Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tulp, 400 jaar. Dit gedenkwaardige feit van deze typisch Hollandse (?) bloem mag ook hier wel vermeld worden. Uit het nu al uitgekomen kerstnummer 'Blauwdruk' 1994 van de Stichting Red Uw Kameraad (R.U.K.) te Arnhem (schrijver J. Lingeman) het volgende:

'De naam tulp is, evenals de Latijnse naam tulipa, afgeleid van het Turkse woord tulipan wat tulband betekent Inderdaad lijkt de bloemvorm van de tulp wel wat op dat hoofddeksel. We komen zo al meteen een eind in de goede richting: tulpen zijn namelijk oorspronkelijk afkomstig uit Turkije en elders uit het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Daar komen overigens niet alleen wilde soorten maar ook al gekweekte variëteiten vandaan lang voordat men hier in Europa ooit een tulp had gezien. De eerste Europeaan, die melding maakte van het bestaan van tulpen, was de gezant van de Oostenrijkse keizer bij de sultan van Turkije, Ogier Ghislain de Busbecq. Deze edelman van Zuidnederlandse afkomst wordt ook wel Busbequius genoemd en leefde van 1522-1592. Uit zijn reisverslagen is bekend dat hij in 1554 bloemen te zien kreeg die qua vorm op een tulband leken. Waarschijnlijk heeft zijn gids hem op deze overeenkomst in uiterlijk gewezen en heeft Busbequius toen abusievelijk aangenomen dat deze naam ook op de bloemen zelf sloeg. Dat wij deze bloemen als tulpen kennen is dus waarschijnlijk het gevolg van een vergissing van De Busbecq. Hoe de Turken de bloemen dan wel noemden is niet bekend.
Ondanks deze vergissing zou De Busbecq toch een belangrijke rol gaan spelen bij de verspreiding van niet alleen de kennis over deze bloemen, maar ook van de bloemen zelf. Hij zorgde ervoor dat de botanici in Europa met de tulpen kennis konden maken. Door zijn toedoen kregen geleerden als Carolus Clusius de beschikking over tulpebollen en hij plantte in 1593 de eerste bollen in de keizerlijke hortus in Leiden. Grappig is dat men aanvankelijk in Europa niet wist wat men met die gekken bollen aan moest. Maar al spoedig raakte men er voldoende mee vertrouwd om ze te kunnen kweken. Clusius zorgde er ook voor dat ze in Engeland terecht kwamen. (…)
Zo werd de tulp een "Hollands" produkt Tulpebollen waren exotische verzamelobjecten die prestige afdwongen. Een siertuin was in de eerste plaats een verzameling van kostbare planten buitenshuis. De tulpebollen werden speculatieobjecten. Van bepaalde zeldzame typen kon de waarde oplopen tot 10.000 gulden per bol, een bedrag waarvoor men een statig grachtenpand in Amsterdam kon kopen. De meer alledaagse typen gingen echter per pond van de hand.
Er ontstond een zogenaamde windhandel, waarbij men tulpen verkocht die men zelf niet in bezit had, maar die men elders tegen een lagere prijs dacht te kunnen kopen. Deze windhandel speelde zich in het westen van ons land veelal in cafés af.
Uiteraard moest deze ontwikkeling spaak lopen. De "bollenrazernij" of "tulpomanie" nam zulke vormen aan dat de regering tenslotte ingreep. Het gevolg was, dat de prijzen van de bollen abrupt kelderden, waardoor velen financieel te gronde werden gericht. Deze ommekeer vond plaats in 1637.
Al met al was de tulp toen al wel zo populair geworden dat het in de tuinen van de rijken één van de meest favoriete bloemen bleef. De grootschalige teelt van tulpen en andere bloembollen zoals we die thans kennen, bestond toen echter nog niet'.


De Stichting Boete en Verzoening ('met betrekking tot Ismaël, Israël en anderen') bracht het jaarverslag 1993 uit. Waar de stichting zoal met christelijke schuldbelijdenis te vinden is?

• Middelburg
'Deze zomer had ik het voorrecht mee te kunnen werken op een Joodse begraafplaats in Middelburg. Een groep van 65 vrijwilligers in de leeftijd van 9 tot 75 jaar, en van allerlei kerken en kringen waren hier samen gekomen om een week lang te werken. Wat werd er zoal gedaan? Een scheefstaand zwaar ijzeren hekwerk van 30 meter werd rechtgezet 100 meter hek werd geschilderd. Het toegangshek moest ontroest worden en geschilderd. Gebroken, kapotte stenen werden gelijmd. Maar het meest tijdrovende werk was wel het zwart verven van de Hebreeuwse letters op de grafstenen. Van 's morgens 9 tot 's middags 4, was er een grote bedrijvigheid op de anders zo stille begraafplaats. Ook werd er iedere dag tussen de middag een uur van bezinning gehouden, waarin we er ons pijnlijk van bewust werden, dat in Europa levende Joden eeuwenlang vijandig zijn behandeld door christenen; we werden tijdens deze uurtjes met allerlei feiten uit de geschiedenis geconfronteerd, waaruit we leerden dat voor de Joden het leven vaak onmogelijk is gemaakt soms zijn zij verbannen of gedood. We werden diep doordrongen van de schuld, die de Christenheid op zich heeft geladen tegenover de Joden, waardoor een bijna onoverbrugbare kloof tussen Joden en christenen is ontstaan. Wat goed is het dan om na zo'n uur van bezinning weer verder te gaan met het werk, metterdaad iets te doen als boete voor al wat er in het verleden misdaan is in de Naam van onze Heer. Zittend op een krukje, of knielend voor een steen met een kwast in je hand terwijl je hart zich verootmoedigt en treurt om al het leed, dat de Joden is aangedaan, mag je dan toch weten bezig te zijn met een gebaar van vriendschap en een bijdrage tot verzoening.
Dat uitte zich wel heel in 't bijzonder aan het einde van de week. 't Was vrijdagmiddag, we waren aan het opruimen toen er nog iemand op bezoek kwam. 't Was een Joodse mevrouw uit België. Ze vroeg: "Wat doen al die Joden hier?" (Uit respect en fijngevoeligheid droegen al onze mannen en jongens een kipa of ander hoofddeksel.) Haar werd toen verteld dat het helemaal geen Joden waren, maar christenen uit verschillende kerken en ook wat hen bewoog om dit werk te doen. Ze had even tijd nodig om het te verwerken en toen vertelde ze dat ze een overlevende was uit Auschwitz. Ze zei: "De tijd in het gevangenkamp was het meest vreselijke wat ik ooit heb meegemaakt; maar dit werk te zien wat door christenen wordt verricht is het meest mooie". U begrijpt misschien wel dat we allemaal erg ontroerd waren maar ook zeer bemoedigd. Zo mochten we daar een positieve daad stellen tegenover veel negatiefs. Zoiets vergeet je je hele leven niet.'


• Japan
'Enige jaren lang had ik wat onderzoek gedaan naar de rol van Nederland in Japan. Zo was ik er achter gekomen, dat de Nederlanders mede verantwoordelijk waren geweest voor het uitroeien van meer dan 35.000 katholieke Japanners, door een kasteel waarin zij zich ter verdediging tegen de regeringstroepen versterkt hadden, vanuit zee te beschieten. Dit om bij de Japanse regering in een goed blaadje te komen en de Engelse en vooral (katholieke) Portugese handel te benadelen. De Nederlanders werden inderdaad voor hun verraad beloond en kregen gedurende meer dan twee eeuwen als enige westerse mogendheid het alleenhandelsrecht op Japan.
Gedurende de week waarin ik Nagasaki en omgeving bezocht heb ik gebeden op een aantal plaatsen:
• bij het monument der martelaren, waar 27 katholieke geestelijken (voornamelijk Spanjaarden en Portugezen) en Japanse katholieken in 1597 gekruisigd zijn.
• Bij Holland village en Huis ten Bosch, twee nagebouwde Nederlandse landschapsparken. Aan het publiek wordt een video vertoond over de geschiedenis van Nederland in Japan.
• Bij de plaats waar in de Tweede Wereldoorlog de atoombom is gevallen. Er wordt vermeld: De opdracht van de piloot was de bom op de stad Kokura in het noorden van Kyushu te laten vallen, maar door het dichte wolkendek was dit niet mogelijk, hij mocht met de bom aan boord niet terug naar zijn basis en liet toen de bom maar vallen door het enige gat in het wolkendek dat hij kon vinden; dit bleek later bijna bovenop de grootste katholieke kerk van Japan te zijn, waardoor tienduizenden katholieken in één klap gedood werden…'


Zo maar uit een blad, een gedicht zonder ondertekening, over Ouder worden:

Ik denk terug aan de voorbije jaren:
mijn haren werden grijs, mijn krachten namen af.
Maar zoveel warmte heb ik kunnen sparen,
omdat de Heer mij zoveel vreugde gaf.

Er is nog zoveel dat ik door kan geven:
zoveel aan hoop, aan liefde, aan gebed,
zoveel dat 't leven waard maakt om te leven;
door God wordt niemand aan de kant gezet!

En nu de herfst van 't leven is gekomen,
de lente en de zomer zijn voorbij,
voel ik mij in Gods hoede opgenomen:
ook in de winter is Hij mij nabij.

Voor Hem is ieders leven zo van waarde
dat Hij het redden wil, zelfs uit de dood.
Ook in de strengste winter draagt de aarde
een nieuwe groene lente in haar schoot.

v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's