Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verbond in de liturgische formulieren (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verbond in de liturgische formulieren (4)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Lezing gehouden op studie-ontmoetingsdag dinsdag 3 mei 1994 in De Schakel te Nijkerk)

5.4. De visie op de gemeente
Onze formulieren spreken op een hoge wijze over de gemeente. De gemeente is de verbondsgemeente, de gemeente des Heeren. Tegenover de opvatting van de wederdopers, die een gemeente van heiligen voorstonden, sprak de Reformatie over een heilige of geheiligde gemeente. Zo is het ook in onze formulieren. De gemeente is een wonder van Gods genade, van zijn trouw, van zijn verkiezende liefde.
Wanneer we de gemeente beoordelen op haar empirische tastbare praktijk, dan is er van haar heiligheid vaak weinig te zien. Dat was in de zestiende eeuw niet anders dan in de eeuwen daarna. De gemeente bestaat uit mensen, van wie Paulus moet zeggen dat er niemand is die goed doet, er is ook niet tot één toe. (Rom. 3 : 12)
Maar in onze formulieren wordt de gemeente niet hierop beoordeeld, maar op haar zijn, haar bestaan in Christus Jezus. Zoals het enkele kind in Christus geheiligd is, zo is dat ook het geval met de gemeente als geheel. Niet het geloof en de levensheiliging van de gemeenteleden vormen het fundament en het gebinte van de gemeente, maar de belofte dat Christus haar heeft gekocht met zijn dierbaar bloed en haar nabij is tot de voleinding van de wereld. Alleen vanuit deze visie op de gemeente als een gemeente, geroepen tot het beloofde heil kan het dankgebed in het doopformulier verstaan worden: 'Wij danken en loven U, dat Gij ons en onze kinderen (let wel: eerst ons en dan ook onze kinderen) door het bloed van uw lieve Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven en ons door uw Heilige Geest tot lidmaten van uw eniggeboren Zoon en alzo tot uw kinderen aangenomen hebt.'
En verderop: 'Dat zij (de gedoopte kinderen) uw vaderlijke goedheid en barmhartigheid, die Gij hun en ons allen bewezen hebt, (let wel: hun en ons allen, als gemeente) mogen belijden.
Deze visie op de gemeente komt overeen met die in de NGB en de HC. In artikel 27 van de NGB wordt de kerk een heilige vergadering van ware christgelovigen genoemd, die al hun zaligheid verwachten in Christus Jezus, gewassen zijnde door zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest. En in vraag en antwoord 54 van de HC gaat het over de gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, waarvan de leerling belijdt dat hij er een levend lidmaat van is en eeuwig zal blijven.
In overeenstemming met deze hoge benaming en roeping van de gemeente is de naam waarmee de gemeente wordt aangesproken in de formulieren. De ouders worden in het doopformulier als gemeenteleden genoemd: 'geliefden in de Heere Jezus Christus'. Het avondmaalsformulier begint met dezelfde aanspraak. En na de terugwijzing van de onboetvaardigen luidt het: 'Maar dit wordt ons zeer geliefde broeders en zusters in de Heere niet voorgehouden.' Ik denk ook aan de terminologie in de op andere klassieke formulieren. Zo staat er boven het formulier van de ban, dat het gaat om de afsnijding van de gemeente van Christus. De persoon die onder de tucht staat, wordt uitgesloten buiten de gemeente des Heeren, staat er. Ook in het formulier van de wederopneming gaat het steeds om de gemeente van Christus of gemeente des Heeren. In het formulier voor de bevestiging van een dienaar van het Woord wordt gevraagd of deze in zijn hart gevoelt dat hij wettig door Gods gemeente en mitsdien door God zelf geroepen is. Hem wordt de taak aangewezen om 'de gemeente Gods' te weiden.
In de formulieren is geen sprake van discrepantie tussen verbond en verkiezing. Hoewel de hoge benaming van de gemeente niet betekent dat ieder lid van de gemeente een oprechte gelovige is en er dus kaf onder het koren is, is er toch sprake van een spanningsvolle betrokkenheid tussen verbond en verkiezing, oftewel de zichtbare en de onzichtbare gemeente. In het doopformulier wordt van de kinderen die gedoopt worden gezegd, dat zij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden. Prof. Van 't Spijker zegt hiervan: 'Opmerkelijk is dat aan het einde de gemeente der uitverkorenen staat. (…) Dat wil zeggen dat de diepe en verborgen relatie tussen verbond, doop en verkiezing pas in de heerlijkheid ten volle zichtbaar zal zijn. Het formulier begint ook niet met de verkiezing, maar plaatst haar als het verzekerende werk van de Trooster achteraan.' (Zijn verbond en woorden, p. 29)
De hoge benaming van de gemeente is nooit bezit, maar altijd roeping. De gemeente is er toe geroepen gemeente van het verbond, gemeente des Heeren te zijn. Ze moet het ook telkens weer worden. Het 'ecclesia reformata, quia semper reformanda' geldt ook van de plaatselijke gemeente. We merken deze spanning in de tweede doopvraag, waar van de leer, dat is de belijdenis van de kerk gezegd wordt, dat deze alhier, in de plaatselijke gemeente geleerd wordt. In het avondmaalsformulier wordt in het zgn. Lutherse Württembergsche gedeelte de verbondsgedachte uitgewerkt in de richting van de onderlinge verbondenheid in de gemeente. De relatie tussen de Heere God en zijn gemeente raakt direct de relatie van de gemeenteleden onderling. 'Een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen een brood deelachtig zijn. Want gelijk uit vele graankorrels een meel gemalen en een brood gebakken wordt en uit vele druiven, samengeperst zijnde, een wijn en drank vloeit en zich ondereen vermengt, alzo zullen wij allen, die door het ware geloof Christus ingelijfd zijn, door broederlijke liefde, om Christus' wil, onze lieve Zaligmaker, die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad, allen te zamen een lichaam zijn en zulks niet alleen met woorden maar ook met de daad jegens elkaar bewijzen.'
De onderlinge verbondenheid als roeping van de gemeente treedt ook naar voren bij de doopvont. De dopeling is daar temidden van de gemeente. De uitdrukking: helpen onderwijzen in de derde doopvraag is gericht aan doopgetuigen die namens de gemeente beloven de dopeling mede te onderwijzen. De uitdrukking doet denken aan de gewoonte die men bijvoorbeeld in Zurich kende ten tijde van Bullinger, dat de hele gemeente opstond en antwoordde op de vragen die eerst aan de ouders werden gesteld. Zo spreekt de Prov. Synode van Dordrecht in 1574 over de belofte van de getuigen om het kind te onderwijzen.
De sacramenten van doop en avondmaal zijn naar hun intentie de scharnierpunten in de opbouw van de gemeente. Het gemeenteleven stoelt op deze zichtbare tekenen en zegelen van Gods genade. De doop is hèt sacrament van de inlijving in de gemeente. Vanuit de doop volgt het leerproces van de catechese, uitlopend op de openbare geloofsbelijdenis, het zich tot de gemeente begeven, waarna het avondmaal als sacrament van de onderhouding volgt. De vierdelige reeks: doop – catechese – belijdenis – avondmaal vormt de structuur van de gemeente des Heeren.

Nog een opmerking over de gemeente als gemeente des Heeren. Deze betreft de tucht. Een gemeente, die zozeer gezien wordt als geroepen tot het beloofde heil, zou het gevaar lopen tot een geabstraheerd idee te vervluchtigen, ware het niet dat er in de gemeente ernst gemaakt wordt met de kerkelijke tucht. De tuchtoefening is de keerzijde van de medaille van het verband. De tucht functioneert met name rondom het avondmaal. De uitvoerige zondencatalogus in het avondmaalsformulier geeft er blijk van, dat de gemeenteleden die een ongelovig en goddeloos leven leiden, worden gestraft. Het is opvallend dat juist in de formulieren voor de afsnijding en de wederopname benadrukt wordt, dat de gemeente de gemeente van het verbond, de gemeente des Heeren is. Zonder tuchtoefening raakt de gemeente haar identiteit kwijt. Is dat niet het grote probleem van onze tijd? Mensen laten zich, zoals gezegd, niet onder de tucht stellen, maar uitschrijven.

6. Slotopmerkingen
We ronden onze overwegingen betreffende het verbond in de formulieren zo langzamerhand af. Daarbij trekken we nog enkele lijnen naar de praktijk van het geloofsleven en het kerkelijke leven van vandaag. Allereerst wijzen we dan op het primaat van het objectieve in de theologie van de formulieren. Wat God belooft, hoe Hij oordeelt, wat Hij doet, is uitgangspunt voor geloof en gemeenteleven. Het heil wordt ons toegezegd in Zijn Woord, onafhankelijk van onze subjectieve gesteldheid. Ook al weet een klein kind nog niets, het heil in Christus wordt hem toch reeds toegezegd. Deze objectieve inslag van het heil staat haaks op het subjectieve denken dat onze tijd kenmerkt. Allerwege vormen de ervaringen van mensen het uitgangspunt van theologiseren en handelen. Het is het denken van onderop. Het gevolg is individualisme, vereenzaming, pluralisme en relativisme, polarisatie en vervreemding, ontbinding.
Het verbondsderiken, zoals voorkomend in de formulieren geeft samenbinding en structuur. Dat betekent niet dat er geen ruimte zou zijn voor ervaringen. Het betekent wel, dat onze ervaringen beheersbaar blijven want genormeerd door de objectiviteit van het Woord.
Het tweede wat voor onze tijd belangrijk is, is het gemeentebesef, dat uit de formulieren spreekt. De gemeente is niet het resultaat van de aaneensluiting van individuen, nog veel minder van gelijkgezinden. Geen congregatie van onderop, maar vergadering van bovenaf, door Christus. De gemeenschap van de gemeente is gefundeerd in het verbond van God, niet in een bondgenootschap van mensen onderling. Wat zijn we in onze tijd dit gemeentebesef vaak kwijt. En daarmee ook het roepingsbesef. Velen laten zich leiden door wat ze zelf graag willen, wat ze plezierig vinden, maar zij vragen zich niet af of ze zelf ook verantwoordelijkheid dragen voor de gemeente, waarin zij door God zijn geplaatst. Dat is het roepingsbesef. Het verbondsdenken in de formulieren mag leven van de trouw van God door de geslachten heen. Zijn verbond reikt ver, tot in het duizendste geslacht.
Ten derde trekken we nog een lijn naar de nieuwe kerkorde van de VPKN. Wat een verschil in theologisch klimaat is er tussen de klassiek gereformeerde formulieren en de kerkorde, juist als het gaat om het verbond. In de formulieren is er de principiële eenheid in de structuur: doop – catechese – belijdenis – avondmaal. Deze structuur die zo wezenlijk is voor de opbouw van een gemeente in gereformeerde zin, is in de nieuwe kerkorde doorbroken.
Zo is ook de principiële overtuiging van het doopformulier, dat kinderen gedoopt behoren te worden, in de nieuwe kerkorde vervangen door een pluraal standpunt. Men kan immers kiezen tussen de kinderdoop en de volwassendoop. (artikel 8)
Het klassiek gereformeerde avondmaalsformulier past niet meer bij de avondmaalsviering, zoals voorgeschreven in de nieuwe kerkorde. De gedachte van de zelfbeproeving staat op gespannen voet met de mogelijkheid om het avondmaal open te stellen voor de hele gemeente, (artikel 9)
Een vergelijking tussen de formulieren en de nieuwe kerkorde laat zien, hoe rekkelijk en betrekkelijk de uitdrukking is: in gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht, (art. I, 4)
Ik zou willen eindigen met een oproep om met de talenten van het verbond, die ons zijn toevertrouwd in de klassieke formulieren, te woekeren. In onze tijd wankelt veel. Maar het verbond van God wankelt niet. Het is een eeuwig verhond. Het geldt niet alleen voor ons persoonlijk leven, maar ook voor ons collectieve kerkelijk leven als het doopformulier zegt: 'En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zo moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, noch in de zonde blijven liggen, overmits de Doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben.'

W. Verboom, Hierden/Harderwijk

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het verbond in de liturgische formulieren (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's