Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Isolement en communicatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Isolement en communicatie

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Ultra-orthodox isolement', zo luidde het op schrift van een bericht in het dagblad Trouw. Bij lezing werd direct duidelijk, dat het niet ging om christelijke orthodoxie maar om joodse orthodoxie. In Amsterdam heeft – aldus het bericht – de ultra-orthodoxe Beis Hamidrasj Amsterdam ('Huis voor Torastudie') tijdens het joodse Paasfeest eigen sjoeldiensten gehouden. 's Ochtends en 's avonds verzamelde zich een groepje orthodoxe geloofsgenoten om in totale afzondering haar gebeden uit te spreken.' Daarmee – zo reageerde de Amsterdamse rabbijn Lody van der Kamp – is de eenheidsgedachte van de joodse gemeente in Amsterdam ondergraven. Hij voorziet vervreemding van het dagelijkse leven van kinderen en studenten, die aan die aparte diensten deelnamen.
Eén en ander blijkt geen incident te zijn, want in het jaarverslag 1993 van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap keert secretaris drs. J. Sanders zich ook tegen een dergelijke ontwikkeling bij ultra-orthodoxe joden. Hij vindt, dat er geen reden is in het isolement te leven en zegt dan dat 'om met behoud van de eigen principes te kunnen communiceren (curs. van mij, v.d.G.) met andersdenkende joden, wèl een tolerante levenshouding vereist is.'


Let wel, het gaat hier dus om isolement binnen het jodendom zèlf. Sanders spreekt over de noodzaak te blijven communiceren met andersdenkende jóden. Maar men kan natuurlijk net zo goed de probleemstelling verbreden. De joodse orthodoxie zèlve is immers ook een zeer onderscheiden – ik zeg niet: geïsoleerde – groepering in onze samenleving. Hoe blijft men dan, met behoud van eigen principes, communiceren met gehéél andersdenkenden, te weten met niet-joden? En hoe ver gaat dan de tolerantie?
In feite geldt deze hele vraagstelling echter ook de gereforméérde orthodoxie. Het is bij diepere kennismaking frappant hoe de joodse orthodoxie en de gereformeerde orthodoxie in allerlei opzichten parallellen vertonen.
Ook hier zijn schakeringen, tot 'ultra-orthodox' toe. Ook in de gereformeerde wereld is sprake van isolement van groepen binnen het bredere orthodoxe volksdeel. En dat terwijl het orthodoxe volksdeel op zìch zèlf al een zeer onderscheiden groep is en in toenemende mate wòrdt in onze samenleving. Reden om over dit thema nog wat voort te borduren.

Isolement
Wat heet isolement? Groen van Prinsterer heeft ooit gesproken over het isolement van het beginsel. Daarin ligt onze kràcht, zei hij. Met een heldere, hechte en gefundeerde overtuiging onderscheidt het gereformeerd protestantisme zich van een vaag christendom boven geloofsverdeeldheid. Vandaag onderscheidt het zich zo zéker van het zogeheten cultuurchristendom.
Dat isolement van het beginsel behoeft evenwel niet in te houden, dat gereformeerde christenen zich ook daadwèrkelijk gaan ­ isoleren. Integendeel, wie een goede boodschap heeft, kan er mee voor het voetlicht komen. Had Paulus en hadden de andere apostelen dat niet gedaan, we zouden hier het Evangelie nooit hebben ontvangen. Het Woord Gods wilde en wil de wereld in, de culturen in, zoutend zout zijn in de wereld, licht onder de volkeren, wáár dan ook. Dat verdraagt zich niet met een isolement van diegenen, die datzelfde Woord en de kracht ervan gelóven. Daarom hebben overtuigde christenen de eeuwen door hun plaats geweten in politiek en maatschappij, in wetenschap en cultuur, in handel en nijverheid. Ik zeg overtuigde christenen, dat wil zeggen: christenen, die hun overtuiging ook op gezètte tijden uitdragen op de plaatsen, waar ze in het leven zijn gesteld.


Intussen zijn er nochtans altijd weer mensen geweest – en ze zijn er tot op vandaag – die het isolement zoeken en in bepaalde gevallen zelfs koesteren. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de vrees besmet te worden door de wereld, afgevoerd te worden van waarden, die men liefheeft gekregen of van een overtuiging en levensstijl, die het eigen bestaan stempelen. Dat kan overigens betekenen, dat men niet alleen zich isoleert van de wereld, maar óók, dat men zich afsluit van andere christenen, die opener in het leven staan. Het is zelfs mogelijk, dat zich een heel eigen gedragspatroon (cultuurpatroon) ontwikkelt, waardoor men het isolement aanscherpt en steeds verder aanscherpt.

Hier moet echter direct iets bij worden gezegd. Toen Groen van Prinsterer de uitdrukking bezigde, dat in het isolement van het beginsel onze kracht ligt, zei hij dat, toen de Nederlandse natie nog een christelijke natie was, althans in naam. Iedereen begreep nog wel wat overtuigde, belijdende christenen bedoelden. De samenleving werd nog gedragen door christelijke 'normen en waarden'.
Wie vandaag echter vanuit een vaste overtuiging – dat is iets anders dan in een triomfàntelijke houding – wil leven en handelen, stuit in toenemende mate op principieel onbegrip. Als zodanig moet het gereformeerde volksdeel, dat overeenkomstig Schrift en belijdenis wil leven en handelen, erop rekenen ongewild in het isolement te komen. Het isolement van het beginsel brengt vandaag méér en méér met zich mee: geïsoleerd wòrden, steeds minder begrip ontmoeten, steeds meer vanuit onbegrip bejegend worden. Dat in reactie daarop weer nieuwe drang tot isolement zichtbaar wordt, is een bijkomende factor. Maar diegenen, die in het volle leven van vandaag – we denken ook aan de politiek – verantwoordelijkheid willen dragen, stuiten steeds meer op zulk onbegrip en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid van 'de anderen'.


We moeten ons er dan ook niet op verkijken als Bolkestein de VVD weer oproept de christelijke waarden te betrekken bij het program van uitgangspunten. In allerlei commentaren, die hem de laatste weken zijn ontlokt, heeft hij zijn principieel onbegrip (een keer ook 'ergernis') laten blijken met betrekking tot diegenen, die in wat hij noemt de 'gesloten wereld' van een vaste overtuiging leven. Dat verdraagt zich niet met het door hem aangehangen vrijheidsbeginsel. Tot heden heeft hij weinig blijk ervan gegeven, dat hij ook ècht begrijpt en wil begrijpen diegenen, die naar eer en geweten, naar de Schrift en het belijden van de Kerk der eeuwen willen leven en dáárnaar willen handelen, ook in het politiek bedrijf.
En dan spreken we nog over iemand, die het belang van christelijke waarden als humanitaire waarden nog in het blikveld heeft. In de samenleving als geheel is begrip voor wat christenen vanuit de Schriften beweegt steeds minder vanzelfsprekend. En dat betekent, dat er vaak sprake is van een opgedrongen isolement. Het christelijk beginsel zelve raakt meer en meer geïsoleerd. Op allerlei levensterreinen kunnen christenen zich roependen in de woestijn voelen. 'Het' landt niet meer. En 'het' wordt niet meer geaccepteerd.

Communicatie
Dat brengt me op het tweede: de communicatie.
Hoe sta je vandaag als overtuigd christen
– hoe arm en aangevochten in jezelf ook
– in een omgeving, die goeddeels geen antenne meer heeft voor wat belijdende christenen ten diepste beweegt en wat de drijfveer is achter hun 'gelaat, gewaad, gepraat en daad', om het maar kort samen te vatten?
Hoe blijft een mens nochtans aansluiting houden bij de samenleving, hoe blijft hij toch wezenlijk communiceren, zonder daarbij eigen principes prijs te geven! Die vraag stelde Sanders (intern) ten aanzien van de joodse orthodoxie, die vraag mogen ook 'wij' ons stellen.
Men kan natuurlijk de spanning, die hier ligt, heel eenvoudig oplossen door in twee werelden te leven. Enerzijds in de wereld van het beroep, dat men uitoefent. Daarin onderscheidt men zich niet van anderen. Men stort zich geheel in het werk, komt tot even goede prestaties of nog betere dan 'de ander', gebruikt alle verworvenheden van de moderne techniek en laat het principe het principe. De godsdienst is verder een zaak voor thuis, in de gemeente. Godsdienst als privé-aangelegenheid!
Maar wie werkelijk als christen bijbels verantwoord in het leven begeert te staan en daarin geen enkel gezelschap schuwt, komt voor de vraag te staan hóé te communiceren. Onze spraak zal ons openbaar maken, maar die spraak wordt, als gezegd, bepaald niet altijd meer verstaan. En dan bedoel ik niet gettotaal; taal, die ook ontoegankelijk is geworden of wordt voor zelfs meelevenden in de gemeente, met name ook voor jongeren. Maar het Evangelie heeft nu eenmaal wel een gans eigen sprake aan zich. Bepááld taalgebruik is onvermijdelijk wil er niet sprake zijn van ontwaarding of afvlakking van bijbelse zaken. Maar afgezien van het taalgebruik, de záken, waarom het gaat, vragen steeds meer uitleg en oogsten steeds minder begrip. Vandaaruit kan het van de weeromstuit ook zó worden, dat mensen of groepen toch heil zoeken in het isolement: 'men begrijpt ons toch niet.'
Het gevaar is niet denkbeeldig, dat mensen als de mossel in de schelp kruipen, zelfs niet meer bereid zijn rekenschap en verantwoording te geven van de hoop, die in hen is, ook niet als die hun gevraagd wordt. Men leeft geïsoleerd mèt en binnen eigen overtuiging.

Tolerantie
Wie echter met overtuiging en nochtans ópen in de samenleving wil staan, stuit op het punt van de tolerantie, de verdraagzaamheid. Ik bedoel dan niet zozeer de verdraagzaamheid van niet-christenen jegens belijdende christenen, maar ook omgekeerd. Nu is over christelijke verdraagzaamheid de eeuwen door nagedacht. Waar liggen de grenzen? Een christen kan geen gemeenschap hebben met de werken der duisternis. Wat niet uit het licht voortkomt, is in principe òn-verdragelijk. Het hart van een christenmens kan er dan ook bij in elkaar krimpen wanneer hij geconfronteerd wordt met pertinente ongeloofsuitingen in de Umwelt, waarin hij leeft en werkt. Hij kan ook lijden aan het onbegrip met betrekking tot zijn overtuiging.
Nochtans is er, dunkt me, de noodzaak om ook in dat onbegrip mensen in líéfde te verdragen. Van Christus geldt: Die als men Hem schold, niet weder schold, die als men Hem leed deed, niet dreigde (1 Petr. 2 : 23). Dat vraagt navolging.


Tolerantie in onze tijd houdt echter wellicht vooral in – en is daarin onderscheiden van vroeger tijden – : begrip ervoor hebben, dat men ons niet (meer) begrijpt. Er begrip voor hebben, dat mensen, die zelfs van de meest elementaire noties van de Schrift niet meer weten – namelijk vanwege het ontbreken van opvoeding en onderwijs in deze of van enige kerkelijke betrokkenheid – ècht niet meer weten, waarover belijdende christenen het hebben.
Wanneer er zo begrip is voor het on-begrip, kan er onzerzijds wellicht een nieuwe openheid worden gevonden om met mensen vandaag te spreken in de poort en de rechte communicatie te leren. Het is niet om het éven hóé men communiceert. Dat geldt zelfs al bij de kerkelijke overdracht aan een nieuwe generatie.


Zulk een 'begrip voor onbegrip' en daaruit voortvloeiende tolerantie betekent niet, dat de weg van vage compromissen wordt gezocht; of dat de grauwsluier van een algemeen christendom wordt omgeslagen; of dat men uitgaat van de gedachte, dat het om het éven is hoe mensen wensen te geloven of zelfs niet te geloven; of dat men, vanwege het onbegrip, zèlf gaat inleveren op de boodschap of op de levensstijl. Maar we zijn misschien te weinig erin gevorderd om kwetsbaar te durven zijn en ons open te stellen voor onbegrip.
Mij dunkt, dat alleen wanneer we het volstrekte onbegrip van velen in onze tijd voor het heil in Christus, voor het heilzame van Zijn geboden en de daaruit voortvloeiende roeping om naar Zijn inzettingen te leven, peilen tot op de bodem van de Godloosheid van onze cultuur, we de mogelijkheid hebben om nieuw te communiceren met andersdenkenden, zonder daarbij principes prijs te geven. Dat vergt best een bepaald taalvermogen. Daarin zijn we vaak te weinig geoefend.


We moeten er echter ook vandaag rekening mee houden, dat een gezòcht isolement, waarin wezenlijke roepingen, die tot het christenleven behoren, onder de korenmaat blijven, tot gevolg kan hebben, dat men gaat leven bij stilstaand water. En stilstaand water wordt troebel water en gaat stinken. Vanuit het gezochte isolement is er geen communicatie meer.
Dezer dagen zei drs. I. A. Kole tijdens een forumbijeenkomst, dat er in de Gereformeerde Gezindte in toenemende mate sprake is van 'herhalingen van herhalingen.' Als dat waar is, zou dat kunnen voortkomen uit zucht naar isolement, wat betekent: vlucht voor de roeping, om actief te strijden tegen de tijdgeest. Het is dan de vraag of er ook nog wel echt sprake is van het isolement van het beginsel.
De echte communicatie wordt m de stroom van de tijd ook telkens nieuw geboren en geoefend. Dat léért ook vandaag de ervaring.


Tenslotte
En tenslotte, bij het probleem van de communicatie van christenen naar de wereld toe vandaag, zou toch eigenlijk het probleem van de onderlinge communicatie tussen hen, die van hètzelfde beginsel zijn. moeten verbleken. Wanneer hìèr sprake is van isolement ten opzichte van elkaar, is het zout wel helemáál smakeloos geworden en zal de communicatie naar buiten zeker ook schade lijden. Maar dit is kennelijk ook een probleem in het jodendom.

De vraag bij dit alles is intussen hoe we de volgende generatie enerzijds niet vervreemden van het dagelijks leven en deze generatie nochtans leren om, met behoud van principes, echt te communiceren.

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1994

De Waarheidsvriend | 21 Pagina's

Isolement en communicatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1994

De Waarheidsvriend | 21 Pagina's