Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'Eeuwig zij Zijn Naam geprezen'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'Eeuwig zij Zijn Naam geprezen'

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lof der Engelen
De bekende lofzang der Engelen in Lucas 2 : 14 – 'Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen!' – inspireerde een 17e-eeuwse dichter tot het volgende lied:

De lofzang der engelen
Lof en prijs en eeuwig Eer

Zij den Heer,
Enig oorspronk aller dingen,
Die uit enkele goedigheid
Dit bereidt.
Laat der Hemelen Hemel zingen.

Heil en rust en vrede blij
d'Aarde zij,
Nu den Hemel die komt bringen,
Nu 't behagen in den mens
Gaat na (naar) wens.
Laat der Hemelen Hemel zingen.

Het lied is te vinden in het 'Aanhangsel' van de bundel Uyt-Spanningen van Jodocus van Lodenstein (1620-1677), die eind 1676 – kort voor de dood van de dichter – bij een Utrechtse uitgever verscheen.
De hoofdgedachte van de Engelenzang is in het lied van Lodenstein duidelijk verwoord: God zij alle eer, heil en vrede komen van boven, ze zijn door God bereid.

Leven
Uiteraard gaat het me in dit artikel vooral om de dichter Lodenstein, maar deze is niet los te maken van de predikant-theoloog.
Jodocus van Lodenstein werd in 1620 geboren te Delft in een gezin dat behoorde tot het regentenpatriciaat. Zijn vader was schepen. Na zijn theologiestudie in Utrecht, waar hij onder meer colleges volgde bij Gijsbertus Voetius, en na nog enige jaren studie in de Oosterse talen bij Coccejus (de latere tegenstander van Voetius) in Franeker, werd hij predikant. Eerst in Zoetermeer (1644), daarna in Sluis (1650) en tenslotte in Utrecht (1653), waar hij tot zijn dood in 1677 zou blijven.
In Utrecht keerde hij terug in de directe omgeving van zijn leermeester Voetius, die hij zeer bewonderde. Nauw voelde hij zich verbonden met zijn mede-predikanten Johannes Teellinck (zoon van de bekende Willem Teellinck), Abraham van de Velde en Justus van den Boogaart. We bevinden ons hier in de kring van de Nadere Reformatie, de beweging die de dogmatische zuiverheid van de Reformatie, bevestigd op de Synode van Dordrecht (1618/19), van een noodzakelijk vervolg wenste te voorzien. Leer en leven moesten worden verbonden. Het ging om ware pietas (vroomheid), de vroomheid van het hart – innige beleving – en vroomheid in de praktijk van alledag. Dat laatste leidde onder meer tot een strenge heiliging van het huiselijk en maatschappelijk leven, met name ook op het terrein van de zondagsviering.
Deze achtergrond is in Lodensteins preken en gedichten nadrukkelijk aanwezig. Elke vrijdagavond ontving hij in zijn mooie woning net buiten de stadswallen – gelegen op het grondgebied dat thans omsloten wordt door Maliesingel, Nachtegaalstraat en Parkstraat – gelijkgezinden van de 'Utrechtse Kring'.

De dichter
Het 17e-eeuwse woord 'uitspanning' betekent 'ontspanning'. Zo zag Lodenstein dus zijn gedichten. Hij schreef ze als ontspanning, meestal 's zondags na de preek. Ze waren bedoeld om te stichten. Verreweg de meeste zijn liederen, geschreven op bekende melodieën, en ze werden gezongen in de gezelschappen waarin hij verkeerde.
Als dichter stond hij buiten het literaire bedrijf en de literaire kringen van zijn tijd. Wel kende hij de poëzie van de eigentijdse grote dichters: Hooft, Vondel, Cats en Huygens. Bij de laatste bewonderde hij diens kernachtigheid. De taal- en versvormen van de renaissance nam hij wel over, maar de invloed van de klassieken en de mythologische beelden zoeken we bij hem – in tegenstelling tot een dichter als Revius – tevergeefs.
Dat Lodenstein ook de wereldse poëzie van Hooft kende – en waarschijnlijk wat de vorm betreft waardeerde –, blijkt uit een van zijn gedichten dat begint met de regels:

Het vinnig stralen van de Zon
Ontschuil ik in dees' lommer;
Oh! of dit bosje klappen (vertellen) kon,
Wat melden 't al een kommer?

Dit lied, met de titel 'Jezus' getrouwe liefde voor de wereld verkoren', is een contrafact: op een bestaande melodie en tekst maakte Lodenstein een nieuw lied, met een geestelijke inhoud. Hooft had een werelds, frivool lied geschreven, waarmee hij zijn herdersspel Granida liet beginnen:

Het vinnig stralen van de Zon
Ontschuil ik in 't bosschage;
Indien dit bosje klappen kon,
Wat meldde 't al vrijage!

Tegenover de 'vrijage' van een aardse herder in Hoofts lied plaatst Lodenstein de liefde voor de éne Herder, Jezus Christus. Zo 'verbetert' hij een bestaand werelds lied van een bekend eigentijds dichter, een procédé dat ook Revius wel toepaste in zijn Over-Ysselsche Sangen en Dichten. De technische term die we hiervoor wel gebruiken is: 'christelijke aemulatio' (aemulatio = wedijver), een wedijver waarin het voorbeeld in christelijke zin wordt verbeterd of overtroffen. Het woord 'kommer' dat Lodenstein gebruikt past geheel in zijn visie op het leven van de christen op aarde: het aardse leven staat in schril contrast met het hemelse leven, het is leed tegenover gelukzaligheid.

Hooglied-mystiek
Lodenstein was een boeteprofeet, maar met gevoelige snaren. De strengheid van de Engelse puriteinen en de gevoeligheid van de mystiek komen bij hem samen. Men heeft hem wel eens verweten dat hij zo koud was als 'lood en steyn' (steen), maar dat is een onjuiste en smadelijk bedoelde typering. Met name het Hooglied heeft hem zeer geboeid. In de Hooglied-mystiek, teruggaand op Bernard van Clairvaux, waarin de innige omgang met Jezus, de Bruidegom, centraal staat, past ook het lied 'Heerlijkheids lof', dat misschien wel zijn bekendste lied is geworden en dat begint met de regels:

Hoog! omhoog! mijn ziel, na (naar) boven!
Hier beneden is het niet:
't Rechte leven, lieven, loven,
Is maar daar men Jesum ziet.

Verscheidene theologen van onverdacht gereformeerde beginselen – ook uit onze kring – hebben in dit verband opgemerkt dat Lodenstein in zijn rigoureuze ascese het aardse leven, het stoffelijke en natuurlijke onderwaardeert, het geschapene devalueert en in zijn wereldmijding aanzienlijk verder gaat dan Calvijn. Er zijn meer zaken waarin we Lodenstein niet geheel kunnen volgen, bijvoorbeeld dat hij vanaf 1673 het Avondmaal niet meer bediende, omdat hem een gemeente van wedergeborenen voor ogen stond.

Christus' geboortefeest
Lodenstein had een zekere reserve ten opzichte van de christelijke feestdagen, ook al had Dordt Kerst, Pasen, Pinksteren en Hemelvaart aanvaard. De gedachte die hierachter zit is dat de feestdagen alleen op traditie gebaseerd zijn, een traditie die bovendien ontaard was als we letten op de grote hoeveelheid roomse feest- en heiligendagen, terwijl in de bijbel alleen sprake is van het gebod om de Sabbat te houden. Niettemin heeft Lodenstein de bekende lofzangen van Maria, Zacharius en Simeon opnieuw berijmd. Ook de Engelenzang, waarmee dit artikel begon. Immers, Lodenstein was diep overtuigd van het grote wonder van Christus' geboorte. De komst van Gods Zoon in deze zondige wereld zag hij als het teken bij uitstek dat het heil uit God is en uit Hem alléén. Hij die schuldeloos was, trad de schuldige mensenwereld binnen:

Van alle zonden was Hij Hemel-schoon,
Die om de schuld verlaat Zijn Hemel-troon;

En Maria laat hij zeggen:

Grote, grote dingen heeft
Hij die leeft
Aan mij, arme maagd, bewezen.
Dat niet mij, maar Hem den roem
Heilig noem:
Eeuwig zij Zijn Naam geprezen.

De heidenen een Licht
Lodenstein had als dichter zeker kwaliteiten. Die toont hij met name in zijn kortere gedichten. Daarin vooral laat hij zien dat hij op het gebied van stijlfiguren, beeldspraak, rijm en strofenbouw het een en ander in zijn mars had. In zijn lange gedichten is kernachtigheid vaak ver te zoeken, breedsprakigheid en herhaling zijn dan schering en inslag. De dichter moet ook een bijzonder gevoel gehad hebben voor het vinden van de juiste melodie.
'Simeons Lof-sang', een gedicht met slechts twee coupletten, is daarvan een goede illustratie.

Simeons Lofzang
Gij laat dien Gij vindt rede (gereed) staan,
Heer, vredig gaan de vrede-baan,
Na (naar) 't woord aan hem gedaan.
Wat heb ik hier voor schat
Te wachten boven dat,
Dat heil, dien Zaligmaker, dien
Hier nu mijn ogen zien?

Dat Heil, dat Gij bereide-gaat,
Verbreide gaat en spreide-gaat
Aan 't volk van elke staat:
Den heidenen een Licht!
Den heidenen een Licht!
Een eeuwig Eer-gewicht.

De dichter speelt met klanken en rijm: rede staan / vredig gaan / vrede-baan (eerste strofe) en bereide-gaat / Verbreide gaat / spreide-gaat (tweede strofe). Hij maakt ook, als ik het goed zie, een nieuw kernachtig woord, zoals de dichter Huygens zo vaak deed: 'Eer-gewicht', waarmee hij het lied afsluit, een woord dat zoiets moet betekenen als 'gewicht of sieraad van eer' (zoals 'oorgewicht' de betekenis 'oorsieraad' had). De herhaling van de regel 'Den heidenen een Licht!' wijst erop dat ook dit gedicht bedoeld was om te zingen. Zo'n herharling – waar Lodenstein een voorkeur voor had – is voor de lezer nogal eens storend maar voor de zanger niet.

De hoofdgedachte is ook hier weer: het heil is uit God, het is alleen gelegen in de Zaligmaker Jezus Christus.


Het heil ligt buiten ons in Jezus Christus. Daarin is Lodenstein herkenbaar, ook voor diegenen die hem in bepaalde opzichten niet geheel kunnen volgen. En deze onopgeefbare kern is ook de inhoud van de belijdenis die hij op zijn sterfbed uitsprak: 'ik weete dat in den Heere Jesu Christo is de volheyd van genade'.

Volheid van genade: is dat niet de diepste betekenis van Kerst?

J. de Gier, Ede

[Tekst afbeelding: Voorstelling in de tempel
(Peter Spitzer, Wittenberg, 1569)]

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

'Eeuwig zij Zijn Naam geprezen'

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1993

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's