afgescheiden gemeente dan ook. Bovendien treden in de loop van de tijd ook verschuivingen in ligging van gemeenten op. Interessant is wat Zwemer hier intussen opmerkt over hervormde gemeenten, die vroeger 'liberaal' waren en later opschoven naar bevindelijke richting. Dat kan te maken hebben met het feit, dat (zoals op Flakkee) vroeger b.v. vooral boeren deel uitmaakten van de kerkeraden, terwijl later de kerkeraden meer samengesteld werden uit de breedte van de bevolking. Dat betekende opschuiving in de richting van 'het normenstelsel vanuit de Gereformeerde Bond'.


Intussen blijft één vraag wel nawerken als men op zich laat inwerken alle geestelijke onderscheidingen van de diverse kerken, kringen en zelfs kringetjes, door de schrijver geïllustreerd uit een breed veld van lectuur. Elke kring in de bevindelijke kring heeft specifieke eigenheden. In hoeverre wordt – zo kan men zich afvragen – ook ècht beleefd wat her en der wordt beleden als noodzakelijk om beleefd te wòrden?
In de veelheid van feitelijke gegevens in deze zal echter ongetwijfeld, als de kruitdamp der kritiek is opgetrokken, de waarde van dit proefschrift blijken.

Conflict
Maar dan nu het 'conflict met de cultuur'. Want daar gaat het in feite over in dit proefschrift. De onderscheiden bevindelijke kringen ontmoeten elkaar volgens de schrijver in één verband, dat door hem wordt aangemerkt als 'de' organisatie van de bevindelijken, te weten de Staatkundig Gereformeerde Partij. Zwemer ziet ook hier wel diversiteit. Dat blijkt b.v. uit overgangen naar andere partijen (tot de P.v.d.A. toe!) in Thoolse gemeenten. Ook hier geeft Zwemer interessante doorkijkjes in allerlei plaatselijke gemeenten. Het stemgedrag van S.G.P. fracties (plaatselijk maar ook in de landelijke politiek) inzake sociale verzekeringen, zondagskwesties, sportbeoefening, voorzieningen voor het toerisme maar ook inzake het beoefenen van 'practische politiek' op zich, om slechts enkele voorbeelden te noemen, is dan maatgevend voor de confrontatie met de cultuur. Als zodanig geeft Zwemer een boeiend stukje eigentijdse geschiedenis, waarin veel herkenbaar is voor wie oren en ogen open heeft in de tijd, waarin hij (zij) leeft.

Er zijn in dit verband in Zwemers proefschrift twee lijnen. De ene wordt getrokken langs de ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Gemeenten. Hij schetst de, door hem genoemde 'dogmatisering' aldaar, in gang gezet met de leeruitspraak van 1931, toen het verbond onder de beheersing en de verkiezing kwam, met consequenties voor de leer der algemene genade, relevant voor de politiek. Het is dan niet verwonderlijk, dat met name het conflict tussen dr. C. Steenblok en ds. R. Kok, uitlopend op de scheuring van 1953, centraal staat (en intussen m.i. te sterke aandacht krijgt als criterium voor spanningen binnen de S.G.P.). Het zal door betrokkenen overigens niet gewaardeerd worden, dat Zwemer (ook) hier een indeling van 'lichten' en 'zwaren' toepast, een indeling die in het algemeen overigens geen aanbeveling verdient.
De tweede lijn, die Zwemer trekt, heeft te maken met verschillen tussen bevindelijken van afgescheiden kerken en het 'volkskerk-achtige piëtisme'. In bepaalde gemeenten gaf dit soms binnen de S.G.P. fractie verschil in opstelling. Hier wijst de auteur overigens terecht ook op affiniteit van bepaalde hervormden met de theologie van dr. C. Steenblok.


Wezenlijk is intussen bij dit alles hoe een samenleving, waarin 'de bevindelijken' een bepaalde plaats innemen, reageert op het openbreken van grenzen. Soms hebben hervormden dan een opener opstelling. Als zodanig krijgt uiteraard het openleggen van Zeeland, met de Delta-werken en het daarmee samenhangende massatoerisme, brede aandacht inzake confrontatie met de cultuur. Dat overigens een zeer conservatieve levenshouding op godsdienstig gebied gepaard kan gaan met een grote progressiviteit op het gebied van landbouwmethoden often aanzien van technische ontwikkelingen is bekend en wordt ook in dit proefschrift onderstreept. En dat consumptiedrift ook aan de bevindelijke sector niet voorbijgaat eveneens.

Tenslotte
Na al de ontboezemingen van Zwemer gelezen te hebben moet men ook hier tot de conclusie komen, dat bevinding als het erop aankomt niet in kaart te brengen is. Dat intussen voor de groepering, waar bevinding het geloofstype bepaalt, ook bepaalde uitingen in het levenspatroon kenmerkend zijn, laat Zwemers studie duidelijk zien. Er schuilt in ieder geval in dit patroon een bewarend element.
Terecht zegt hij intussen, dat confrontatie met de cultuur niet vandaag voor het eerst plaatsvindt. Zwemer zegt:
'Al vanaf haar eerste 17e eeuwse vertegenwoordiger Teelinck kampte de Nadere Reformatie met tegenstand tegen haar verlangen naar een samenleving die aan hoge bijbelse standaarden kon voldoen. Het daardoor ontstane gevoel van martelaarschap beïnvloedde het "staan in de wereld" van de Nadere Reformatie en die piëtistische richting waarin de denkwereld van de aanhangers zich bewoog.'


En tenslotte: niet allen, die bevindelijk hèten, zijn het en er zijn bevindelijken, die die naam niet dragen. Ook hier geldt het friese gezegde: 'het is met zeggen niet te doen'. 'Bevinding is nog altijd Geesteswerk'. 'Hoeveel bevindelijk gereformeerden zijn er nu eigenlijk?', is van de zijde van bepaalde media ook mij herhaaldelijk gevraagd. Ze zijn niet te tellen. Wie het vatten kan, vatte het. Bevindelijk mag heten wie de ervaring des Geestes metterdaad kent.

J. van der Graaf

N.a.v. Jan Zwemer, 'In conflict met de cultuur', uitgave De Groot, Goudriaan/Kampen, 508 pag., ƒ 65,00.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1993

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bevindelijken en de cultuur

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1993

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's