Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Anti-judaïsme en de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Anti-judaïsme en de kerk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een golf van terreur
Het kerkelijk anti-judaïsme heeft als gevolg gehad dat er aan joden ontzaglijk veel leed is berokkend. Smelik geeft daar in zijn boek verschillende voorbeelden van. Zo wijst hij op de frappante overeenkomst tussen de beschrijving van de vervolging van de joden door de Syrische koning Antiochus Epifanes in de tweede eeuw voor Christus in het eerste boek der Maccabeeën en de beschrijving van de aanval van kruisvaarders op de joden van Mainz in een middeleeuwse kroniek.
Zowel de heidense vorst als de christelijke kruisvaarders schrikken voor massamoord niet terug om hun haat op de joden te koelen. Overigens wijst de schrijver er op, dat we voorzichtig moeten zijn met het spreken over antisemitisme in de heidense oudheid. Er is veeleer sprake van vooroordelen tegen 'barbaarse' volken in het algemeen, waarvan in bepaalde situaties met name joden het slachtoffer werden.
Onthullend is ook de geschiedenis van het jodendom in Spanje in de late Middeleeuwen. Vorsten als Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië vaardigden in de vijftiende eeuw het besluit uit, dat alle joden zich moesten bekeren tot het christendom of het land moesten verlaten. De Spaanse inquisitie heeft fel onder hen huisgehouden. Velen werden gedwongen tot de doop. Maar de pas bekeerden bleven verdacht en gewantrouwd, wat weer aanleiding vormde tot nieuwe vervolging. We stuiten in deze voorbeelden op een theorie en een praktijk die aanleiding vormden voor gruwelijke maatregelen.

Barth en Miskotte
Smelik is van oordeel, dat er ook verhullende vormen van anti-judaïsme bestaan, namelijk daar waar men termen als 'jood' of 'Israël' in overdrachtelijke zin gebruikt. Zo is bij Barth Israël de aanduiding voor de mens, die zich verzet tegen het heil, dat God in Christus heeft gerealiseerd. Barth heeft zich wel diepgaand met de relatie tussen Israël en de kerk beziggehouden in zijn leer van de verkiezing, maar aan het gesprek met het levende jodendom ging hij voorbij. Israël is bij Barth de spiegel van God gericht, dat elk mens treft, die zich verzet tegen Gods heil.
Bij Miskotte ligt de zaak wel enigermate anders. Reeds in zijn dissertatie gaf Miskotte blijk van zijn grote kennis van joodse denkers. Later schreef hij over het jodendom als vraag aan de kerk. Ook is bekend hoe fel Miskotte zich verzette tegen het antisemitisme en het nationaal-socialisme. Toch noemt Smelik hier Miskotte naast Barth. Het gaat hem dan met name om de wijze waarop Miskotte sprak over het theologisch onderscheid tussen joden, heidenen en christenen. Miskotte sprak met het oog op een christelijk lezerspubliek van 'de jood in ons', als hij de orthodoxie een gebrek aan ernst verwijt ten aanzien van het Woord van de soevereine God. Smelik acht dit taalgebruik suggestief en verwarrend, omdat het een negatief beeld van het jodendom oproept en vooroordelen bevestigt.
Onbedoeld gaat het jodendom toch weer functioneren als het kader, waartegen mensen zich afzetten. Door de wijze, waarop Barth en Miskotte over de jood en over Israël spreken in dogmatische termen, wordt het zich op het jodendom als een eigen religie met een eigen religieuze traditie verduisterd. Het doet wat vreemd aan Barth en Miskotte op deze wijze tegen te komen in een studie over het anti-judaïsme. Beiden hebben immers diepgaand nagedacht over de blijvende plaats van Israël in Gods verkiezend handelen. En, zoals gezegd, vooral Miskotte heeft zich diepgaand beziggehouden met het jodendom en de joodse godsdienst.
De schrijver heeft me op dit punt ook niet overtuigd. Stellig dienen we zijn waarschuwingen inzake ons taalgebruk serieus te nemen. Onbewust gaan er toch allerlei anti-gevoelens meespelen en meespreken. Gelet op de geschiedenis kunnen we niet voorzichtig genoeg zijn. Maar niet elk kritisch woord aan het adres van Israël is daarom per definitie anti-joods. Ook de Schrift zelf stelt het volk van Gods Verbond voortdurend onder Gods kritiek. Men denke aan de prediking van Israëls profeten. Het is mijns inziens juist een bewijs, dat men aan anti-joodse gevoelens weerstand wil bieden, als men in de verkondiging er op wijst, dat wij, christenen, in deze kriek mede bedoeld zijn en dat Israels geschiedenis ook een stuk gemeentegeschiedenis is.

Het Nieuwe Testament
Daarom is de theologische vraag die we aan dit boek stellen, of men als christelijk theoloog heen kan om de wijze waarop ook in het Nieuwe Testament gesproken wordt over het verzet van een deel van Israël tegen Jezus als de Christus. De evangelisten gaan niet voorbij aan de verantwoordelijkheid van joodse leiders ten opzichte van de kruisdood van Jezus. Toegegeven dient te worden, dat men maar al te vaak uit deze passages verschrikkelijke conclusies getrokken heeft, die aan de zin van de tekst in zijn historisch kader volledig voorbijgingen. En terecht wordt er in dit boek op gewezen, hoe dwaas en verschrikkelijk het is als men het joodse volk door de eeuwen heen aansprakelijk stelde voor wat joden toen en daar gedaan hebben.
Maar is het dan theologisch zo verkeerd, als men in dit verzet van Israël het verzet getekend ziet van de mens die tegen het heil van God in Christus rebelleert? Persoonlijk meen ik, dat wat Barth en Miskotte en zoveel anderen op dit punt geschreven hebben in de lijn ligt van wat Revius verwoord heeft in zijn bekende gedicht: "t En zijn de joden niet, Heer Jesu, die U kruisten… ik ben het…'

De kerken en het joodse volk
Ik kan me voorstellen, dat de historicus Smelik de relatie tussen Jezus en het volk der joden vanuit joodse optiek wil lezen. Maar kan de christelijke kerk, wil ze trouw blijven aan het apostolisch getuigenis deze relatie anders bezien dan door de ogen van apostelen en evangelisten? Het mag (godsdienst) historisch waar zijn, dat afwijzing van Jezus als Messias geen wezenskenmerk is van het jodendom, theologisch kunnen we er niet omheen de ernst van de breuk tussen kerk en synagoge te zien in het licht van dit joodse neen.
Helaas is me niet geheel duidelijk geworden, hoe Smelik theologisch de relatie van de kerk tot het joodse volk tekent. Hij wijst enerzijds op de dubieuze kanten van een twee-wegen-leer, anderzijds op de negatieve aspecten van het fenomeen jodenzending.
Typerend is de zin op blz. 151: 'De christenheid kan (met de apostelen) slechts afwachten of God door Jezus of op een andere wijze het koningschap in Israël zal herstellen (Hand. 1 : 6-7)'. Let wel: door Jezus of op een andere wijze! Ik lees dat zo niet in Handelingen 1. Integendeel, de correctie die Jezus aanbrengt op de verwachtingsvolle vraag van zijn leerlingen is de beloftevolle opdracht Zijn getuigen te zijn in de kracht van de Heilige Geest, te beginnen bij Jeruzalem. En de apostolische prediking richt zich dan ook tot Israël met de oproep tot omkeer, omdat de verhoogde Christus Zijn handen uitstrekt naar Zijn volk (vgl. bv. Hand. 3 : 26, 5 : 30v).
Kan de kerk ten aanzien van Israël anders omgaan dan op de wijze van het getuigend gesprek? Waarbij men inzake de wijze waarop dit getuigenis gegeven moet worden, dient te bedenken, dat de kerk de eeuwen door weinig gedaan heeft om Israël tot jaloersheid te verwekken. Als één ding duidelijk is uit deze verkenningen inzake het anti-judaïsme dan dat wel. Het anti-judaïsme is voor de kerk een zaak van voortdurend zelfonderzoek. En de relatie van de kerk tot het joodse volk in dit gesprek zal daarom ook altijd gekenmerkt moeten worden door bescheidenheid, door verootmoediging en door erkenning van de schuld jegens dit volk.
Smeliks verwijzing naar het model van de olijfboom in Romeinen 11 : 17-18 is waardevol. Het geeft de bescheiden plaats van de kerk uit de volken aan, die als wilde olijf geënt is op de wortel van Israël.

Verwachting
Tegelijk mogen we in de ontmoeting met Israël spreken van verwachting. Het Nieuwe Testament blijft immers niet steken in het aanwijzen van het joodse 'neen'. Groter dan Israels schuld is de trouw en barmhartigheid van de God van het verbond. Het getuigenis van Paulus in de brief aan de Romeinen maakt duidelijk, dat Gods beloften ook Israël gelden en dat de Heere het verbond met Zijn volk niet heeft opgezegd.
Wij mogen blijven uitzien naar de vrede voor Jeruzalem en naar het heil voor Israël, dankzij het kruis en de opstanding van Jezus Christus. Want de God van Israël is de God die om Christus wil goddelozen begenadigt en rechtvaardigt. Er zal verlossing komen voor Israël op Gods tijd en volgens Zijn plan.
Luisterend naar en sprekend met Israël, in ootmoed en verwachting mogen we met blijdschap uitzien naar de dag, waarop gans Israël behouden zal worden.

A. Noordegraaf, Ede

N.a.v. Klaas A. D. Smelik, 'Anti-judaïsme en de kerk'. Een verkenning. 152 blz., ƒ 24,50. Ten Have, Baarn 1993.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Anti-judaïsme en de kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's