Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schriftuurlijke liederen in de eredienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schriftuurlijke liederen in de eredienst

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De calvinisten in de 16e eeuw hebben veel en graag gezongen. Geheel in de lijn van het Sola Scriptura der Reformatie, hielden zij zich aan Paulus' opdracht in Ef. 5 : 19 en Kol. 3 : 16 en zongen zij in hun samenkomsten psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Die lofzangen en geestelijke liederen bleven niet beperkt tot de paar gezangen die later door de Nationale Synode van Dordrecht van 1618-1619 gecanoniseerd werden om in de eredienst gebruikt te worden, neen, in de begintijd van het calvinisme zong men allerlei Schriftuurlijke liederen tot troost en bemoediging van de bedreigde en vervolgde gelovigen.
Over de geschiedenis van de Schriftuurlijke lyriek in de Nederlandse letterkunde van de 16e eeuw is in de handboeken uiteraard wel het een en ander te vinden, maar vaak blijft de bespreking ervan aan de oppervlakte wegens het ontbreken van grondig onderzoek.
De gangbare opvatting over de ontwikkeling van dit genre steunt voor een belangrijk deel op het werk van de vermaarde literair-historicus dr. W.A.P. Smit, die van 1946 tot 1971 hoogleraar was aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1939 publiceerde hij het boek Dichters der Reformatie in de 16e eeuw, waarin hij veel waardevol materiaal bijeenbracht.
Smits visie op het ontstaan van de Schriftuurlijke lyriek komt, enigszins vereenvoudigd voorgesteld, op het volgende neer. In de begintijd van de Reformatie is er een geleidelijke ontwikkeling geweest van het geestelijke lied der Moderne Devotie – dat is de kring van de broeders en zusters des gemenen levens – naar de liederen der zgn. sacramentariërs. Vrijwel alle Schriftuurlijke liederen zouden gemaakt zijn door doperse christenen. Deze liederen werden aanvankelijk ook gezongen door de gereformeerden. Later, toen het calvinisme ingang gevonden had, gingen gereformeerde dichters de psalmen berijmen. Het is de verdienste van de neerlandicus Bert Hofman, dat hij Smit in dezen niet kritiekloos heeft gevolgd, zoals zovelen voor hem wel gedaan hadden, maar dat hij een grondig onderzoek heeft ingesteld naar het ontstaan en de verbreiding van zestiende-eeuwse dichtbundels met Schriftuurlijke liederen. De resultaten van zijn speurwerk heeft hij neergelegd in een fraai uitgegeven dissertatie, getiteld: Liedekens vol gheestich confoort. Gheestich confoort betekent: geestelijke troost.
Op 26 februari van dit jaar verdedigde hij dit proefschrift aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, waarna hem de doctorstitel werd toegekend.
Hofman heeft veel nieuwe gegevens aan het licht gebracht, die hem aanleiding gegeven hebben de mening van Smit op vele punten te corrigeren. Hij heeft de religieuze en kerkhistorische aspecten van de zgn. Schriftuerlicke liedekens onderzocht, nauwgezet de verschillende liedbundels met elkaar vergeleken en vooral veel aandacht geschonken aan het ontstaan van deze liederen. Al spoedig bleek hem, dat Smits mening onhoudbaar was. Tot zijn verrassing kon hij vaststellen, dat deze liederen niet, zoals Smit meende, vrijwel uitsluitend door dopers waren gedicht. Op de 1136 geregistreerde liederen waren er zo'n 400 van gereformeerde oorsprong. Gereformeerd moet dan wel ruim opgevat worden. Bedoeld wordt de sacramentarisch-gereformeerd-calvinistische richting. Dit lange adjectief suggereert een zekere uniformiteit en een doorgaande ontwikkeling binnen deze stroming. Het was echter een bont gezelschap, samen op weg uit de roomse kerk, dat wel, maar elkaar soms ook heftig bestrijdend.
Er waren ook aanhangers van de 'nieuwe leer' die in de roomse kerk bleven, in de hoop dat daar een binnenkerkelijke reformatie tot stand zou komen. Zo weten wij van verschillende schrijvers uit het begin van de Reformatie niet precies, of zij nu rooms of protestants waren. Men kan denken aan de Erasmiaan Cornelis Crul, de dichter van 'Den geestelijcken a b c' en berijmer van enkele psalmen. Hofman vermeldt hem merkwaardigerwijze niet. Hoe het ook zij, bij alle aanhangers van de Reformatie bestond de behoefte aan geestelijke liederen. De herontdekking van het Evangelie bracht de mensen ertoe daarvan te gaan zingen. Het getuigenis van de martelaren inspireerde dichters tot het schrijven van ontroerende liederen. In de onderdrukking en de vervolging werd het lied aangegrepen als een middel om elkaar te bemoedigen en te vertroosten.
De calvinisten, die omstreeks 1550 een belangrijke rol gingen spelen, gebruikten in de eredienst ook veel soorten liederen en zij putten daarbij uit allerlei bundels. Zij waren niet afkerig van geestelijke liederen en gezangen, zelfs al waren die gedicht door dopers. Zij accepteerden de Schriftuurlijke liederen, omdat de inhoud bijbels verantwoord was (de uitgevers drukten soms in de marge bijbelteksten af om dat duidelijk te maken) en zij beschouwden het schrijven van deze liederen als een daad van gehoorzaamheid. Paulus had immers die opdracht gegeven!
Hofman laat zien, hoe in de loop der tijd de dopers meer afstand gaan nemen van de psalmen en hoe de sacramentariërs zich steeds positiever over de psalmen uitlaten. Bij de calvinisten is er aanvankelijk enige verwarring te constateren bij het gebruik van liedbundels. Na 1550 gaat men zich steeds meer concentreren op de psalmen. De bestaande berijmingen waren incompleet en voldeden om verschillende redenen niet. Utenhove en later Datheen geven het kerkvolk een complete berijming van het Boek der Psalmen. Het zingen van andere geestelijke liederen raakt op de achtergrond en uiteindelijk beperkt men zich tot de psalmen en enige gezangen. Toch zou het nog vele jaren duren voordat aan het zingen van gezangen in de gereformeerde eredienst een einde zou komen. Hofman geeft daarover veel interessante informatie, maar de vraag waarom calvinisten uiteindelijk in de liturgie het Schriftuurlijke lied geweerd hebben, wordt onvoldoende beantwoord.
Eén ding is duidelijk: calvinisten die pleiten voor meer Schriftgezangen in gezin, school en kerk, kunnen zich nu met de dissertatie van Hofman in de hand, beroepen op hun voorvaderen die, met Schriftuurlijke liederen op de lippen, naar de brandstapel zijn gevoerd.
Bert Hofman, die van 1958 tot 1988 leraar, Nederlands in het voortgezet onderwijs geweest is, heeft met zijn studie onze kennis van de Nederlandse literatuur en die van de vaderlandse kerkgeschiedenis verrijkt. De calvinistische traditie is rijker dan wij tot nu toe meenden.
Het boek Liedekens vol gheestich confoort is verschenen te Hilversum bij Uitgeverij Verloren. Het telt 397 blz. en kost ƒ 79,–.

drs. N.C. van Velzen, Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Schriftuurlijke liederen in de eredienst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's