Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Daniël (jongerenorgaan Gereformeerde Gemeenten) troffen we een gedicht van Marinus Nijsse "Watersnood 1953', in het jaar van de ramp toen geplaatst in datzelfde orgaan.

Wij voelden ons zo veilig achter dijken,
zo knus en rustig op het lage land —
waarop zo vredig onze velden prijken —:
wat zou ons deren in dit kalm bestand?

Het vruchtbaar veld vermocht ons te verrijken,
door regen, zon, door arbeid en verstand;
zelfs buitlanders stonden vreemd te kijken
naar lage akkers achter 't hoge strand.

Toen is zo plots de grote ramp gekomen:
de zeeën braken wild de wallen door
en gulpten gulzig in steeds breder stromen

de wonderlijke prooi op 't vreemde spoor;
wat wij zo veilig waanden werd ontnomen,
ons kostbaar goed ging eensklaps wreed te loor.

Wij zijn niet beter dan die honderdtallen,
die 't leven lieten met het arme vee,
dat overspoeld werd door de wilde zee,
die teugelloos In 't rustig land kwam vallen.

Gij zoudt rechtvaardig zijn,
wanneer wij allen verdronken waren,
en 't ontzaglijk wee van ellen weggesleurd had huis en stee
en 't vee, in doodsangst schreeuwend in de stallen.

Gij hebt de storm weer 't zwijgen opgelegd;
de wrede vloed hebt Gij nog willen keren.
O, mocht Gij verder wee van ons toch weren,

en wil ons voor Uw aangezicht vernêren.
Als G' U onttrekt, wat komt van ons terecht?
Wil ons door Woord en Geest Uw wegen leren.

Een lezer reikte ons de volgende twee stukjes aan:

Het echtpaar Groen van Prinsterer

'Een blijvenden indruk heb ik behouden van den Heer en Mevrouw Groen van Prinsterer. Zij waren al heel oud toen ik hen leerde kennen en ik was toen nog heel jong. Maar de vriendelijkheid, die beiden mij bewezen vergeet ik nooit.

Eens wandelde ik met hem op zijn mooie buiten en zag toen op menige plaats netten gespannen om woudduiven te vangen. De kleine veertjes op den grond bewezen hier en daar dat zoo'n arme stakker zich daar doorgeworsteld had. Ik betuigde mijn afschuw over "die akelige wreedheid". Met zijn fijne stem zei de Heer Groen van Prinsterer mij toen: "Ja, beste jongen, het is toch maar de vraag of wij hen dan wel of zij ons zullen opeten".

Toen ik een uurtje later aan zijn lunch zat, zei hij mij, terwijl ik smakelijk aan een duivenboutje zat te peuzelen: "ben je nog boos om mijn wreedheid dat boutje voor je te hebben doen klaarmaken? "

Van Mevrouw kreeg ik bij die gelegenheid een bankbiljet en ze zei: "de gelegenheid eens ongevraagd wat te kunnen weggeven, is mij aangenaam. Overleg nu maar eens met je lieve moeder wat je hiervoor koopen zult".

Mr. Groen van Prinsterer was altoos bij mijn vader in de kerk. Nog zie ik zijn eerwaardige gestalte naast mij, want in de Willemskerk zat hij steeds in de domineesbank en als kwajongen merkte ik met eerbied op dat hij in elke collecte een rijksdaalder stopte. Ik vond dat toen geweldig.

Ik heb onder mijn autografa nog van beiden een vriendelijk briefje.'

*) Zij waren heel rijk en heel mild en werden dus onafgebroken gevraagd om hulp. Het record van mildheid sloeg destijds een juffrouw Jochems op den W/assenaarschenweg. Die verwarmde 's winters twee kamers voor al de collectanten, die haar dag aan dag belegerden. De vrouwen kregen dan een stoofje, opdat het wachten de dames niet te lang zou vallen. Zij gaf vaak f 1.000, - en veel meer weg tegelijk. Tempi passatil (= Die tijden zijn voorbij!).

Uit: Dr. J. H. Gunning JHzn. (1858-1940) - 'Herinneringen uit mijn leven' (1936), blz. 44-45.

Preektoon

Ds. Bernardus Smijtegelt (1665-1739) tot zijn collega in zijn oude gemeente Borssele.

'In het handschrift "Mengeling van aantekeningen over zaaken en gevallen van verscheiden aardt" van Pieter de la Ruë (1696-1770), ouderling van de Waalse Gemeente te Middelburg, lezen we:

"Ik hebbe den predikant van Borsselen, Gillissen, hooren zeggen, dat hij, na eenigen tijd proponent geweest te zijn, onzen berugten (= befaamde) predikant Smytegelt eens bezogt had; en dat deeze onder andere discoursen (= gesprekken) en lessen ook dit jegens hem gezegd had: Gillissen, hoe spreekje op de stoel, lym (= op zeurderige toon spreken) je ook? Dat moetje niet doen. Wagtje voor die aperijen en spreek altijd je natuurlijke spraak.

Waarlijk een 'goede les van onzen oudvader Bernardus, die hij in zijne rijzende jaaren (want in vroeger tijd schreeuwde hij geweldig boven zijn natuurlijken klank) zoowel zo goed betragt heeft, dat er tusschen zijne gemeenzame discoursen en prediksermoenen geen onderscheid was. En zeeker zoo dat voor eene proef van weezendlijke welspreekendheid te schatten zij, dat men zijne toehoorders in een steeds even ingespannen aandagt weet te houden, dan moete ik zeggen nooit predikant gekend te hebben, die hier in meer uitsteekende, dan de heer Smytegeld, geweest is.' 'Mengeling...', 4, 13, 97.

Aangehaald door drs. S. D. Post in 'Bernardus Smytegelt, dienstknecht van God tussen volk en overheid', in 'Documentatieblad Nadere Reformatie, 18de jrg., nr. 2 (najaar 1994), bIz. 73-92 * bl. 79.

'Sterkte bij alles' is de titel van een bundel opstellen, aangeboden aan M. Dankers bij zijn afscheid als studiesecretaris van de S.G.P. Drs. W. van Vlastuin schrijft over 'Oud-Gereformeerd en Hervormd' en sluit als volgt af:

'Zoals een oud-gereformeerde niet neerziet op de hervormde kerk, zo voelt een hervormde zich verbonden met de volgelingen van Ledeboer. Ze zijn hem lief, omdat ze dezelfde belijdenis aanhangen, dezelfde (Engelse) oudvaders hoogachten en dezelfde daden Gods in de geschiedenis niet kunnen vergeten. Zoals de hervormde kerk een andere kerk is dan alle andere kerken, zo is ook het oud-gereformeerde gevoelen anders dan van alle andere kerken. Dankers heeft de oud-gereformeerden lief met zijn hele hart, maar van verabsolutering moet hij niets hebben: "In de Nederlandse afgescheiden kerken zitten we nog altijd met de al dan niet uitgesproken pretentie dat wij de voortzetting zijn van de aloude vaderlandse kerk. Daaruit komt een soort kramphouding voort. We doen vaak zo zielig bekrompen over ónze gemeenten, ónze dominees, onze deputaatschappen, ónze commissies".

Oud-gereformeerd en hervormd, het zijn geen tegenstellingen. Integendeel, de persoon van Ledeboer bindt hen en wat meer is, de prediking van deze man moge ons herkenning geven. Want zijn prediking is de moeite waard! Hij heeft een diep inzicht in het onderscheid tussen vlees en geest, hij heeft eigen arglistigheid grondig leren kennen, hij weet het wereldgelijkvormige scherp aan te wijzen, hij is bedeeld met profetisch licht om de tijdgeest te verstaan. Hij hanteert maar niet wat termen, maar spreekt diep bevindelijk. En wat nog meer is, hij kan onbekommerd en vrijmoedig spreken over Jezus (deze Naam gebruikt Ledeboer veelal) vanuit een hartelijke en diepe liefde tot Hem. Het is de liefde van de Zaligmaker die hem zo gunnend maakt en vooral kinderen aanspoort. Om Dankers en zijn (klein)kinderen — die hij liefheeft — eindigen we daarmee:

Kom tot Jezus kleine schaar.
Jezus is de Middelaar,
Voor zijn volk gezonden;
Jezus neemt ook kinders aan,
Laat ons naar dien Heiland gaan.
Open staan zijn wonden (Uitnoodiging).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1995

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1995

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's