Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lege schoenen in de woestijn (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lege schoenen in de woestijn (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

'En de Engel des Heeren verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een braambos; en hij zag en ziet, het braambos brandde in het vuur en het braambos werd niet verteerd.' (Exodus 3 : 2)

Vuur en stro
De tijd had stilgestaan voor Mozes in Midian.
Alle dagen leken op elkaar. Maar op een van die duizenden op eendere wijze doorgebrachte dagen komt Gods stem tot hem. Nadat een heel leven doelloos omgekropen leek, is de tijd van God daar, is Gods pottenbakkerswerk in een nieuwe fase gekomen.
Mozes weidt de kudde en stuit op het raadsel van de braambos die in brand staat en niet verteert. Mozes staat er eerst als toeschouwer naar te kijken, maar dan wordt hij er zelf bij betrokken.
Want het braambos dat in brand staat en toch niet verbrandt: dat gaat over Mozes zelf. Mozes is die braambos en God is het vuur!
Want leven met God is leven met vuur. En waar de Heere in ons leven komt, komt alles van ons in het vuur. Als God komt, zegt de Schrift op meerdere plaatsen, dan komt Hij in vuur en mèt vuur.
'Ik doop u wel met water,' zei Johannes de Doper, 'maar Hij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben de riem van zijn schoenen te ontbinden. Deze zal u dopen met de Heilige Geest en met vúúr.' (Luk. 3 : 16).
Vanwege zijn heiligheid en hoogheid kan God voor ons niet anders zijn dan vuur. God en mens, dat is vuur en stro, zegt Calnijn. Vuur en stro, dat kan niet anders. Dat is bijna vanzelfsprekend.

Onvanzelfsprekend
Maar wat níet vanzelf spreekt, is dat stro in de vuurbrand níet verteert! Wat niet vanzelf spreekt, is dat een braambos in brand staat en niet verbrandt! Wat volstrekt onvanzelfsprekend is, is dat God met ons mensen omgaat als met stekelig woestijngras – want meer en anders zijn we niet: doornstruiken die de aarde overwoekeren – en dat we toch als woestijnonkruid in Zijn vuur níet verteren.
Dat is een groot wonder: dat we in het vuur van Gods aanwezigheid en heiligheid kunnen bestaan en niet verbranden. ­

Het geheim
Mozes dacht trouwens wel dat er niets van hem over was: weg idealen, weg zelfvertrouwen, weg werklust, weg moed. Maar de Heere laat Mozes zien, dat dat niet zo is. Mozes kijkt zijn ogen uit: het braambos brandt, maar wordt niet verteerd.
Veel heeft het goddelijk vuur in Mozes wèl verteerd. Alles wat onrein was, verkeerd en zondig. Zijn eigenwijsheid en eigenwilligheid. Er is ook zo ontzettend veel dat uit ons leven weggebrand moet worden, als de Heere ons gaat vormen.
Maar, Mozes, let op het wonder! Je wordt door Mijn vuur tegelijk ook geschikt gemaakt voor je taak. Achter de brand van het goddelijke vuur ligt een nieuwe toekomst. Het braambos brandt, maar vèrbrandt niet. Dat is het geheim van het geroepen worden in de dienst des Heeren. Het vuur van God brandt als een Licht en u mag in het Licht komen. U mag zelf lichtdrager zijn en worden in een donkere eeuw, maar: de vlam wordt niet gevoed door het hout. De vlam heeft zich neergezet op de struik, maar heeft de struik niet nodig. Mozes is drager van de vlam, maar voedt de vlam niet.

Christus, die verteerd werd
Het hele christenleven is delen in de verwondering van Mozes. De Heere wil in mijn leven komen, ìs in mijn leven gekomen; het vuur zal gaan branden en is gaan branden, maar ik word niet verteerd. Om Christus' wil niet!
Hij, Christus, wilde een doornenkroon dragen en doornstruik worden, die wèl verteerd werd in de vuurgloed van Gods toorn. Van Hem bleef niets over. Hij werd verteerd. Plaatsvervangend en verzoenend voor u en mij.
Hij is het Licht der wereld, maar Zijn Licht ging uit aan het kruis, opdat mijn licht aan zou blijven. Ook in de donkerste nacht, ook op de meest dorre, doomige struik die ik ben en die wij vormen als gemeente.
Telkens weer brandt de vlam op het braambos. Telkens weer verkiest de Heere ontoereikende en ondeugdelijke brandstof, die Hij in feite helemaal niet nodig heeft en toch inzet. Wie Gods Licht verspreidt, moet door het vuur heen. Maar achter Christus aan, word ik toch niet verteerd.

Mozes' bezwaren
Mozes heeft allerlei bezwaren tegen zijn roeping. Bezwaren tegen het lichtdragerzijn.
Wie ben ik? Een oud man, niet wel ter tale, ongeschikt en onbekwaam. Zo is het met alle mensen in alle eeuwen geweest, die werkelijk door God geroepen werden. De hervormer Calvijn wilde graag studeren. Maar Farel dwong hem in Genève te blijven: 'In de naam van de almachtige God verklaar ik, dat uw studiën een voorwendsel zijn; indien ge weigert u met ons aan het werk des Heeren te geven. God zal u vervloeken, want ge zoekt uzelf en niet Christus.'
Werkelijk geroepenen komen doorgaans met allerlei onmogelijkheden op de proppen.
De Heere maakt daartegenin Zijn Naam bekend. 'Ik zal zijn. Die Ik zijn zal.' Dat is: Ik ben. Wie Ik ben, Mozes. Ik ga Mijn volk bevrijden en Ik zal jou helpen, maar: niemand kan Mij peilen, niemand kan Mij volgen of begrijpen. Want Ik ben God! Ik ben Die Ik ben. Ik zal zijn Die Ik zijn zal. Mijn wegen zijn hoger dan uw wegen en Mijn gedachten zijn hoger dan ulieder gedachten.
Tegelijk komt de Heere Mozes en ons in die Naam dichterbij dan wie ook. Ik zal met u zijn, zoals Ik met u zal zijn. Ik ben erbij. Ik ben aanwezig, zegt God tegen Mozes.

Lege schoenen
Trek uw schoenen uit van uw voeten; want de plaats waarop gij staat, is heilig land. Lege schoenen. Want hier klinkt de Naam des Heeren. En die lege schoenen zijn het symbool van onze eerbied voor Zijn Naam en Wezen. Die lege schoenen zijn het teken van ons lege leven dat we achter ons mogen laten, omdat de Heere ons roept. We mogen ze laten staan op de plek waar we geknield liggen voor het aangezicht van de heilige God. Tegelijk ontdekken we daar, dat er nieuwe schoenen klaar staan: de schoenen van de bereidheid van het Evangelie des vredes, zoals Paulus daarover spreekt in Efeze 6.
Laat de lége schoenen staan en doe déze schoenen aan, spreekt de Heere. En gá in de kracht en lóóp in de schoenen van het Evangelie des vredes. Niet u draagt die schoenen, maar die schoenen dragen u!
Want Ik zal met u zijn, zoals Ik met u zal zijn!
En als iemand vraagt naar Mijn Naam, dan zult ge antwoorden: Ik zal zijn. Die Ik zijn zal en is met me. Ik zal zijn heeft mij tot u gezonden.

J. Flikweert, Nieuwpoort

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Lege schoenen in de woestijn (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's