Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking van de rechtvaardiging (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking van de rechtvaardiging (2)

Lezing jaarvergadering Gereformeerde Bond

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee ontsporingen

Eén van de moeilijkste punten bij de rechtvaardiging is de plaats van het geloof. Juist dit gaf strijd in de achttiende eeuw. A. Comrie was kopschuw gemaakt voor het standpunt dat de rechtvaardiging afhangt van het geloof Op dit punt kunnen we het met hem eens zijn. De rechtvaardiging is niet afhankelijk van het menselijk geloof.

Maar zijn angst hiervoor bracht hem ertoe te spreken over een rechtvaardiging van eeuwigheid. Door de rechtvaardiging van de tijd te verleggen naar de eeuwigheid stelde Comrie dat de rechtvaardiging aan het geloof voorafgaat. De beslissing valt niet in de rechtvaardiging door het geloof, maar in Gods eeuwig besluit. Comrie leerde een rechtvaardiging vóór het geloof. Deze opvatting vinden we niet in de Schrift en wordt ook nergens in de Belijdenisgeschriften beleden. De rechtvaardiging is wel van eeuwigheid door God gewild. Dat betekent niet, dat er naast de rechtvaardiging door het geloof een rechtvaardiging van eeuwigheid is. De rechtvaardiging is door het geloof. Niet vóór het geloof

In de achttiende eeuw deed zich ook een andere ontsporing voor. De Zwolse predikant Anthony van der Os stelde dat de mens zijn rechtvaardiging dankt aan eigen geloof. Van der Os wekte de indruk dat hij dit geloof als een menselijke verdienste beschouwde. De zaak die toen speelde, blijft actueel. Altijd blijft het gevaar dat we de geloofsfunctie gaan overschatten. We mogen van het geloof geen waarde voor God maken. Het is onjuist te beweren dat een mens eerst moet geloven en dan op of na het geloof wordt gerechtvaardigd. Zo maken wij van het geloof de oorzaak van de rechtvaardiging. Wij worden niet om het geloof maar door het geloof gerechtvaardigd. Het gaat om de inhoud van het geloof. Deze inhoud is Christus' gerechtigheid.

Voor velen is dit moeilijk. Zij zien niet dat het geloof als een prestatie in strijd is met Gods genade. De Belijdenisgeschriften wijzen het geloof als grond van de rechtvaardiging beslist af. Antwoord 61 van de Catechismus verklaart dat we niet vanwege de waardigheid van het geloof aangenaam voor God zijn. Genade is helemaal genade. De rechtvaardiging is door het geloof. Niet na het geloof

Christus onze gerechtigheid

Rechtvaardig voor God zijn we in Christus. Indrukwekkend belijden we deze werkelijkheid in Zondag 23 van de Catechismus. Weinig woorden zeggen ontzettend veel. 'Ik ben in Christus voor God rechtvaardig'. Eén zin beslist over heden en toekomst, over leven en dood. Het spreken van de Catechismus is goud. Christus is ons van God tot rechtvaardigheid geworden. Alleen de gerechtigheid van Christus is mijn gerechtigheid voor God. Alleen Zijn bloedstorting! Alleen Zijn doorboorde handen! Alleen Zijn volbracht werk! In Christus heeft de gelovige alles voor de zaligheid. Niets kan Zijn Offer vervangen. 'Nu ken ik die waarheid zo diep als gewis. dat Christus alleen mijn gerechtigheid is'. De zondaar die voor God op de knieën ligt, met Christus in de armen, is veilig en geborgen.

Vanaf welk moment ben ik rechtvaardig voor God? Het antwoord is niet moeilijk. Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven. De verlossing is niet alleen een zaak van de toekomst. In Christus ben ik rechtvaardig voor God.

Leven uit het geloof is de gerechtigheid buiten jezelf in Christus zoeken. Door de geloofsverbondenheid met Hem bezitten we de vergeving van de zonden. De gehele zaligheid. De gemeenschap met Christus. Elk steunpunt naast Christus zijn we kwijtgeraakt. Zijn gerechtigheid is genoeg.

De gerechtigheid van Christus is een toegerekende gerechtigheid. We ontvangen wat we zelf niet hebben, namelijk de onschuld en de gerechtigheid van het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt. Christus heeft aan Gods gerechtigheid voldaan. Hij is voor ons tot zonde gemaakt.

De toerekening van de gerechtigheid van Christus is een wonderlijke ruil. Hij neemt mijn zonde en geeft Zijn gerechtigheid. Christus is onschuldig ter dood veroordeeld, opdat wij voor het gericht van God vrijgesproken zouden worden. Wie door het geloof op Christus ziet, beleeft het volgende: Ik boog me, en geloofde, en — mijn God sprak me vrij.

Romeinen 1 vers 17 — Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven — werd voor Luther de sleutel van de bijbelse boodschap van de genade van God voor zondaren en van de rechtvaardiging door het geloof alleen. Hij zag dat wij niet leven door ons doen, maar door Gods schenkende gerechtigheid in Christus. Het verstaan van de toerekening van de gerechtigheid van Christus was voor Luther tot de deur van het Paradijs.

De rechtvaardiging door het geloof heeft bij Theodorus van der Groe een alles beheersende plaats. Voor hem staat de bewuste geloofsvereniging met Christus centraal. 'Christus alles en Christus alleen' krijgt een reformatorische uitwerking. De wedergeboorte vloeit uit deze geloofsvereniging met Christus voort en volgt op het geloof Hierdoor komt de wedergeboorte heel dicht bij de rechtvaardiging te staan. Van der Groe vond dat velen in zijn tijd hun heil zochten in iets buiten Christus. Hij nam van deze houding afstand. Heel sterk legt hij de klemtoon op de staatsverwisseling die in de rechtvaardiging plaatsvindt. De wedergeborene is het nieuwe schepsel in Christus.

Ds. J. P. Paauwe heeft als geen ander de rechtvaardiging gepredikt. Het was voor hem alles of niets. Wanneer een mens Christus heeft, bezit hij alles. Wanneer hij Christus mist, ontbreekt alles. Paauwe achtte de vereniging met Christus door het geloof absoluut noodzakelijk. Hij was het pertinent oneens met het inzicht van men­sen die bepaalde gemoedsbewegingen voor geloof en bevinding hielden zonder de geloofsvereniging met Christus. Langzamerhand ontstond bij hem een toenemende concentratie op het 'punt des tijds' van de rechtvaardiging. Hij legde het accent op de overgang van dood naar leven.

De rechtvaardiging wordt geconcentreerd en geïsoleerd tot het beleefde absolute moment. Hierdoor profileerde hij zich en stond hij kritisch tegenover mensen die niet met Christus verenigd zijn. Ook Paauwe, die zich verbonden voelde met Van der Groe, zag de wedergeboorte als vrucht van het geloof. De wedergeboorte volgt op de rechtvaardiging. De rechtvaardiging en de wedergeboorte zijn beide door het geloof en daarom op één en dezelfde tijd.

Eén vraag ligt nu voor de hand. Valt de wedergeboorte samen met de rechtvaardiging? Wedergeboorte en rechtvaardiging zijn twee onafscheidbare zaken van dezelfde Goddelijke genade. We kunnen het één niet zeggen zonder het ander. Er is een éénheid tussen geloof en wedergeboorte. De verbinding ligt in het in Christus zijn. Er kan van wedergeboorte nooit sprake zijn, buiten Christus om. Wij mogen wedergeboorte, rechtvaardiging en geloof niet uit elkaar rukken. De Hervormers vatten in de rechtvaardiging alles samen. Het gaat om het ene Goddelijke werk.

De Rechtvaardiging van de Goddeloze

De centrale boodschap van Gods Woord en het hoofdthema van de Reformatie is: God rechtvaardigt goddelozen. 'Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven'. In het rechtvaardig verklaren van zondaren proeven we de onpeilbare diepte van de liefde van God voor het verlorene. We staan voor het wonder van alle wonderen. Want iemand, die voor God verwerpelijk is, wordt rechtvaardig verklaard.

De rechtvaardiging is de onverdiende rechtvaardiging van de goddeloze. In Romeinen 4 : 3 staat: En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid'. Paulus neemt hier Genesis 15 : 6 over. Met zijn verwijzing wil hij zeggen dat ons geloof gerechtigheid aanbrengt, omdat het de genade van God voor ons verkrijgt. Redding kwam niet van Abraham.

Zelfs een gelovige Abraham loog in Egypte. Uitkomst gaf de God van Abraham. We worden uit genade gerechtvaardigd. Goddelozen ontvangen gratie. De uitdrukking 'God neemt redenen uit Zichzelf is terecht. Dat het geloof onze gerechtigheid is, heeft geen andere zin dan dat Christus onze gerechtigheid is. De rechtvaardiging van de goddeloze is een rechtvaardig-verklaring. God spreekt de schuldige zondaar om Christus' wil vrij.

De prediking van de rechtvaardiging van de goddeloze verhindert alle pogingen om buiten Christus tot God te gaan. We kunnen onszelf niet rechtvaardigen. Het is uitgesloten dat we door stipte wetsonderhouding de zaligheid kunnen verdienen. Elke medewerking van de mens is een pistoolschot op de vrije genade van God. De kerk moet waakzaam zijn voor pelagianisme en allerlei vormen van synergisme en humanisme. Elk inbouwen van de verdienstelijkheid van de werken is in strijd met de rechtvaardiging van de goddeloze.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De prediking van de rechtvaardiging (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's