Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vergeten hoofdstuk uit het geloofsleven? (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vergeten hoofdstuk uit het geloofsleven? (3)

Over het maken van een verbond met God

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een tweede lijn: Schotland
Wat ons onderwerp betreft, hebben we tot nu toe stilgestaan bij invloed vanuit Engeland door middel van Willem Teellinck. Maar er is ook nog een andere lijn, die evenzeer zijn invloed heeft laten gelden in ons land. Als we die lijn trekken, komen we in Schotland uit. Chronologisch lijkt het juist om eerst te spreken over beïnvloeding vanuit Engeland en vervolgens de invloed vanuit Schotland ter sprake te brengen. Dat neemt evenwel niet weg dat Schotland een uiterst belangrijke traditie heeft als het gaat over de sluiting van een verbond met God. In de Schotse kerkgeschiedenis staan namen als 'the National Covenant' (het nationaal verbond) en 'the Covenanters' (die dit verbond ondertekenden) voor eenzelfde zaak als bijv. ten onzent de strijd tegen Spanje voor vrijheid van geweten en verdediging van de ware godsdienst. De Schotse kerkgeschiedenis is namelijk gedurende een groot deel van de 16e en de 17e eeuw bepaald door de voortdurende confrontatie met de koningen uit het huis van Stuart. Een strijd die steeds grimmiger werd naarmate de aanspraken van de Stuarts op de Schotse kerk absolutistischer vormen aannamen. Om de kerk aan zich ondergeschikt te maken, poogden de Stuarts een episcopale wijze van kerkregering in Schotland in te voeren. Terwijl de Schotse kerk in 1560 had beleden dat Christus het enige Hoofd van de kerk is. Als Karel I in 1638 een aantal liturgische veranderingen probeert in te voeren, die het bovengenoemde streven van de Stuarts moeten dienen, leidt dat tot een volksprotest in de vorm van massale ondertekening van 'the National Covenant'. Uiteindelijk heeft dat geleid tot de val en terechtstelling van de koning. Dit nationale verbond, waar het ons nu om gaat, was geen zaak van dat moment. In het kerkelijk leven van Schotland was het sluiten van een 'covenant' (verbond) een bekend verschijnsel. Al in de eeuw die aan de Reformatie was voorafgegaan, hadden groeperingen die afweken van de officiële leer van de (Rooms-Katholieke) Kerk, bijv. de volgelingen van Wycliff, zich verbonden tot 'bands'. Ook edelen hadden de gewoonte in bepaalde omstandigheden een bondgenootschap te sluiten. In een tijd dat de kerk nog een centrale plaats in de samenleving innam, was de overstap naar verbondssluitingen op het kerkelijk erf niet groot. Daar kreeg de verbondssluiting het karaktervan een verdrag met God, waarbij men zich onder ede tot bepaalde zaken verplichtte. Er is wèl verschil. Naast de vele persoonlijke 'covenants', die werden gesloten (zelfs door kinderen!) begaf in 1638 zich het Schotse volk met God in een verbond. Zo'n nationale verbondssluiting met God sloot aan bij de voorstelling van John Knox. Hij meende, overtuigd als hij was dat de heidenen (later) delen zouden in dezelfde verbondssluiting als Israël, dat God zich niet slechts tot de enkele mens richt, maar volksgewijs werkt. Dit nationaal verbond van 1638 krijgt vijf jaar later zelfs het karakter van een drie-landen-verbond als ook Engeland en Ierland zich met Schotland verbinden met als doel 'the reformation and defence of the religion' (de reformatie en verdediging van de godsdienst), (Zie P. H. van Harten, De prediking van Ebenezer en Ralph Erskine, 's-Gravenhage 1986, p. 8, 9). Op deze manier raakt ook in Engeland, waar reeds allerlei persoonlijke vormen van verbondssluiting met God in gebruik waren, een nationale wijze van verbondssluiting bekend.

William Guthrie en zijn 'Des christens groot interest'
'De term 'covenant' is het sleutelwoord voor het Schotse theologische denken en de Schotse visie op het religieuze leven van individu en gemeenschap', (zo L. F. Groenendijk in: Guthrie's vademecum en de door Koelman toegevoegde illustraties, appendix bij: William Guthrie, Des christens groot interest, Utrecht 1981, p. 475 vv; geciteerd is uit noot 11, p. 480). Tegen deze achtergrond is het te verstaan dat een godsdienstig gebruik, dat zo algemeen bekend en in zwang was geraakt, ook de nodige aandacht heeft gekregen in de toenmalige stichtelijke lectuur. Eén van die stichtelijke werkjes, dat zich in een bijzondere populariteit heeft mogen verheugen in kringen van Engelse en Schotse vromen, is het al eerder genoemde boekje van William Guthrie (1620-1665). Van dit boekje heeft de vermaarde theoloog dr. John Owen (1616-1683) erkend, dat het naar zijn inzicht meer godgeleerdheid bevatte dan alle door hem volgeschreven folianten. Dat dit boekje zich toen (en nu?) in zo'n grote belangstelling heeft mogen verheugen, heeft alles te maken met het onderwerp dat erin wordt behandeld. Het handelt namelijk over het belangrijkste dat er is: hoe iemand kan weten of hij een kind van God is. In de woorden van Guthrie: hoe iemand kan weten dat hij waarachtig deel heeft aan Christus. Mede omdat Guthrie dit zo belangrijke onderwerp zo beknopt, helder en krachtig weet te behandelen als maar aan weinigen is gegeven, heeft zijn boekje geweldig aftrek gevonden.
In het kader van zijn onderwerp, namelijk hoe men kan weten deel aan Christus te hebben èn wat zij moeten doen die na het lezen van het boekje voor zichzelf moeten vaststellen geen zaligmakend deel aan Christus te bezitten, geeft de schrijver bijzondere aandacht aan hen die ten prooi zijn gevallen aan de twijfel, hoewel hun harten naar Christus uitgaan. Voor hen schrijft de auteur deze raad neer: 'dat zij (…) uitdrukkelijk, mondeling en duidelijk Christus Jezus aangrijpen en Gods aanbod van redding door Hem aannemen en zo een verbond met God maken' (a.w. Barneveld 1981, p. 150). Om zo'n persoonlijk verbond met God te kunnen maken, geeft Guthrie tal van praktische aanwijzingen, terwijl hij er ook een voorbeeld bij voegt. In het vervolg zullen we daar nog verder op ingaan. We doen er goed aan om Guthrie's raad van meetaf aan op zijn juiste waarde te schatten. Guthne geeft zijn advies niet als een goede raad die naar het eigen believen van de lezer al dan niet kan worden opgevolgd. Integendeel! Voor Guthrie is het een wezenlijk onderdeel van zijn betoog, wat ook in de ondertitel (in oudere uitgaven te vinden) tot uitdrukking komt. Die ondertitel gaat na de hoofdtitel 'Des Christens Groot Interest' als volgt verder 'Of het Zalige deel aan Christus getoetst en aangewezen wie het heeft, en hoe te verkrygen; Met een Vertoog van de wyze hoe uitdrukkelyk met God een verbond te maken (…)'. Wie had trouwens anders verwacht nadat we Guthrie al eerder over het verbond maken niet alleen hoorden spreken als over een zeer nuttige zaak, maar het ook met klem als een schuldige plicht naar voren hoorden brengen?

Jacobus Koelman
De lijn van Schotland naar ons land loopt o.m. via Jacobus Koelman (1632-1695). Deze (voormalige) predikant van het Zeeuwsvlaamse Sluis heeft een niet onbelangrijk aandeel geleverd in het vertalen van Engelstalige stichtelijke werken. Onder deze uit het Engels vertaalde werken nemen die van de 'Scottish Covenanters' een vooraanstaande plaats in. De eerste vertaling die Koelman uit de laatstgenoemde categorie leverde, was van het al meermalen genoemde 'The Christian's Great Interest'. Wat heeft Koelman ertoe aangezet dit werkje te vertalen? In de voorrede van de vertaalde uitgave van 1668, die is gericht aan de bekommerde vromen van de gemeente Sluis, gewaagt Koelman van eigen zegen die hij ontving bij het lezen van Guthrie's boekje, terwijl hij verder de verwachting uitspreekt dat het bijzondere vrucht voor de vromen zal meebrengen. Twaalf jaar later, in een voorwoord bij de vierde druk van 1680, kan hij vast stellen dat wáár geworden is wat hij verwachtte. De inhoud van het boekje is door de Heere tot een gezegend instrument gemaakt om middels het pastoraat van Koelman in de gemeente van Sluis niet alleen de kennis van het geestelijk leven in een aantal nader genoemde facetten te bevorderen, maar vooral inzake het maken van een verbond met God. De kennis die het boekje verschafte, diende om dit bijzondere werk op een bijzondere manier voort te zetten. Zou dit er een (de?) oorzaak van zijn geweest dat de gemeente van Sluis in de periode eind 1671 - begin 1672 een tijd van geestelijke opbloei beleefde?

Joseph Allein(e)
In ieder geval is duidelijk dat het sluiten van een persoonlijk verbond met God ook in Koelman een warm voorstander en hartelijk pleitbezorger heeft gevonden. In zijn vertaalarbeid zien we zelfs de twee tot nu toe gevolgde lijnen, waarlangs de persoonlijke verbondssluiting met God in ons land bekendheid heeft gekregen, uit Engeland en Schotland, met elkaar verstrengeld raken. In een door Koelman uit het Engels vertaalde levensbeschrijving van ene Thomas Mowsley, vernemen we dat deze man op een ernstige en plechtige wijze in een verbond met God treedt. Hij maakt daarbij gebruik van een voorbeeld dat hij gevonden heeft in een boek van Richard Allein(e). Zonder ook maar een woord te veranderen, neemt genoemde Mowsley dit voorbeeld over en zet er zijn naam onder.
Deze Richard Allein(e) (1611-1681) heeft dit voorbeeld van een persoonlijke verbond maken met God niet van zichzelf, maar overgenomen van Joseph Allein(e) (1634-1668). En deze op zijn beurt heeft het opgesteld naar het voorbeeld van W. Guthrie in diens inmiddels al vaker aangehaalde boek. Het boek van Joseph Allein(e) (hierna: Alleine) waarin hij, naar het voorbeeld van Guthrie, een model geeft voor het maken van een verbond met God, is 'An Alarm to the Unconverted', in Nederlandse vertaling bekend geworden als 'Een alarm voor onbekeerde zondaren'. (Zie L. F. Groenendijk, a.w. p. 480 vv). Uit één en ander valt af te leiden dat ook in latere tijd (tweede helft 17e eeuw) de beïnvloeding heeft plaatsgevonden vanuit het Engelse taalgebied: regelrecht uit Schotland en indirect uit Schotland via Engeland. Daarbij valt op dat alle tot nu getrokken lijnen lopen via vertalingen van Engelse/Schotse praktikale, stichtelijke lectuur.

P. van der Kraan, Bleskensgraaf

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een vergeten hoofdstuk uit het geloofsleven? (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's