Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Woord èn Geest (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Woord èn Geest (3)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vorig keer stond ik stil bij een tweetal opvattingen over de inspiratie van de Heilige Schrift, nl. de mechanische- en de dualistische opvatting. In dit artikel wil ik u nog een aantal opvattingen laten lezen. Daarna – maar dat zal wel in een volgend artikel zijn – ga ik in op de kracht van de Heilige Geest, die in het Woord schuilt. De bedoeling van dit laatste is om aan te tonen, dat het Woord alleen voldoende is. Wij hebben géén openbaring buiten het Woord om nodig.

De dynamische
Schleiermacher en de ethischen hadden een dynamische opvatting over de inspiratie van de Bijbel. Zij waren van mening dat niet de Schrift, maar de personen zijn geïnspireerd. Aan de personen kon weliswaar van alles mankeren. Bij het schrijven van Gods Woord waren zij niet onfeilbaar. Zo konden er dus fouten zitten in wat er neergeschreven was.
De Gereformeerde opvatting is anders dan die van Schleiermacher en de ethischen. In de lijn van de Schrift zelf zijn Calvijn, Luther, Kohlbrugge en anderen er altijd vanuit gegaan, dat de Heilige Schrift is geïnspireerd. Geen tegenspraak wordt daarin gevonden. De volkomenheid daarvan wordt voor de volle honderd procent beleden.
De dynamische opvatting heeft dit bezwaar, dat zij niet vraagt wat de Bijbel zelf zegt. Op een of andere manier gaat men kritisch boven Gods Woord staan.
Maar er is nog een zaak die onze aandacht verdient. Het grote gevaar is aanwezig – en daar zijn de ethischen werkelijk niet helemaal aan ontkomen –, dat men inspiratie gelijk gaat stellen met illuminatie (verlichting). Het gevolg daarvan is dat een boek van Calvijn of Kohlbrugge evenveel òf even weinig waarde heeft als het boek van de profeet Jesaja of de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen.
't Moet gezegd worden dat de geschriften van Calvijn en Kohlbrugge ons lief zijn. Menig keer wordt er in de preek of in een artikel iets geciteerd van wat zij gezegd of geschreven hebben. Niemand van ons echter zal de werken van Calvijn en Kohlbrugge op één lijn willen zetten. Van hoeveel waarde wij deze geschriften achten, maar zij staan niet boven de Schrift. Men mag ze zelfs géén plaats geven naast de Schrift. Zij staan altijd onder de Schrift. Hetzelfde geldt voor de 'oude schrijvers'. Zoals bekend zal zijn, was ds. L. Vroegindeweij erg gehecht aan de 'oude schrijvers'. Toch heeft hij een keer in een preek gezegd, maar ook meerdere keren geschreven, dat alle oude schrijvers maar moesten worden weggedaan als zij boven of naast de Schrift zouden worden gesteld.
Ik maak maar gelijk een toepassing naar de belijdenisgeschriften. Voor ons als gereformeerden in de Nederlandse Hervormde Kerk zijn deze geschriften uitermate belangrijk. Ons geloof, het Bijbelse geloof, vinden wij daarin beleden en beschreven. Het is de moeite waard uit deze belijdenis (de religie der belijdenis) te leven. Toch moeten wij de belijdenisgeschriften niet gelijkstellen met het Woord Gods òf ze zelfs boven de Schrift een plaats geven. Dan zijn wij – om zo te zeggen – heel verkeerd bezig. Terecht heeft de kerk gezegd, dat zij een plaats onder het Woord mogen hebben. 't Zal trouwens onder ons wel bekend zijn, dat men tegen de belijdenisgeschriften een gravamen, d.i. een bezwaarschrift kan indienen. Tegen de Heilige Schrift is dat niet mogelijk. De Bijbel is af en volkomen!

De dialectische
Men moet zich niet laten afschrikken door de moeilijke woorden, die worden gebruikt. Ik zal proberen zo eenvoudig mogelijk uiteen te zetten wat de dialectische opvatting van de inspiratie inhoudt. Deze opvatting bestond reeds min of meer vóór het tijdperk van Karl Barth. Onder invloed van zijn theologie heeft deze dialectische opvatting veel aanhang gekregen… met alle gevolgen daaraan verbonden. Ik ga nu niet op de theologie van Barth in. Wel stel ik dat deze theologie ruïneus (verwoestend) voor het leven in grote delen van onze kerk is geweest. Wellicht sprak Berkhof in de vijftigerjaren om die reden over 'de crisis in de midden-orthodoxie'.
Echter… wat houdt nu de dialectische opvatting over de inspiratie in? Heel eenvoudig gezegd: men houdt de Bijbel voor een menselijk feilbaar getuigenis van Gods Woord. De Heere kan dat getuigenis gebruiken en ook wel de prediking en zo wordt de Bijbel dan in dat ogenblik Gods Woord. Wanneer dit niet gebeurt, is de Bijbel niet Gods Woord.
In de dialectische opvatting van de inspiratie wordt niet gesproken over het geopenbaarde Woord, maar over het Woord dat zich steeds openbaart. Ook zal men niet over geïnspireerdheid spreken, maar van doorgaande inspiratie.
Men zegt: 'De Bijbel is Gods Woord, voorzover God hem Zijn Woord laat worden. De Bijbel wordt Gods Woord, op het moment, dat God ingrijpt door een nieuwe daad'.
't Zal duidelijk zijn, dat wij met die dialectische opvatting uitermate voorzichtig moeten zijn. Gods Woord is altijd Gods Woord. Van een doorgaande inspiratie lezen wij niet. Wel van een verlichting des verstands.
Wie mocht denken dat wij als gereformeerden helemaal zijn ontkomen aan het bovenstaande, vergist zich. Het moge dan weliswaar niet op dezelfde manier zijn, maar toch wordt soms óók door ons de Bijbel gezien als een heel gewoon boek. Alsof de Heilige Geest niets te maken zou hebben met de Bijbel zoals die voor ons ligt. Ik bedoel heel concreet dit te zeggen: er zijn mensen die menen dat achter de waarheid een waarheid zit. Wanneer men die waarheid nu maar kent, dan is het echt en waar.
Een waarheid achter de waarheid! Wat is dat een miskenning van het geopenbaarde Woord dat de waarheid is. Wat doet men daarmee de Heilige Geest oneer aan, de Inspirator van het geopenbaarde Woord. Ja, zou het de Heilige Geest niet smarten als er op die manier met Zijn Woord wordt omgegaan?
Laat het ons nog eens gezegd zijn: het Woord Gods is een getuigenis van de Heilige Geest. Hoe rechtzinnig men ook denkt te zijn, maar als men de Heilige Geest losmaakt van het Woord, heeft men maar weinig eerbied voor het Woord. In geen geval zit men op één lijn met de reformatoren.

De organische
De Gereformeerde opvatting over de inspiratie van de Schrift is de organische beschouwing. Zoals met vele dingen, kan men ook hiermee een verkeerde kant uit. Velen gebruiken de organische beschouwing om aan het Woord Gods te tornen. Men zegt dan dat alleen de hoofdinhoud van de Schrift is geïnspireerd.
Wat is de organische inspiratie? Zoals men kan opmaken, zit in het woord 'organisch' het woord 'orgaan'. De Heilige Geest heeft gebruik gemaakt van organen i.c. mensen. Laatstgenoemden zijn door de Heilige Geest niet gebruikt als robots (mechanisch). Hij heeft ze dus niet altijd letterlijk gedicteerd. Maar wat dan? De Heilige Geest heeft hen gedreven!

Samenvattend: de Heere heeft hen niet als machines gebruikt, maar als mensen, als organen. Mensen zijn dus openbaringsorganen van de Heilige Geest geweest. En als openbaringsorganen zijn die mensen door de Heilige Geest zó gebruikt, dat zij ook zelf onderzochten en nadachten over wat zij gesproken en geschreven hebben.
In dit verband is te denken aan de inleiding op Lukas 1. Met name in vers 3 lezen wij: 'Zo heeft het ook mij goed gedacht, hebbende alles van voren aan naarstiglijk onderzocht, vervolgens aan u te schrijven, voortreffelijke Théofilus'.
Wat de organische inspiratie ten diepste wil zeggen, kan wellicht een citaat uit een werk van Prof. Bavinck ons verduidelijken. Hij schrijft: 'De werkzaamheid van de Heilige Geest bij het schrijven heeft daarin bestaan, dat Hij, na het menselijk bewustzijn der schrijvers op allerlei wijze door geboorte, opvoeding, natuurlijke gaven, onderzoek, herinnering, nadenken, levenservaring, openbaring etc. geprepareerd te hebben, nu in en onder en bij het schrijven zelf, in dat bewustzijn, die gedachten en woorden, die taal en die stijl deed opkomen, die de goddelijke gedachten op de beste wijze, voor mensen van allerlei rang en stand, van allerlei volk en eeuw, vertolken kon'.

Een prachtige zin: 'voor mensen van allerlei rang en stand'. Het doet mij denken aan een uitspraak van paus Gregorius IX (pausen kunnen ook wel eens iets goeds zeggen): 'De Schrift is zo ondiep dat een lam er doorheen kan waden, maar ook weer zo diep, dat een olifant er door heen moet zwemmen'. Met andere woorden vindt men in deze uitspraak terug, wat Bavinck ons voorhoudt.
De Schrift is voor mensen van allerlei rang en stand! Voor koningen en onderdanen, voor rijken en armen, voor welgestelden en berooide bedelaars, voor ouden en voor kinderen. De Schrift is het getuigenis van de Heilige Geest. Zij is – om kort te gaan – genoegzaam voor de zaligheid. Nooit komt men erin uitgelezen, nooit erin uitgestudeerd. Toen Luther in één jaar twee keer de Bijbel had doorgelezen, zei hij tegen zijn vrouw: 'Wat weet ik nog maar bitter weinig van Gods Woord.'

De reformatoren en anderen
Van heler harte geloofden de reformatoren aan de inspiratie van de Heilige Schrift. Opvallend is ook dat de Gereformeerde belijdenisgeschriften bijna alle één of meer artikels hebben, waarin onomwonden het gezag (de autoriteit) van de Heilige Schrift uitgesproken wordt.
De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen, dat Luther zich over enige boeken wat vreemd heeft uitgesproken. Het ging om de Bijbelboeken: Esther, Nehemia, Jacobus, Judas en de Openbaring. Luther meende dat in die boeken enige onjuistheden waren aan te wijzen. Dit gaf aanleiding tot misverstand. Dit laatste werd er niet kleiner op, toen men hem een zeer belangrijke vraag stelde. Die vraag luidde: 'Wanneer heeft een op de canon (alle Bijbelboeken bij elkaar) geplaatst boek goddelijk gezag?' Luther antwoordde: 'Het hangt hiervan af, of het al dan niet 'Christum treibt'. Dit laatste vertaal ik zeer vrij als ik neerschrijf, dat het boek alleen goddelijk gezag heeft, als er van Christus in wordt gesproken – ook al is dit verhuld – en het naar Christus uitdrijft.
Zwingli sprak ook van kleine onjuistheden in de Schrift. Bovendien geloofde hij, dat ook sommige heidense schrijvers door de Heilige Geest geïnspireerd zijn geworden. Hoe het ook zij: alle reformatoren, en met name Calvijn, hielden beslist staande, dat de Heilige Schrift in letterlijke zin Gods Woord is.
Van Luther en Calvijn is ons bekend, dat zij een organische inspiratie voorstonden. Van de nadere reformatoren kan men dat bepaald niet altijd zeggen. Zowel W. à Brakel, P. van Mastricht en G. Voetius huldigden veeleer een mechanische opvatting. In zijn 'Disputationum Selectarum Theologicarum Partes V', I, blz. 34 verdedigde Voetius de mening dat zelfs devocalen en tekens in de Bijbel aan de Ingeving te danken zijn.
(Wordt vervolgd)

G.S.A. de Knegt, Barneveld

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1993

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Woord èn Geest (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1993

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's