Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord op de godsverduistering (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord op de godsverduistering (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een voorafgaand artikel over mijn onlangs verschenen boek: Antwoord op de godsverduistering heb ik het vooral gehad over de aanleiding tot het schrijven ervan. Het was de vraag naar het waarom van het menselijk bestaan, zoals die in de 20ste eeuw door al, wat zich heeft afgespeeld, aan ons opdringt. Het zijn er niet weinigen, die door de vraag naar de zin van ons menselijk bestaan hun geloof verloren hebben. Ik vergeleek ze met de man uit de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, die op zijn weg door rovers overvallen werd en gewond en naakt achtergelaten (Lucas 10 : 30).
Ik ben dat artikel geëindigd met de uitspraak, dat wij door de tijd die wij beleven en de vragen die hij oproept, opgevorderd, ja, schier gedwongen worden om de weg terug te zoeken naar het algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof, naar het nieuw-testamentische geloof, waarvan wij lezen dat het 'de wereld overwint' (1 Joh. 5 : 5), om te onderzoeken of dat geloof ook onze hedendaagse wereld overwint. Zo is mijn boek geworden een bijbelse onderzoekingstocht naar het antwoord op de beangstigende bestaansvraag van de moderne mens. Wat biedt ons het Evangelie?
Van die bijbelse onderzoekingstocht wil ik nu wat zeggen. Laat ik beginnen met te verklaren, dat ik het scepticisme van de wetenschappelijke bijbelkritiek niet deel. Bij haar pogen om door te dringen tot de historische Jezus en zo tot de kern van het Evangelie gaat zij namelijk uit van de onjuiste en verkeerde onderstelling, dat de nieuw-testamentische auteurs het beeld van de historische Jezus vertekend hebben. Zij hebben volgens die kritiek Hem eigenschappen en bovennatuurlijke krachten toegedicht, die niet waar kunnen zijn. Het beeld van Jezus, dat de Evangeliën ons schilderen, zou daarom geen historisch getrouw beeld van Hem zijn.
De kardinale fout in die kritische benadering van de Evangeliën is de geslotenheid, de beperktheid, de kortzichtigheid, dat men niet ziet dat het in de Evangeliën gaat om een historische figuur met wonder­ baarlijke eigenschappen en bovennatuurlijke krachten, waar het verstand geen raad mee weet. Een figuur, die in zijn verschijning buiten het voorstellingsraam van zowel de gelovige joden als van de wijze Grieken viel. Juist dàt maakt het Evangelie en de apostolische prediking tot zulk een wonderbare zaak. De apostelen zijn zich dat terdege bewust geweest en wijzen er in hun geschriften nadrukkelijk op. Zij spreken overeen historische figuur, namelijk Jezus, die binnen het denkkader van de natuurlijke mens, van jood en Griek, niet gekend kan worden. Hij is wezenlijk anders, wezenlijk méér!
Het is dat bovenmenselijke, bovennatuurlijke méér, wat de verschijning van de historische Jezus voor de eerste discipelen tot een schokkende ervaring heeft gemaakt: 'Wie is toch deze, dat ook de wind en de golven Hem gehoorzaam zijn?' (Marcus 4 : 51). En het is die ervaring, die Simon Petrus tot de belijdenis heeft gebracht: 'Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!' (Mattheüs 16 : 16). En het meest opvallende is geweest, dat de historische Jezus die extatische uitroep van Petrus, waarin Hij tot Christus en tot Zoon van de levende God werd geproclameerd, niet heeft afgewezen, maar nadrukkelijk heeft bevestigd: 'Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is' (Mattheüs 16 : 17). Klaarblijkelijk zijn de discipelen oor- en ooggetuigen geweest van de verschijning van een godsgezant, die rijker, voller en heerlijker God op aarde vertegenwoordigde dan ooit enige profeet of priester of koning voordien. Jezus, – dat is de Immanuël, God met ons! God zelf!
Zelfs het feit, dat veel in zijn woorden en daden hun onbegrijpelijk en niet zelden ook ergerniswekkend voorkwam, deed de jongeren niet twijfelen aan zijn goddelijke herkomst, maar hoogstens aan zijn joodse messianiteit, zoals blijkt bij de Emmaüsgangers (Lucas 24 : 21). Gedurende de jaren, dat zij in zijn nabijheid verkeerden, werd het hun allengs duidelijker dat de historische Jezus in zijn Persoon, in zijn woorden en werken, en ook in zijn lijden, sterven en verrijzenis, een wonder belichaamde dat alles overtrof wat zich in Israëls geschiedenis had afgespeeld; ja, die geschiedenis tot haar climax voerde. Vandaar Petrus' extatische uitroep! En het is die Petrus-belijdenis, die door Jezus niet alleen voluit aanvaard, geaffirmeerd werd, maar ook tot fundament van de christelijke gemeente werd verklaard: 'Op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen' (Mattheüs 16 : 18).
Zo ergens, dan kan men van de tekst Mattheüs 16 vers 16, die de Petrus-belijdenis bevat, zeggen: hier ligt nu de kern, het merg en de pit van het Evangelie voor ons. Hier staan wij voor het fundament van de Kerk van alle eeuwen. In deze belijdenis antwoordt het geloof op de verschijning van de Immanuël.

Wereldreligie
Het is dan ook die belijdenis, die eerst in de apostolische prediking, daarna in de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Belijdenis van Nicea en het zogenaamde Athanasianum een nadere ontvouwing heeft gekregen, en met name bij figuren als Augustinus en Cyrillus van Alexandrië uitgewerkt is tot een christelijke Godsleer, de leer van de Drieënige God. En daarmee is de Petrus-belijdenis uitgegroeid tot wereldreligie, tot het historische fenomeen van het christendom, waarin wij geworteld zijn; waarin wij 'leven, ons bewegen en zijn' (Handelingen 17 : 28). Zelfs geldt dat van de zogenaamde existentialisten, over wie wij het in een voorafgaand artikel hadden, al is die verworteling bij hen tot een diep aangevochten werkelijkheid geworden. Zoals, zij het in mindere mate, dat ook het geval is bij tal van christenen.
De belijdenis van Petrus dus het fundament van de christelijke gemeente voor alle eeuwen! Maar reeds de apostel Paulus waarschuwde: 'Ieder zie wel toe, hoe daarop bouwt' (1 Corinthiërs 3 : 10). Er kan ook gebouwd worden met hout, hooi en stoppelen. En hoe vaak wordt het in de tegenwoordige tijd niet gezegd, dat in de Oecumenische Belijdenissen en in de theologie van de oudste kerkvaders een vervreemding heeft plaatsgevonden van het oorspronkelijke, apostolische geloof. Klaarblijkelijk herkent men daarin nauwelijks iets meer van de extatische uitroep van Petrus: 'Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!' Is de historische Jezus, die Petrus beleed, dezelfde als de Christus uit de Geloofsbelijdenis van Nicea of van Athanasius? Hier ligt voor de moderne mens een groot obstakel. Hij kan het niet anders zien, of het beeld van de historische Jezus uit het Nieuwe Testament is naderhand overwoekerd door een net van theologische uitdrukkingen en formuleringen, dat de toegang tot en de ontmoeting met Jezus van Nazareth schier onmogelijk maakt. En zo klinkt dan telkens de roep: Terug naar de historische Jezus, wie dat ook geweest mag zijn! Terug naar de belijdenis van Petrus en de eerste discipelen!

Misverstand
Welk een afschuwelijk misverstand! Alsof de Christus van de oudkerkelijke symbolen, en alsof de theologie van de oude kerkvaders als Cyrillus en Augustinus een ander geloof was dan dat van de oorspronkelijke Petrus-belijdenis. Alsof hier sprake zou zijn van een ander Evangelie. Wat voor Petrus en de andere apostelen de kern, het merg en de pit van het Evangelie was, dat was het evenzeer voor de Kerk van later eeuwen. En het is beleden met eenzelfde extatische vervoering als eertijds. Echter niet meer, zoals het geval was bij Petrus, in de streken van Caesarea Filippi, maar elders: in Rome, in Nicea, in Alexandrië, in Hippo. De belijdenis van Petrus zou men kunnen karakteriseren als de kreet van het pasgeboren geloof. En de belijdenissen uit later eeuwen als uitingen van een geloof dat volwassen, manbaar en vooral weerbaar was geworden. Want de tijden en omstandigheden waren anders geworden. Hoever lag Rome, hoever lagen Nicea en Alexandrië af van het geïsoleerde Caesarea Filippi! Hoe verschillend was de situatie, waarin in de tweede, derde en vierde eeuw na Christus de christelijke gemeente verkeerde in de wereld! Zij was op weg om wereldkerk te worden. Met alle gevolen van dien.
Om de Petrus-belijdenis te herkennen in de oudkerkelijke symbolen en in de theologie van de oude kerkvaders, moet men de tijdsomstandigheden kennen, waarin zij ontstaan zijn. Men moet weten, hoe het geloof van de christelijke gemeente in die dagen bedreigd werd door ketterijen, secten en stromingen, die òf de historische realiteit van Jezus in twijfel trokken, òf de waarachtigheid van zijn goddelijkheid. Stromingen, die poogden het wonder van Jezus' ware en volkomen mens-zijn èn van zijn ware en volkomen God-zijn in de eenheid van zijn Persoon te verdoezelen, om het Evangelie op die wijze toegankelijker en minder ergerlijk te doen zijn voor twijfelaars en ongelovigen. Maar capituleren voor de ergernis die dat wonder oproept, zou gelijk staan met prijsgave van het Evangelie zelf. Daarom die telkens herhaalde belijdenis omtrent de historische Jezus: Hij is waarachtig God en Hij is waarachtig mens in de eenheid van zijn Persoon. Al het overige, dat er aan toegevoegd wordt, is niet anders dan ontvouwing van de geestelijke schatten, die in die belijdenis liggen vervat.

Oratorium
En nu kom ik terug op mijn boek: Antwoord op de godsverduistering. Wat ik daarin heb pogen te doen, is zichtbaar en duidelijk maken, hoe in de oudkerkelijke belijdenissen en oudkerkelijke theologie de vervoerde uitroep van Simon Petrus doorklinkt. Weliswaar niet meer als één sonore stem, maar veelstemmig als een oratorium. Maar het thema door Petrus getoonzet blijft hoorbaar. Er is echter een veelheid van melodieën aan ontsprongen. De Jezus-belijdenis van Petrus is omkransd door een theologie: Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Als het was in den beginne, nu en immer, en van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Men heeft hulp nodig om dat oudkerkelijk oratorium te verstaan. Men moet iets weten van de tijd en de gevaren en bedreigingen van de tijd, waarin het oudkerkelijk belijden zich uitsprak. Bovenal heeft men echter nodig meditatieve aandacht, die niet moede wordt de zwaar geladen woorden van dat oudkerkelijk belijden voor zichzelf te herhalen en te overwegen in het hart. Uit meditatie zijn de oudkerkelijke belijdenissen ontstaan, zoals ook de theologie van de oude kerkvaders geboren is uit innerlijke overweging van het Evangelie. Men zou kunnen zeggen, dat zoals de 119e Psalm de vrucht is van het herdenken, bepeinzen en overwegen van de Wet, zo de oudkerkelijke belijdenis de vrucht is van het overdenken van het Evangelie. Dan openen zich de wonderen die besloten liggen in de Petrusbelijdenis. Men ontdekt hoogten, diepten en verten, waarvan men nooit gedroomd had.
Niet als een machtswoord, dat met geweld de aanvechting en twijfel zou moeten overwinnen, functioneert de oudkerkelijke belijdenis en theologie, maar als een hymne, die het hart opheft en de ziel vleugels geeft. Sursum corda! Ook en zelfs het hart en de ziel, die door de geweldige baren van deze tijd in diepe aanvechting en nood zijn geraakt. Daarmee doel ik op de existentialisten en op allen, die door de ervaringen van deze tijd zich aan hen verwant voelen. Ach, dat zij het loflied weer hoorden, dat in het dogma sluimert!
Dat hymnische belijden heb ik gepoogd weer hoorbaar te maken in mijn boek, om zo de godsverduistering uit ons midden uit te bannen en de Ambrosiaanse lofzang weer te doen oprijzen:

U, Vader, U zij lof op een verhoogden toon!
Lof uwen eigenen, uw eengeboren Zoon!
Lof uwen Geest, die ons ten trooster is gegeven,
ten Leidsman op den weg naar 't eeuwig zalig leven!
U looft uw Kerk alom, waar Gij die ook vergaarde:
U looft, wat loven kan, in hemel en op aarde!

W. Aalders

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1993

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Antwoord op de godsverduistering (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1993

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's