Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Anti-judaïsme en de kerk (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Anti-judaïsme en de kerk (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antisemitisme niet uitgestorven
De laatste jaren worden we telkens weer opgeschrikt door antisemitische leuzen en uitlatingen naast uitlatingen van vreemdelingenhaat in het algemeen. Het zou van weinig wijsheid getuigen dergelijke onheilspellende geluiden niet serieus te nemen, omdat het maar zou gaan om de reacties van een kleine groep in onze Westeuropese samenleving.
De geschiedenis leert immers, dat wat soms als een klein vuurtje wordt aangestoken, zich ineens kan ontladen in een felle brand. Waakzaamheid blijft geboden, waakzaamheid, die tot uiting moet komen in een radicale bestrijding van alle vormen van antisemitisme.
Ook voor de kerken ligt hier een opdracht. De kerken kunnen deze opdracht slechts in grote bescheidenheid en ootmoed ter hand nemen. Want het is bekend, hoe het racistische antisemitisme vaak gevoed is door anti-joodse geluiden van de kant van kerk en theologie.
We denken aan het beroep van Nazi-propagandisten op uitlatingen van Luther over de joden. Weliswaar is door de bekende kerkhistoricus H. A. Oberman aangetoond, dat Luthers harde uitlatingen aan het adres van de joden samenhangen met zijn verwachting van de nabije eindtijd en niet voortkomen uit rassenwaan en antisemitisme. Het neemt de hardheid van bepaalde woorden niet weg. Het doet dan niet ter zake of deze uitspraken uit hun verband en uit hun historische context gerukt werden. Het feit ligt er en kan niet ontkend worden.
Schokkend is voor mij altijd weer, als je leest hoe de uitvoerders van het program van de 'Endlösung' van het joodse volk in hun privé-leven zich ontpopten als brave, burgerlijke Duitsers, die met Kerst ter kerke gingen en met hun gezin rondom de kerstboom kerstliederen zongen.

Twee begrippen
Het anti-judaïsme, dat in het verleden menigmaal het sein gaf tot een terreur aan het adres van joden, die weinig onderdeed voor het antisemitisch geweld, dient daarom voortdurend voorwerp van onderzoek te blijven.
Dat alles vormde voor de Brusselse Oudtestamenticus, prof. dr. K. A. D. Smelik, de aanleiding dit onderwerp aan de orde te stellen. Smelik noemt zijn boek bescheiden 'een verkenning'. In die ondertitel ligt opgesloten, dat we geen uitputtende, wetenschappelijke behandeling van dit thema moeten verwachten. Aan de hand van een aantal gevallen uit de geschiedenis wordt de theorie en de praktijk van het kerkelijk anti-judaïsme verkend. Dat geeft aan zijn boek iets fragmentarisch en kan hier en daar willekeurig lijken. De sterke kant is, dat de lezer voortdurend vanuit verschillende gezichtspunten bij het thema bepaald wordt.
Het is overigens niet eenvoudig om de begrippen 'anti-judaïsme' en 'antisemitisme' te onderscheiden. Beide begrippen worden nogal eens door elkaar gehaald. Dat is op zichzelf niet zo vreemd. Immers èn het anti-judaïsme èn het antisemitisme waren gericht tegen het joodse volk. Toch is er in de motivatie om joden te bestrijden, wel verschil.

Wilhelm Marr
De term 'antisemitisme' werd pas in de tweede helft van de negentiende eeuw voor het eerst gebruikt door een Duits journalist. Wilhelm Marr. Aan de hand van uitlatingen van deze journalist en van de bekende componist Richard Wagner probeert Smelik de typische kenmerken van dit negentiende eeuwse antisemitisme op het spoor te komen.
De eerste, Wilhelm Marr, heeft zich niet alleen tegen het jodendom, maar ook tegen de macht van de kerk gekeerd. De motieven van kerkelijke auteurs in hun antijoodse houding, te weten de schuld van de joden aan Jezus' dood, hun vasthouden aan de Thora, ontbreken bij Marr. Voor hem vormen de joden een eigen ras, met voor hun omgeving gevaarlijke, erfelijke eigenschappen. We vinden bij Marr dus al in aanzet de theorie van het zuivere Germaanse ras, dat in de ideologie van de Nazi's tot zulke verschrikkelijke acties aan het adres van de joden geleid heeft.
Ook blijkt uit de uitlatingen van deze journalist dat het joodse gevaar voor hem niet op godsdienstig vlak, maar op maatschappelijk, politiek en economisch terrein gelegen is. Joden vormen een bedreiging van de gezonde verhoudingen in de samenleving en de positie van het Germaanse ras. Het zijn uitlatingen die na Marr nog vele malen herhaald worden, waarbij zo voeg ik er aan toe, het mechanisme van de zondebok voor de kwalen van de samenleving ook een afschuwelijke uitwerking heeft gehad in de richting van het joodse volk.

Richard Wagner
Bij iemand als Richard Wagner, zien we het bekende verschijnsel, dat men persoonlijke gevoelens van onbehagen tegenover bepaalde mensen, die toevallig joden zijn, uitbreidt tot het gehele joodse volk en dat men vervolgens deze gevoelens omzet in een racistische theorie.
De antisemitische uitlatingen bij Wagner, alsmede het feit dat in Nazi-Duitsland zijn muziek bij de partijleiders hoog aangeschreven stond, maken het verklaarbaar dat zijn muziek in Israël nog altijd taboe is, zoals nog niet zo lang geleden bij een conflict tussen een dirigent en het Israëlische Philharmonisch Orkest gebleken is.
We moeten daarbij wel bedenken, dat Wagner in zijn tijd geen uitzondering was. Antisemitisme was juist onder de culturele elite 'bon ton', schrijft Smelik.
Het is bovendien opmerkelijk te lezen, dat wonderlijk genoeg het vooral joden waren, die Wagner steunden en bewonderden tijdens zijn leven! In een brief van Wagners geestverwant, Hans von Bülow, schrijft deze beroemde dirigent: 'Het is een feit, dat op al mijn reizen is bevestigd: Sem en Hebron leveren het ontvankelijkste en best betalende publiek voor de concerten op. Ja, het is zelfs zo dat de deelname van de nietsemieten volledig afhankelijk is van de hunne' (blz. 77).

Anti-judaïsme bij kerkvaders
Stellig is er overeenkomst en verband tussen antisemitisme en anti-judaïsme. Voor beide bewegingen geldt, dat men geen oog had voor de betekenis van de joodse traditie en dat men in beide gevallen meende, dat joden een gevaar voor de samenleving vormden.
Maar tegelijk moeten we de verschillen in rekening brengen. Voor kerkvaders als Chrysostomus en Ambrosius is het joodse volk weliswaar voorloper van de kerk, maar de joden zijn wegens hun weigering Jezus als de Messias te aanvaarden door God verworpen en gestraft. 'Het idee dat de joden van alle tijden verantwoordelijk zouden zijn voor de kruisiging van Jezus, speelt een doorslaggevende rol bij deze negatieve houding tegenover het jodendom', schrijft Smelik (blz. 97).
Voor Johannes Chrysostomus speelt het geen enkele rol meer, dat de eerste christenen joden waren. Nationalistisch sentiment en godsdienstige overwegingen (het motief van de 'Gods-moord' vormen een combinatie van anti-joodse uitlatingen. Ook al moeten we een stukje retoriek in rekening brengen, men kan zijn uitlatingen niet alleen verklaren uit antieke redenaarskunst. Er spreekt uit menig woord onverbloemde haat aan het adres van het volk der joden.
Van bisschop Ambrosius is bekend, dat hij een openlijke gewelddaad tegen een joodse gemeenschap sanctioneerde en keizer Theodosius verweet de joden onterecht in bescherming te nemen.
Het christelijk anti-judaïsme bleef evenmin als het antisemitisme dus bij een theorie. Het zaad, dat kerkvaders in hun antijoodse preken en geschriften uitzaaiden, leverde de wrange en bittere vruchten op van anti-joodse maatregelen. Deze maatregelen vormden een onderdeel van een groter geheel, namelijk de bestrijding van alle godsdiensten buiten het christendom in het rijk in de na-Constantijnse periode, toen het christendom een verbond aanging met de staat.
Smelik laat zien hoe er in de keizerlijke wetgeving steeds verdergaande maatregelen genomen werden om de joden tot tweederangsburgers te maken. Ondanks dit alles werd niet getornd aan het recht van de joden op praktizering van hun eigen godsdienst.

De invloed van Augustinus
Smelik spreekt in dit opzicht over een 'paradoxale situatie' (blz. 107). We moeten hier rekenen met de invloed van het denken van Augustinus. Augustinus heeft ondanks zijn felle anti-joodse uitlatingen toch aan de joden een taak en plaats toegekend in Gods plan.
De vijanden van de kerk, namelijk de joden, worden door God niet gedood, zegt Augustinus met een beroep op Psalm 59 : 11 en 12, maar juist verstrooid, 'opdat zij niet eens uw Wet vergeten'. De joden zijn door God aangesteld om aan de leden van de kerk de wet te overhandigen. Zij zijn er dus tot getuigenis voor de heidenen om er voor te zorgen, dat de Hebreeuwse Bijbel niet verloren gaat.
Onder invloed van dit denken heeft men in de eeuwen na Augustinus de joden weliswaar vervolgd en beknot in hun rechten, maar niet getornd aan het voortbestaan van de joodse gemeenschappen in Europa. Joden konden hun godsdienst blijven praktizeren, zulks in tegenstelling tot ketterse stromingen en heidenen. Waar voor andersgelovigen in Europa geen plaats was, konden de joden in dit werelddeel, zij het als vervolgde en gediscrimineerde tweede-rangs burgers blijven wonen.

A. Noordegraaf, Epe

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Anti-judaïsme en de kerk (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 januari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's