Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vergeten hoofdstuk uit het geloofsleven? (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vergeten hoofdstuk uit het geloofsleven? (7)

Over het maken van een verbond met God

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terugblik
In dit en het volgende artikel kijken we terug om enkele lijnen en zo mogelijk voor onszelf enige lering te trekken.
De verbondssluiting zelf is een verschijnsel dat in Engeland en Schotland al voor de Reformatie bekend was en niet alleen in godsdienstige betekenis. In de tijd van de Reformatie en daarna werd het gezien als een uitstekend middel om het werk der hervorming veilig te stellen tegen alle aanvallen van buitenaf. In dat verband droeg de sluiting van een verbond met God doorgaans een collectief en soms zelfs een nationaal karakter. Daarnaast was de persoonlijke verbondssluiting met God in zwang, zelfs bij kinderen. Als de verbondssluiting met God ook in ons land wordt geïntroduceerd en aanbevolen door mensen als Teellinck en Koelman, is dat door rechtstreekse invloed uit Engeland, resp. Schotland.

Op eigen bodem
We kunnen ons afvragen of de verbondssluiting met God in zijn verschillende facetten een gewoonte was die (aanvankelijk) uitsluitend voorkwam in Engeland en Schotland. Voorafgaand aan de aanwijsbare invloed vanuit Engeland en Schotland zijn enkele voorvallen uit onze vaderlandse geschiedenis aan te wijzen die als voorbeelden van verbondssluiting op vaderlandse bodem kunnen dienen. Te denken valt aan de bekende woorden van Willem van Oranje, die hij geschreven heeft in een brief met het oog op de situatie in Haarlem in het jaar 1573, namelijk dat hij een verbond had gesloten met de allerhoogste Potentaat der potentaten. Historisch onderzoek heeft overtuigend aangetoond dat in deze woorden een persoonlijke belijdenis dient beluisterd te worden van het rotsvaste vertrouwen van Willem van Oranje op God, zodat deze uitspraak tendeert in de richting van een persoonlijke verbondssluiting. Véél meer in ieder geval dan dat hier sprake zou zijn van een nationale verbondssluiting. De laatste gedachte waren Bilderdijk en Da Costa toegedaan. Deze visie was echter vrucht van de 19e-eeuwse romantiek, die in kringen van het Réveil leidde tot een religieus getint nationaal gevoel. Voor onze vraagstelling maakt het echter weinig uit welke mening we aanhangen. In beide gevallen blijft de vraag òf, en zo ja wáár de verbondssluiting ten tijde van de Reformatie nog meer voorkwam behalve in Engeland en Schotland, hetzij persoonlijk of in nationaal verband. Wat het laatste betreft, valt ook nog te denken aan het verbond der edelen dat in 1565 in Brussel werd gesloten tot bescherming van de gewetensvrijheid in de Nederlanden. Dat het hier niet uitsluitend om een politieke, maar ook godsdienstige verbintenis ging, blijkt uit de aanwezigheid van Franciscus Junius, een der moedigste Calvinistische predikers, die eerst een stichtelijk woord sprak en vervolgens een gebed deed (A. en H. Algra, Dispereert niet, deel I, Franeker z.j. p. 310). Hier zien we een parallel met de verbintenissen van Schotse edelen met het oog op de verdediging van de godsdienst.
Ten aanzien van het verschijnsel verbondssluiting is derhalve enerzijds duidelijk sprake van grote invloed vanuit Engeland en Schotland. Anderzijds kan voorzichtig worden gesteld dat het verschijnsel in onze eigen vaderlandse (kerk)geschiedenis niet helemaal onbekend was.

Verschillende doelgroepen
Lezing van de modellen van Guthrie, Teellinck en Alleine leert ons dat zij met de verbondssluiting verschillende bedoelingen hebben gehad.

1. Verbondssluiting als medicijn tegen twijfel en tot versterking van het geloof
Opvallend voor het model van William Guthrie is dat hij alle nadruk legt op het aannemen van Christus door het geloof. Dat komt omdat hij zich richt tot mensen die vaak twijfelen of zij oprecht in Christus geloven. Zij zien Christus als een genoegzame Zaligmaker. Ook stemmen zij hartelijk in met de door Hem gebaande weg tot de zaligheid. Hun hart gaat naar Hem uit en zij geven zich aan Hem over. Maar toch twijfelen zij vaak of dat wel het echte aannemen is. Guthrie zegt dan dat de twijfel een algemeen voorkomend verschijnsel is bij hen vwer harten naar Christus uitgaan. Toch zou het maar een schrale troost zijn geweest als hij zulke tobbers niet meer had te bieden. Dat heeft hij wel. Hij raadt hen aan om vaster te staan in het geloof. Hoe? Door uitdrukkelijk Christus aan te grijpen en Gods verbond tot redding door Hem aan te nemen. Zo maakt men een verbond met God. Voor Guthrie is dat een geëigend middel ter bevordering van de geloofszekerheid.

2. Verbondssluiting als krachtig middel tot heiliging van het leven
Ook bij Teellinck dient de verbondssluiting tot bevestiging in het geloof. Maar toch is er verschil met Guthrie. Bij laatstgenoemde staat op de voorgrond de aanvaarding van Christus door het geloof. Terwijl bij Teellinck vooral sprake is van een hernieuwd afscheid nemen van de zonde. De overblijvende zonden moeten door de kracht van de Heilige Geest worden gedood. De voortgaande reformatie, door Teellinck bepleit voor het hele publieke leven, moet persoonlijk beginnen bij de gelovigen door het afzweren van alle zonden. Teellinck ziet in het afleggen van een plechtige verklaring om de zonden te verzaken een krachtig middel tot heiliging van het leven. Vooral de beide sacramenten, de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal, wijzen ons met nadruk in die richting. De Heilige Doop als teken van de verbondenheid met Christus in Zijn sterven (Rom. 6 : 3 en 4) plaatst ons voor de strijd om de wereld te verlaten, onze oude natuur te doden en in een nieuw godzalig leven te wandelen. Deze belijdenis wordt bij het gebruik van het Heilig Avondmaal vernieuwd. Het gaat Teellinck erom, dat de gelovige, die enerzijds door het sterven van Christus aan de zonde gestorven is, door de kracht van Christus' opstanding ook daadwerkelijk de doding van de zonde ter hand neemt door een scheldbrief te schrijven in de vorm van een plechtige verklaring voor Gods aangezicht. Dat daarbij voor het zo noodzakelijke evenwicht tussen 's mensen verantwoordelijkheid en Gods werk wordt zorg gedragen, blijkt hieruit dat Teellinck de zaak van de verbondssluiting met het oog op het verzaken van de zonden verbindt aan het gebruik van de sacramenten. Juist door de genade, die door de sacramenten wordt betekend en verzegeld, kunnen wij die strijd aan èn in die strijd blijven staan. De keerzijde van de plechtige verklaring om alle zonden een vijand te zijn, is de belofte van een hartelijke en totale overgave aan de Drieënige God.

3. Verbondssluiting als krachtig middel tot bekering
Bij Teellinck vinden we nog twee andere facetten van de verbondssluiting. Naast de wens van een nationale verbondssluiting op een landelijke vasten- en bededag heeft hij de plechtige verklaring voor Gods aangezicht ook met nadruk naar voren gebracht als een middel tot bekering. Met name op dit laatste aspect van de verbondssluiting bij Teellinck gingen we in de voorgaande artikelen uitvoerig in. Op diezelfde manier kwamen we het tegen bij Alleine. Wat ons bij beiden trof was dat zij er een krachtig pleidooi voor voerden dit middel met overtuiging ter hand te nemen om tot bekering te komen.
Mogelijk hebben we vreemd opgekeken bij deze invalshoek van de verbondssluiting bij Teellinck en Alleine: de onbekeerde zondaar. Ongetwijfeld roept dat vragen op. Weten Teellinck en Alleine dan niet dat een mens van nature geen oog heeft voor zijn ellendige toestand? Kennen ze de Bijbel niet die zegt dat ieder mens van nature blind is en echt niet weet dat hij op de brede weg van het verderf voort huppelt? En als hij er al van weet (door zijn opvoeding bijv.) hem dat niet wezenlijk tot verandering brengt? Leggen zij in de mens geen vermogen tot iets goeds, terwijl de Schrift in alle toonaarden ontkent dat dit aanwezig is? Alleine kan tegen een onbekeerde zondaar wel zeggen: je moet ervan overtuigd zijn dat je zo onmogelijk behouden kunt worden… maar werkt dat iets uit? Wat Teellinck en Alleine voorstellen, namelijk dat een mens zelf begint om zich te bekeren en zo komt tot overgave aan God, dat hij uit eigen beweging de wereld mijdt en het gezelschap van de ware vromen zoekt, dat is toch gespeend van elke Schriftuurlijke werkelijkheidszin!

Uiterst verantwoordelijk
Toch is het maar de vraag of we ons er zo makkelijk van af mogen maken, ook al wordt ons goed geordende theologisch systeem door Teellinck en Alleine omvergegooid. Wat zij doen, is niets anders dan de eis van God net zo serieus nemen als God dat doet wanneer Hij daarmee in alle ernst tot een zondaar komt die zijn leven aan de dienst van de zonde heeft verslingerd, terwijl het God rechtens toebehoort. Van de eis op ons leven stapt God nooit af. De schepping naar Zijn beeld komt Hij van ons eisen. Op die manier heeft Teellinck in het eerder genoemde gesprek Pieter laten zeggen tegen zijn buurman die zich regelmatig aan drank te buiten gaat: 'Zou de Heere God Zijn recht op uw ziel verliezen, omdat u de vreze Gods geheel en al mist en daar niets om geeft?' Teellinck en ook Alleine voeren de verantwoordelijkheid van de mens tegenover God tot het uiterste op. Zij leggen de grenzen niet eerder dan waar de Schrift die legt. Zowel in de eis tot bekering als in het aannemen van Christus. Nergens wordt de doodstaat van de mens aangevoerd om die eis af te zwakken. Er kunnen ongetwijfeld heel wat rechtzinnige bezwareh tegenin worden gebracht, maar de vraag is of die niet dienen om zelf onder de klem van de eis uit te komen.
Als Teellinck en Alleine mensen aansporen om hun zondige wegen te verlaten en de Heere te zoeken, is het hun opzet om alle zorgeloosheid en valse lijdelijkheid bij de wortel af te snijden. Wie is de grootste dwaas en de meest rampzalige mens? Die de hem ten dienste staande middelen en aanbiedingen van Gods genade veracht. Maar hoe sterk iemand als Teellinck ook bij de mens aandringt om de middelen der genade te gebruiken… hij geeft hem daarmee niets in handen. Integendeel! Wie de goede raad van Teellinck werkelijk opvolgt, heeft op het eind letterlijk niets meer in handen. Hij werkt zich, geestelijk gezien, dood. Al dat werken leidt tenslotte tot het inzicht dat we onbekeerd zijn en daaraan niet alleen niets knnen, maar veel minder iets willen veranderen. Wat blijft anders over dan met lege handen tot God te vluchten die schenken wil al wat ons ontbreekt? De aansporing om ernst te maken met de middelen die God ons in Zijn Woord aanreikt (en dat zijn er al gauw meer dan wij denken), biedt juist voluit ruimte aan het werk van de Heilige Geest, Die van de middelen gebruik maakt.
Trouwens: op deze weg hebben we God aan onze kant. Dat geldt weliswaar in alle gevallen van de verbondssluiting die we hebben bezien, zo leren ons de voorbeelden uit de Heilige Schrift. Maar dat mag wel extra worden onderstreept bij de verbondsonderhandelingen met het oog op bekering. Juist dan zijn de onderhandelingen met de Heere om met Zijn hulp en kracht de zonden zoveel mogelijk te vermijden en te bestrijden een middel dat zeker niet ongezegend zal blijven. Want als voor Gods aangezicht plechtig is beloofd om Hem te zoeken en het gezelschap van zondaren te mijden, zal dat naar twee kanten iets uitwerken. Enerzijds zullen wij gaandeweg moedelozer worden bij de ontdekking hoe weinig er van onze beloften terecht komt. Anderzijds zullen we er zo toe komen steeds meer van de Heere te verwachten. Maar is dat juist niet de weg waarin de Hij Zijn zegen wil schenken?

P. van der Kraan, Bleskensgraaf

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Een vergeten hoofdstuk uit het geloofsleven? (7)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's