Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. H. Florijn, red., Gerrit Hendrik Kersten, Grenswachter en gids van de Gereformeerde Gemeenten. Uitgeverij De Groot Goudriaan, Kampen, 1993, 220 pag., ƒ 45,–.
Van een toonaangevend predikant en de eenheid van een kerkverband. Zo zou de bundel met studies over de plaats en betekenis van ds. G. H. Kersten als 'grenswachter en gids van de Gereformeerde Gemeenten' ook getiteld kunnen zijn. Na een 'Woord Vooraf' van de hand van ds. A. Moerkerken volgt een zevental artikelen, waarin een aantal aspecten van de persoon en het werk van ds. Kersten door verschillende auteurs wordt belicht. Het laatste hoofdstuk geeft een selectie van een aantal kenmerkende publicaties van en over Kersten.
Dr. H. Florijn beschrijft de levensloop. Al op jonge leeftijd werd Kersten, die opgeleid was voor onderwijzer, tot predikant bevestigd na eerst nog enige tijd als oefenaar te hebben gediend. Ds. C. Pieneman, die voor zijn geestelijke ontwikkeling van grote betekenis geweest mocht zijn, speelde ook een rol bij zijn weg tot het ambt van dienaar des Woords. Kersten heeft hem later in Rotterdam opgevolgd. Kersten moet als jonge dominee al grote indruk hebben gemaakt. Onder zijn leiding kwam het in 1907 tot een vereniging vaan de ledeboerianen en de Gereformeerde Gemeenten. Florijn geeft een goed overzicht van het veelzijdige leven van de predikant en politicus Kersten. Zijn centrale positie in kerkelijk en politiek leven komt in deze schets goed uit de verf.
In het tweede hoofdstuk schrijft ds. F. Mallan over 'Ds. G. H. Kersten als prediker'. Zijn bijdrage heeft sterk het karakter van een persoonlijke herinnering aan de leermeester tegen wie zeer hoog werd (en nog wordt) opgezien. Soms dreigt daarbij het gevaar dat de grens tussen waardering en verering vloeiend wordt. Kersten was volgens Mallan in alle opzichten nagenoeg voorbeeldig en het is vanuit dit hoofdstuk wel te begrijpen hoezeer hij binnen de Gereformeerde Gemeenten als richtpunt en voorbeeld van de inhoud en methode van de prediking is geworden. Wat mij bij dit hoofdstuk opviel, was dat Kersten een schriftuurlijk, maar vooral ook dogmatisch prediker geweest moet zijn. De gereformeerde leer en de bevinding gaven de toon aan van de verkondiging. Hoewel Mallan eigenlijk maar weinig citaten uit de preken van Kersten zelf geeft, bestaat de indruk, dat de exegese sterk onder de invloed van de dogmatiek stond. Het is in dit verband niet vreemd dat de catechismuspreken van Kersten kennelijk de meeste indruk hebben nagelaten. Merkwaardig vind ik wat Mallan vertelt over de 'voorspelbaarheid' in de wijze van prediking. Tot op de minuut waren de onderdelen van de prediking afgepast. Kersten hield van een goed bestudeerde preek. Het was geen 'gemoedelijk praatje'. Zijn prediking is door de jaren heen ook ongewijzigd gebleven, volgens Mallan. Een vraag die daarbij in mij opkwam: is het niet mogelijk dat er, zonder dat er wat de 'zuivere leer der waarheid' betreft, sprake is van afwijking, bij een prediker in de loop der jaren toch wel een zekere ontwikkeling kan zijn in de accenten van zijn prediking? Zowel bij Mallan, alsook bij andere scribenten in dit boek, blijkt dat het vooral ook de persoonlijke indruk, die Kersten gaf, was, wat de 'zalving' en bevindelijke kennis betreft, die zijn prediking zo gezagvol maakte. Uiteraard mag in een boek over Kersten de aandacht voor de politicus niet ontbreken. Dr. W. Fieret geeft een overzicht van zijn betekenis als partijleider en fractievoorzitter van de SGP. Zijn politieke bijdragen gingen uit van het oude gereformeerde ideaal van een volk en overheid levend onder het gezag van de Bijbel, naar het model van de zestiende en zeventiende eeuw, waarvan hij overigens een te optimistisch beeld had. Gedachten over de praktische politiek waren niet altijd even reëel, omdat ze moesten passen binnen het schema van zijn ideaal. Dit betekende een beperking van een werkelijke politieke invloed. Kersten was een man van getuigenispolitiek. Hij was overigens nogal eens absent, o.a. zelfs een keer toen er over een door hem zelf ingediende motie werd gestemd, die dan ook zonder enige stem voor werd verworpen. Naar de achterban van de SGP toe heeft Kersten, ondanks de kerkelijke verdeeldheid, op politiek gebied een eenheid tot stand mogen brengen. Zijn optreden heeft de belangstelling voor de politiek bij het bevindelijk-gereformeerde volksdeel gunstig beïnvloed.
In een hoofdstuk over 'Kersten als polemicus' wordt door drs. J. J. Grandia de dogmatische strijd met de Christelijk Gereformeerden over het verbond besproken. De zogenaamde leer van de 'drie verbonden', waarin een onderscheid werd gemaakt tussen het verbond der verlossing en het verbond der genade, dat wijder was dan alleen met de uitverkorenen, werd door Kersten als 'verbondsontzenuwend' krachtig verworpen en bestreden, in het licht van de aanvulling van de Belijdenis met zes uitspraken over het genadeverbond. Consequent heeft Kersten het verbond onder de overheersing van de verkiezing gezien. Alleen de uitverkorenen zijn bondelingen, omdat zij alleen deel krijgen aan Christus en Zijn verbondsweldaden. Kersten verdedigt zich tegen de christelijk gereformeerde ds. Jongeleen, en ook tegen ds. Woelderink. Kersten voerde de strijd tegen meer bijbels-theologische visie op het verbond veelal met leerstellige argumenten en beriep zich op die auteurs uit de traditie bij wie hij zich het beste thuis voelde. Dat hij zijn verweer kort en beknopt hield en alleen de hoofdzaken eruit haalde, zoals Grandia dat zegt, maakte zijn verweer m.i. niet sterker. Als voorbeeld is er een stukje uit de Saambinder van de hand van Kersten opgenomen, waarin hij zijn tegenstanders beschuldigt dat zij zich ten onrechte op Calvijn beroepen, zonder dat hij dat werkelijk aantoont. Een eerlijke wijze van lezen van wat Calvijn heeft geschreven, geeft m.i. echter een geheel ander beeld dan Kersten wilde volhouden. De wijze waarop Kersten eenvoudig stelt dat hij Calvijn aan zijn kant had, zonder het aan te tonen, is zeker niet overtuigend.
De titel van het volgende hoofdstuk 'Ds. G. H. Kersten als kerkhistoricus' belooft meer dan het biedt. De schrijver geeft namelijk aan dat Kersten als zodanig geen echte kerkhistoricus was, maar dat alles wat hij van de – vooral nabije – geschiedenis verzamelde, vooral in het teken stond van de legitimatie van de gemeenten, voor wie hij van zo grote betekenis geweest mocht zijn. Systematisch historisch onderzoek heeft Kersten niet of nauwelijks verricht. Zijn visie op de historie blijkt ook niet altijd juist te zijn geweest. Het is min of meer spijtig, dat Kersten bronnenmateriaal, dat hij had kunnen verzamelen, niet voldoende aandacht heeft gegeven. In de eigenlijke zin was zijn belangstelling dus niet zozeer historisch. De conclusie van Hille is dan ook gewettigd, 'dat de betekenis van ds. Kersten als geschiedschrijver ondergeschikt is aan zijn betekenis voor de geschiedschrijving' (139).
De Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten was voor een groot deel het levenswerk van Kersten. J. Mastenbroek beschrijft het ontstaan daarvan en de betekenis van Kersten voor de predikantenopleiding. Kersten was voorstander van een gedegen theologische opleiding, ondanks bezwaren die er ook in zijn gemeenten daartegen leefden. Het liefst nog zou hij het herstel hebben gehad van de 'Hooge Scholen', waar eertijds de oudvaders hadden gestudeerd.
Het laatste hoofdstuk laat zien hoe Kersten als organisator ook een belangrijke rol heeft gespeeld in het ontstaan van eigen scholen van de Gereformeerde Gemeenten.
Het boek eindigt met een aantal bijdragen over en van Kersten, waarin het beeld, dat we in dit boek van Kersten hebben gekregen, nog wat nader wordt ingekleurd. Tegen de achtergrond van de donkere bladzijde in het leven van ds. Kersten, zijn aan de Duitse overheid onderworpen houding in de Tweede Wereldoorlog, geeft het toch wel een nuance aan de beoordeling om bijv. uit een brief van de hand van Kersten te lezen, hoe ook hij zeker zijn deel van het lijden onder de Duitse bezetting heeft moeten dragen.
Tot zover de weergave en impressie van dit boek, dat ons een goed beeld geeft van de bijzondere betekenis van deze predikant, die als organisator, maar vooral als geestelijk leider bepalend is geweest en gebleven voor de wijze, waarop het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten gestalte heeft gekregen. Het is een waardevol boek, dat het verstaan van de onderlinge verhoudingen in de kerken van de gereformeerde gezindte zeker dienen zal. De auteurs hebben, eensgeestes met de hoofdpersoon van dit boek, hun bijdragen geleverd, echter niet zonder ook zo nu en dan de nodige kritische kanttekeningen te plaatsen. Kortom, dit boek is een verantwoorde en waardevolle bijdrage aan de zogenaamde 'kleine kerkgeschiedenis'.
M. A. van den Berg

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's