Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Afscheid van de katheder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Afscheid van de katheder

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vertrek van prof. Graafland
Op jl. vrijdag 4 juni nam prof. Graafland afscheid van de theologische faculteit aan de universiteit te Utrecht. Hij deed dat in het kader van een studiedag die vanuit de theologische faculteiten van Leiden en Utrecht belegd was. Het onderwerp dat op deze studiedag centraal stond was: Voetianen en Coccejanen.
Kruisten de beide faculteiten als aanhangers van één van beide partijen in het verleden herhaalde malen de degens, daarvan was op deze studiedag niets te merken. Er heerste een irenische sfeer, waarin wetenschappers de resultaten van hun historisch onderzoek ten gehore brachten. In de loop der eeuwen zijn de fronten blijkbaar verschoven, hoewel bepaalde thema's, zoals die van de coccejaanse-cartesiaanse pluraliteitsgedachte, ook vandaag bij nadere confrontatie dunkt me wel tot verschillende afwegingen zou leiden. Of dan Leiden en Utrecht opnieuw de beide centra zouden vormen is nog de vraag.

Voetianen en Coccejanen
Ondertussen vraagt de welwillende lezer zich misschien af wat er eigenlijk bedoeld wordt met de confrontatie tussen Voetianen en Coccejanen. Het gaat hier om twee theologische en kerkelijke partijen, die elkaar in de 17e en 18e eeuw in ons land bestreden op vitale punten van het kerkelijk belijden.
Coccejus (1603-1669), theologisch hoogleraar in Leiden, voerde een nieuwe visie in op de openbaring en de heilsgescheidenis. Hij zag in de Bijbel zich een proces voltrekken waarbij het werkverbond trapsgewijs wordt afgeschaft en de waarheid van het Evangelie steeds helderder en beter aan het licht komt. Voetius (1589-1676), theologisch hoogleraar te Utrecht, was het hier niet mee eens.
Het verschil in visie lijkt een theologen-aangelegenheid, maar was het intussen niet. In de praktijk van het kerkelijk leven spitste het meningsverschil zich onder andere toe op de zondagsviering. Voetius zag het vierde gebod als een eeuwigdurende zedelijke instelling uit het paradijs (Gen. 2 : 3), terwijl Coccejus de zondagsviering losmaakte van het vierde gebod, daar hij dit gebod als louter ceremonieel voor Israël zag. Het geldt niet meer voor ons.
Op dit punt laaide de strijd hoog op. Boeken en pamfletten vlogen soms als projectielen over en weer, totdat ten lange leste de partijen, moe van het strijden, naar elkaar toe begonnen te groeien. Vooral de vleugel van de ernstige Coccejanen naderden de Voetiaanse partij. Het leven won het van de leer.
Wat overigens de Voetianen ook parten speelde was de invloed van de filosofie van Descartes op de Coccejanen. De menselijke rede en de twijfel als methode van wetenschap bedrijven kregen veel te veel eer. Niet God, maar de mens begon in het middelpunt te staan.

De lezingen
Behalve het slotcollege van prof. Graafland werden zeven (!) inleidingen gehouden. Prof. Van den Berg te Leiden zette het kader voor de studiedag uit door het 'stroomlandschap van de Gereformeerde kerk tussen 1650 en 1750' te verkennen. Daarna refereerde dr. F.G.M. Broeyer over 'Franciscus Burman, een Coccejaan in Voetiaans vaarwater'. Dr. Bijl hield een inleiding over 'Politieke en sociale implicaties van het geschil tussen Voetianen en Coccejanen'. Na de middagpauze besprak dr. J. van Sluis de persoon en de theologie van Johannes van der Waeyen, die van Voetiaan Coccejaan werd. Dr. W.J. op 't Hof ging in op 'De verschillen tussen Voetianen en Coccejanen in het licht van hun verklaringen van de Heidelbergse Catechismus'. De geleerde Coccejaan Petrus Allinga, predikant in Noord-Holland werd voor het voetlicht geplaatst door mevr. prof. dr. E.G.E. van der Wall. Als laatste inleider sprak dr. W. van Asselt, de Coccejuskenner, die het optreden van de felle Voetiaan Pierre de Joncourt uitdiepte.

Het afscheidscollege
Tenslotte nam prof. Graafland plaats achter de katheder en sprak over 'Structuurverschillen tussen Voetiaanse en Coccejaanse geloofsleer'. Hij vergeleek de Coccejaanse en Voetiaanse theologie aan de hand van twee geschriften, namelijk van de Coccejaanse hoogleraar te Groningen, Johannes Braunius en van zijn Voetiaanse collega: Johannes à Marck. In de Leer van de verbonden van Braunius overheerst de coccejaanse visie op het verbond. In de Medulla (Het Merck) van à Marck vinden we deze visie niet. Bij Braunius is nieuw de indeling van zijn boek. Hij volgt niet de klassieke 'loci'-indeling, maar bespreekt de dogmatische onderwerpen in het kader van het verbond. Zo komen dezelfde onderwerpen meerdere malen aan de orde. Graafland noemde als voorbeeld: de Wet en de Christologie. Het valt te betwijfelen of deze methode nu wel zo'n vooruitgang is vergeleken met de klassieke indeling van zijn collega à Marck. Bij deze komen de afzonderlijke loei beter tot hun recht. Het is verder opvallend dat de heilshistorische verbondsopvatting bij Braunius in de bespreking van de heilstoeëigening nauwelijks meer aanwezig is. Dan staan Braunius en à Marck toch weer dicht bij elkaar. Je zou kunnen concluderen dat de verbondsleer bij Braunius halt houdt voor de godsleer. Ze wortelt niet in het wezen van God zelf. Deze laatste stap is in onze tijd m.m. gedaan door iemand als prof. Berkhof God is Verbondspartner geworden. Wat Braunius wilde maar hem niet gelukte is wel gelukt bij Berkhof.

Slotwoorden
Prof Graafland eindigde zijn college heel persoonlijk. Op indrukwekkende wijze beleed hij het fragmentarische van zijn wetenschappelijke arbeid. Tegelijk uitte hij zijn diepe dankbaarheid. De laatste zin die hij achter de katheder uitsprak luidde: 'lk wacht op Gods ontferming'.
Me dunkt, met deze woorden is heel Graaflands wijze van theologiseren getypeerd. Hij vroeg nooit om bijval, maar trachtte op eerlijke wijze 'coram Deo' een weg te vinden in het theologisch oerwoud van meningen en opvattingen. Het is die ootmoed en die wijze van theologie bedrijven met hart en ziel, die ons met respect vervult voor 'onze' hoogleraar'. Dan is theologie geen vak, maar leven. Zoals Amesius het zei: Theologia est doctrina Deo vivendi: de theologie is de (levende) leer van het leven voor God.

W. Verboom, Hierden/Harderwijk

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Afscheid van de katheder

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's