Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een nieuw boek over homofilie – uitnodiging tot voortgaande bezinning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuw boek over homofilie – uitnodiging tot voortgaande bezinning

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de hand van de Nieuwerkerkse pastor drs. J. Noordam verscheen onlangs het boek De huiver van Leviticus – Ethiek en pastoraat rond homofilie en homoseksualiteit (Boekencentrum Zoetermeer, 150 blz. ƒ 24,50). Door de publikatie van dit boek maakt de schrijver de resultaten van een afstudeerscriptie in het kader van de kerkelijke opleiding toegankelijk en vruchtbaar voor een breder publiek. Hij verdient daarvoor erkentelijkheid. We worden niet verwend met een veelheid van bijbelgetrouwe publikaties over dit in ethisch en pastoraal opzicht zo ingrijpende onderwerp. Zeker vanuit hervormd-gereformeerde kring is er nog weinig verschenen. Dit boek voorziet duidelijk in een behoefte.

Ethische bezinning
Het boek valt in twee delen uiteen: ethische bezinning en pastorale toespitsing. Het eerste deel is vooral informatief van aard. In kort bestek wordt inzicht gegeven in de standpunten die verschillende kerken en theologen ten aanzien van homoseksualiteit innemen. De visies van Karl Barth, Helmut Thielicke, J. Douma, F. O. van Gennep, Jan van Veen en Pim Pronk passeren, min of meer uitvoerig, de revue. Wie zich de hoofdstukken 2 en 3 van dit boekje heeft eigen gemaakt, is uitstekend op de hoogte van de huidige stand van de discussie. Bovendien geeft de auteur een goed overzicht van de besluitvorming binnen de kerken, en wel met name binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, inzake dit 'netelige vraagstuk'. De beruchte 'homo-motie' die in juni 1989 door de hervormde synode werd aanvaard en waarin maatregelen van kerkelijke tucht vanwege homoseksuele geaardheid en leefwijze van de hand werden gewezen, was trouwens ook de aanleiding voor collega Noordam om zich intensief te verdiepen in de ethische en pastorale vragen op dit gebied.
In het hoofdstuk 'De Bijbel over homoseksualiteit' komt de uitleg die Noordam, in overeenstemming met de kerkelijke traditie, aan de 'overbekende teksten' Genesis 19, Leviticus 18 : 22 en 20 : 13 en Romeinen 1 : 26, 27 geeft, naar voren. Daarbij is het wel wat storend dat vrij brede citaten, die in het vorige hoofdstuk al waren opgenomen, hier herhaald worden. Beslissend is zijn kritiek dat in de moderne hermeneutiek het kritische karakter van de Heilige Schrift verloren gaat doordat de zich autonoom wanende mens over de Schrift gaat heersen. De conclusie van Noordam is: 'Het lijkt mij evident dat de Heilige Schrift geen ruimte laat voor homoseksueel geslachtsverkeer.' (72)

Te gemakkelijk
Achter de visie dat homoseksualiteit zou behoren tot Gods goede schepping, ziet hij de moderne Schriftkritiek en -beschouwing, waarbij de historische betrouwbaarheid en het gezag van het Woord van God in het geding zijn. Ik stem in met deze stellingname, maar heb tegelijkertijd het gevoel dat Noordam het zich in dit hoofdstuk te gemakkelijk maakt. Hij richt zich namelijk tegen hen die een geheel andere visie op de Schrift hebben, maar gaat niet de discussie aan met degenen die de Bijbel voluit als Woord Gods willen aanvaarden, maar tegelijkertijd ruimte bepleiten voor homoseksuele relaties in liefde en trouw. Bij die positiekeuze zijn immers niet alleen pastorale, maar ook hermeneutische overwegingen aan de orde. Zo wordt bijvoorbeeld door voorstanders van acceptatie van homoseksuele relaties in liefde en trouw gewezen op de voortgaande leiding van de Heilige Geest, die historische en culturele ontwikkelingen kan gebruiken om de bijbellezer de ogen te openen voor mogelijkheden van uitleg en toepassing, waaraan vorige generaties nooit hebben gedacht. De grote vraag is dan: mag je met een beroep op de Geest stappen doen die je vanuit het Woord niet kunt legitimeren, althans niet door een beroep op expliciete schriftgegevens?
Heel summier komt deze discussie achter in het boek aan de orde, wanneer de schrijver in gesprek is met ds. T. Poot. Mijns inziens zou het èn voor de opbouw èn voor de kracht van het boek goed zijn geweest, wanneer deze vragen voluit in het eerste deel aan bod waren gekomen. Dan zou dit eerste deel spannender zijn geworden en ook een meer dialogisch karakter hebben gekregen.

Pastorale toespitsing
Het tweede deel van Noordams boek, onder het hoofd 'pastorale toespitsing', vind ik het sterkste. De auteur heeft zich grondig verdiept in theorieën over het ontstaan van homofilie. Zijn slotsom is dat homoseksualiteit niet als 'variant', maar als 'gebrokenheid' moet worden gezien. Dit heeft consequenties voor het pastoraat aan homofielen. De pastor moet bij hen zijn in hun nood en aanvechting, maar kan hen niet de weg wijzen van acceptatie van homoseksuele praxis als een variant in de veelkleurigheid van de schepping. Ik ga met de schrijver mee in het pleidooi om niet van 'geaardheid', maar van 'gerichtheid' te spreken en corrigeer daarmee mijn eigen taalgebruik. God schiep alle schepselen naar hun aard. De mens schiep Hij mannelijk en vrouwelijk. De terminologie 'homofiele geaardheid' zou het kunnen doen voorkomen alsof homofilie een variant in de schepping is in plaats van een gevolg van de zondeval, 'een creatuurlijke ontaarding' (J. Douma).
Behartigenswaardige opmerkingen worden gemaakt over de habitus van de pastor, de noodzakelijke luisterhouding, het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Ik onderstreep wat Noordam schrijft over de betekenis van 'coming out'. Daarmee wordt bedoeld dat een homofiel voor het eerst in zijn of haar leven in vertrouwde kring gaat spreken over diens homoseksualiteit. Zo'n 'coming out' moet werkelijk als een bevrijding ervaren kunnen worden. 'Als een intense opluchting om voor het eerst met iemand datgene te delen wat in zijn hart leeft, maar waar hij tot dusver met niemand over durfde te praten. Daarom staat of valt zo'n pastorale ontmoeting met de houding van de predikant' (blz. 102).

Aanvaarding van homofiele gevoelens?
Noordam gaat in op aanvaarding en zelfacceptatie als twee verschillende zaken, die allebei hun eigen plaats hebben in het pastoraat aan de homofiele medemens. Onder 'aanvaarding' verstaat hij in dit verband het aanvaarden van de homofiele gevoelens en onder 'zelfacceptatie' het aanvaarden van zichzelf en het overwinnen van minderwaardigheidsgevoelens. Nu zijn we daarmee wel op een heel spannend punt aangekomen. Noordam stelt dat het voor degene die ècht met homofiele gevoelens rondloopt 'noodzakelijk is dat hij niet alleen erkent dat hij deze gevoelens heeft, maar ook dat hij deze gevoelens aanvaardt. Want wie zijn homofiele gevoelens voor zichzelf niet aanvaardt, maar zeewegdrukt en ontkent, zal met een innerlijk conflict blijven leven.' (blz. 104) Maar nu komt de cruciale vraag naar voren: hoe nu verder? De weg die pastoraal gewezen wordt, ziet er ongeveer als volgt uit: de grondbeslissing voor de homofiel gerichte mens is het kiezen van de moeilijkste weg, namelijk die van 'onthouding'. Daarbij dient hij wel onder ogen te zien dat hij/zij homofiele gevoelens heeft. Deze gevoelens op zichzelf behoeven niet als zonde te worden beschouwd, maar als een gevolg van de zondeval in Adam, gemeenschappelijke schuld van heel de mensheid. Intussen moet je jezelf niet het etiket 'homo' of 'homofiel' laten opplakken, omdat seksualiteit slechts een deel van je persoonlijkheid is en het jezelf 'homofiel' noemen drempelverlagend werkt naar een homoseksuele levensstijl.
Hoe komt het 'plaatje' er dus uit te zien in de christelijke zelfaanvaarding van een mens met homofiele gerichtheid? Hij weet zich een in zichzelf zondig en goddeloos mens, die echter gerechtvaardigd is door het geloof in Christus. Ook is hij iemand met homofiele gevoelens, die niet zondig zijn zolang je die niet 'de vrije loop' laat in gedachten, woorden en (eventueel) daden, want dàn is er sprake van zonde! (blz. 126). Komen deze gevoelens naar voren, dan behoeft hij er niet voor weg te lopen. Hij ziet onder ogen dat hij, ondanks zijn geloofsverbondenheid met Christus, toch nog homofiele gevoelens heeft.
Maar die behoren in wezen tot een achterhaalde werkelijkheid en hij mag ze dus niet koesteren. Dat betekent dan in de praktijk dat hij als homofiel zijn seksualiteit moet ontkennen, zolang er niet een verandering heeft plaatsgevonden die tot een heteroseksuele beleving heeft geleid. Die verandering treedt inderdaad bij sommigen, zij het geleidelijk, op, maar anderen moeten hun leven lang blijven leven in de gebrokenheid dat ze hun – homofiel gerichte – seksualiteit niet als gave, maar als overblijfsel van de zondige oude mens ervaren.

Blijvende vragen
Hier liggen voor mij, ook na het lezen en herlezen van Noordams overwegingen, nog grote vragen. Vragen waarover in gesprek met christen-homofielen dieper moet worden doorgedacht. Ik zeg nadrukkelijk: in gesprek met mensen die het zelf betreft en aangaat, omdat er anders wel over hen, maar intussen zònder hen wordt gesproken, en dat lijkt mij onjuist. Ik kom er niet uit, wanneer ik op blz. 98 lees, in aansluiting bij Johan van de Sluis, dat de pastor homofielen het geloofsprincipe moet bijbrengen dat homofiele gevoelens bij de oude mens horen die met Christus meegekruisigd is, terwijl op blz. 106 wordt gezegd dat het hebben van homofiele gevoelens niet zondig is, maar een gevolg van de gebrokenheid van de schepping door de zondeval. Ergens wringt hier iets. Daarom heb ik eerder het ethische onderscheid tussen homoseksuele praxis en homofiele gerichtheid een verlegenheidsoplossing genoemd. We zijn er niet met te zeggen: 'je mag het niet doen, maar je mag het wel zijn'. Dit is althans geen gemakkelijke formule waarmee het probleem uit de wereld geholpen is. Het zou een goedkoop alibi kunnen zijn voor heterofiel gerichte mensen om weer over te gaan tot de orde van de dag en de homofiel gerichte broeders en zusters toch weer met hun specifieke strijd in de kou te laten staan. Waar begint precies het 'doen' en hoever strekt het 'zijn'? Zou zelfaanvaarding niet bijvoorbeeld ook kunnen betekenen: 'ik ben nu eenmaal homofiel en ik beleef mijn seksualiteit homofiel. Daarmee behoef ik op zichzelf geen problemen te hebben, als ik maar kan aanvaarden dat het hebben van een homoseksuele relatie voor mij niet is weggelegd.' Of moet rigoureus worden gesteld: 'neen, je mag als homofiel ook het geboeid zijn door de schoonheid en de uitstraling van een seksegenoot alleen maar als iets van de oude mens ervaren?' Dat is consequent, maar komt wel neer op totale ontkenning van de seksuele dimensie in het bestaan van de bekeerde homofiel gerichte mens. Het zou betekenen dat hij of zij in Christus een nieuw mens is geworden, met uitzondering van zijn/haar seksualiteit. Dit is dan een groot verschil met de heterofiele christen bij wie de seksualiteit geheiligd is in de kaders van liefde en trouw en zo als goede gave Gods mag worden genoten (ook al blijft dit levensterrein open liggen voor de zonde).

Dilemma te doorbreken?
Blijft voor de homofiele christen slechts het dilemma over: òf ik verander en word alsnog heterofiel, òf, als dat niet voor mij weggelegd is, mijn seksualiteit blijft mijn leven lang verbannen naar de donkere kelderverdiepingen van mijn bestaan, de overblijfsels van de in Christus achterhaalde oude mens!?
Wie dit dilemma wil doorbreken, kan twee kanten op. De kant van acceptatie van homoseksualiteit in een relatie van liefde en trouw als heilzame ordening in de gebrokenheid van het leven. Die oplossing kan ik, evenmin als Noordam, meemaken vanuit mijn verstaan van de Schrift. De andere kant is: de erkenning dat homofiele gevoelens er mogen zijn, dat er sprake mag zijn van vriendschap en warmte tussen homofielen, maar dat deze vriendschap zich niet mag verdichten in een voluit seksuele relatie omdat de Schrift hier een halt toeroept. Hier voelen we duidelijk dat de onderscheiding tussen gerichtheid en praxis inderdaad een verlegenheidsoplossing is. Als iets niet mag, dan mag je er ook niet over fantaseren, dan mag je het ook in je hart niet willen. Als je geboeid mag zijn door een seksegenoot, kun je op een bepaald moment gaan denken aan lichamelijke intimiteit. Waar ga je dan de grens over tussen geoorloofde acceptatie van jezelf inclusief je homofiele gerichtheid enerzijds en toegeven aan de zondige oude mens anderzijds? Het zijn deze klemmende vragen die voor mij na het lezen van Noordams goede en relevant pastorale overwegingen niet zijn opgelost en waarover voortgaande bezinning noodzakelijk is.
Kort samengevat is mijn vraag: 'wat moet ik mij nu precies voorstellen van zelfaanvaarding van de homofiel binnen bijbels verantwoorde kaders, wanneer het bij hem of haar niet tot verandering van gerichtheid komt?'
Noordam stelt: 'Eén van de belangrijkste dingen die een gemeentelid dat worstelt met zijn homofiele gevoelens via het pastoraat moet leren, is om intimiteit en erotiek duidelijk te scheiden in zijn eigen belevingswereld. Daardoor kan hij gewoon net als ieder ander (h)echte vriendschappen aangaan en daar juist in zijn 'alleengaanders'situatie veel levensvreugde aan beleven, zonder dat dit direct met erotiek en seksualiteit wordt geassocieerd.' (blz. 114) Dit acht ik een waardevolle opmerking, evenals de hint op de volgende bladzijde dat een homofiel gemeentelid na aanvaarding van zijn gevoelens en van zichzelf de niet seksuele kanten van zijn mens-zijn mag leren ontdekken en ontplooien om zo ook temidden van en ondanks 'gebrokenheid' een gelukkig mens te mogen zijn voor het aangezicht van zijn Schepper en tot eer en verheerlijking van God. Blijft toch weer de knagende vraag of het onderscheid tussen intimiteit en erotiek ooit tot een waterdichte scheiding zal kunnen worden en of de homofiele mens die in hechte vriendschap erotische gevoelens ervaart, dit uitsluitend op het conto van de oude Adam moet schrijven. En of de seksuele kanten van het mens-zijn, inzoverre er geen verandering van gerichtheid optreedt, alleen maar ontkend en verdrongen dienen te worden?

Huiver en handreiking
Aanvankelijk vond ik de titel van het boek een vondst Noordam heeft deze ontleend aan een uitspraak van S. J. Ridderbos: 'Wie homoseksuele relaties goedkeurt, zal door de huiver van Leviticus moeten zijn heengegaan'. Nu wil Noordam aangeven dat hij de teksten uit Leviticus die homoseksualiteit in niet mis te verstane woorden afwijzen, voluit wil laten staan. Toch kan de vraag worden gesteld of de uitdrukking 'de huiver van Leviticus' wel recht doet aan de inhoud van Noordams boek. Huiver is in Leviticus en in heel de Bijbel niet het laatste woord. Het gaat Noordam, zoals hij één en andermaal beklemtoont, ten diepste om de rechtvaardiging van de goddeloze. Dan staat door de huiver vanwege Gods welverdiende oordeel heen de verrukking over Gods vreemde vrijspraak centraal. Bovendien wil dit boek in Jezus' naam een pastorale handreiking bieden aan mensen die homofiel gericht zijn. Zouden zij niet afgeschrikt kunnen worden door deze titel?
Tenslotte nog enkele kleinere opmerkingen. Waarom wordt wijlen prof. Van Gennep op blz. 36 'oud-hoogleraar' genoemd? 'Een zekere Aat Dekker' op blz. 39 is dr. A. Dekker, die samen met dr. G. Puchinger het boek De oude Barth, zoals we hem hoorden in colleges en gesprekken (Kampen 1969) schreef. Paulus geeft in 1 Korinthe 7 niet een privé-mening over het ongehuwd zijn ten beste, maar onderscheidt zijn persoonlijk, met apostolisch gezag gedane, uitspraak van een rechtstreeks citaat van een woord van Christus (blz. 60). Bij de verwijzing naar dr. Van Emden Boas op blz. 123 en 124 zal bedoeld zijn dr. C. van Emde Boas.
Rest mij de aanschaf en bestudering van dit boek van harte aan te bevelen!

J. Hoek, Veenendaal

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een nieuw boek over homofilie – uitnodiging tot voortgaande bezinning

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's