Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastor tussen macht en onmacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastor tussen macht en onmacht

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Op 26 januari jl. promoveerde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht R. Brouwer als A.I.O., bij de theologische faculteit. Promotor was prof. dr. M. J. G. van der Velden. Co-promotor: dr. A. Noordegraaf In deze studie doet de auteur verslag van een onderzoek naar het werk en de taakopvatting van predikanten en onderwierp de gevonden resultaten aan een kritische beschouwing. Hij interviewde daartoe 15 hervormde mannelijke predikanten van verschillende modaliteiten en leeftijden.

De directe aanleiding tot deze studie vormde een steeds meer gehoord pleidooi voor het sluiten van een contract tussen een predikant en de gemeente die men gaat dienen. (2) Tegen deze achtergrond wil Brouwer de professionalisering van predikanten bestuderen.

Het boek kent de volgende indeling: na een inleiding volgt het eerste deel, waarin de professionalisering op collectief niveau aan de orde komt. In het tweede deel wordt de professionalisering op individueel niveau besproken. In deel 3 vindt een evaluatie plaats. Met de gebruikelijke bijlagen, de summary, literatuurlijst, register en curriculum vitae wordt het boek besloten.

In een afzonderlijk deel, getiteld pastores en profil als supplement wordt verslag gedaan van de diepte-interviews met de 15 predikanten.

Vraagstelling

In een voorlopige vraagstelling wordt eerst afgetast wat er zoal aan het begrippenveld rond professionalisering vastzit i.v.m. het werk van een predikant. Het gaat dan om een pastoraal-theologische studie (als onderdeel van de Praktische Theologie) naar de professionaliserinng van het pastorale beroep, vanuit een gemeenteopbouw perspectief (14) In een verantwoording van de aard van het onderzoek wil Brouwer een eigen weg gaan tussen een meer puur theologische en een meer empirische wijze van werken. Josuttis helpt hem hierin verder. Ook doet Brouwer vooraf verslag van zijn visie op ambt en gemeente. Er bestaat volgens hem geen fundamenteel theologisch onderscheid tussen ambtsdragers en gemeente. De praxis van het gemeente-zijn is uitgangspunt. Brouwer wil daarbij met Noordegraaf uitgaan van de gegevens van de Schrift, maar hij wil dit uitgangspunt toch bezien vanuit en aanvullen met de vraag naar praktische deskundigheid.

Collectief niveau

Na deze inleidingsvragen volgt deel 1 over professionalisering op collectief niveau. Brouwer neemt afstand van de opvatting dat professionalisering wording tot professie is, het proces waarbij een beroep verandert in de richting van de ideale professie. (41) Hij ziet meer in de opvatting van Van der Krogt, namelijk dat professionalisering het verwerven en verdedigen van een machtspositie betekent. (56) Op p. 61 geeft hij een eigen omschrijving van professionalisering, waarin het er om gaat dat pastores op collectieve wijze trachten een machtspositie te herstellen en/of te verdedigen, met het doel dat het werk van de pastor in de gemeente en samenleving meer gewaardeerd gaat worden. Op collectief niveau is voor professionalisering opgekomen door de Bond van Nederlandse Predikanten, opgericht in 1918 en ook vanaf 1951 (de nieuwe kerkorde) door de Ned. Herv. Kerk zelf als arbeidsorganisatie. Predikanten in de Ned. Herv. Kerk kennen geen loondienstverhouding. De Ned. Herv. Kerk lijkt veel op een professionele bureaucratie. (103 vv)

Individueel niveau

In deel II gaat Brouwer in op de professionalisering op individueel niveau. Hiervoor heeft hij een kwalitatief onderzoek onder 15 herv. predikanten verricht. Het gaat om half gestructureerde diepte-interviews, gericht op dieperliggende gevoelens en emoties. (127) De meeste predikanten staan positief in de Ned. Herv. Kerk, werken over 't algemeen op een eiland. Autonomie, gewaarborgd in de bijzondere rechtspositie van hervormde predikanten, speelt een belangrijke rol. Voor hen kan professionalisering van het predikantschap gezien worden als het proces, waarbij het predikantschap wat betreft de beleving en de beoefening, steeds meer verwantschap gaat vertonen met andere hulpverlenende beroepen. (173)

Evaluatie

Deel III bevat een evaluatie van de interviews. Boeiend, soms ook aangrijpend doen predikanten verslag van kernzaken in hun predikant zijn, zoals hun identiteit, gemeentebeeld, takenpakket enz. Brouwer bespreekt uitvoerig het verschijnsel van het gevoel van predikanten opgebrand te raken (zgn. 'burnout'). Dat kan samenhangen met een persoonlijke geestelijke crisis, waarin een aantal predikanten dan verkeert. (13 van de 15!) Er zijn over het algemeen veel spanningen in hun werk, identiteitscrises, gevoelens van verminderde persoonlijke bekwaamheid enz. De werklast is groot, maar dat hoeft op zich geen probleem te zijn; wel het onvermogen om de indeling van de werktijd goed te structureren. Wat collega's betreft, deze worden niet alleen maar als een steun ervaren. Ze kunnen ook een bedreiging vormen.

Plaats in de gemeente

De predikanten vinden hun waardering, erkenning en bevestiging in de gemeente. Als ze die daarin niet vinden, is het predikantschap een niet of nauwelijks meer te dragen last. Dit gegeven is een belangrijk aspect in de verhouding tussen predikant en gemeente. Predikanten zijn emotioneel afhankelijk van de gemeente. (195) Brouwer gaat ook in op het zelfbeeld van predikanten. Het compulsief structureren van de werktijd gaat nogal eens samen met het hebben van een kwetsbare of weinig weerbare persoonlijkheid.

De autonomie (zelfstandigheid) van de predikanten speelt ook mee bij professionalisering. Gewoonlijk wordt deze afgeremd door de inspraak van de kerkeraad en de verwachtingen van de gemeente. De geïnterviewde predikanten vinden vrijwel allemaal dat er een tegenover van hun ambt moet zijn. Ze willen dat niet kwijt. Dit kan gestalte krijgen in het dragen van een toga. Brouwer vindt dat je hiermee voorzichtig moet zijn. Predikanten moeten zich niet te gauw beroepen op bv. 1 Cor. 9: het beroep van Paulus op zijn bevoegdheid als apostel. De centrale rol van de predikanten moet veranderen. (223) Hoewel niet zonder meer. Er zijn grenzen, die er voor moeten zorgen dat het ambt representatie blijft en dat de predikanten beschermd worden tegen het genoemde 'burnout' gevoel. Echt roepingsbesef geeft een gezond zelfvertrouwen. Wat de zelfstandigheid betreft, ondanks het feit dat predikanten vinden dat hun functionaliteit in de gemeente belangrijk is, vinden ze toch ook dat een stukje autonomie moet blijven. Bijvoorbeeld door hun rechtspositie. Ze zien die rechtspositie als een bescherming tegen het 'wiens brood men eet, diens woord men spreekt'. (235)

Centraliteit

Een volgend punt dat hiermee te maken heeft, is de centraliteit van de predikant, samenhangend met zijn bijzondere deskundigheid en positie. Brouwer betrekt dit punt onder andere op de wil van predikanten, veranderingen in de gemeente aan te brengen. Hoe is hun strategie daarbij? Predikanten hebben best belang bij macht, alleen zijn ze zich dat niet altijd bewust. Hierop moet meer zicht komen, om de verhouding tussen functionaliteit en centraliteit scherper te krijgen. Ook de wil om te dienen kan een vorm van machtsuitoefening zijn. Er moet echt onderscheiden worden tussen professionele belangen en ambtelijke dienst. Hoe verhouden die beide zich tot elkaar? (258)

In een volgend hoofdstuk pleit Brouwer voor een standaardkwaliteitszorg. D.w.z. een vastgestelde vereisste in de pastorale dienstverlening. Door gezamenlijk overleg in de gemeente moet het doel van de dienstverlening en de middelen daartoe vastgesteld worden. Zo kunnen goede criteria voor het werk van de predikant in de gemeente ontwikkeld worden. Door bv. functioneringsgesprekken kan de kwaliteit getoetst worden.

Bij het aandeel van de gemeente hierin moet wel bedacht worden dat deze zowel 'markt' is als partij bij het formuleren van de kwaliteitsstandaard. Uit onderzoeken blijkt dat een grote meerderheid van de gemeente vindt dat de verkondiging binnen de gemeente de eigenlijke opdracht van de predikant is. (279) Predikanten zijn voor velen ook dragers van een religieuze rol.

Hun politieke en seksuele keuzes spelen een grote rol. Josuttis zegt dat de verwachtingen van veel gemeenteleden er samengevat op neerkomen dat de predikant de ideale mens moet zijn. Uit de interviews blijkt ook dat de gemeenteleden volgens de predikanten willen dat hun predikant iets uitstraalt, communicatief goed is en beschikbaar voor hen is. Op het bepalen wat goed is in de kwaliteit van het werk, heeft de gemeente op dit moment nog weinig zicht.

Vertrouwen

Heel belangrijk vindt Brouwer het vertrouwen als basis voor de plaats van de predikant, in het kader van gemeenteopbouw. Dit vertrouwen moet beslist niet beschaamd worden bv. door seksuele fouten.

Er moet gewerkt worden aan een cultuur van vertrouwen in de gemeente. (305) Belangrijk is dan ook hoe de predikanten de gemeente waarderen. Dat is gewoon heel verschillend. Hun gemeentevisie speelt daarbij uiteraard een grote rol.

Wat de inhoudelijke beroepsidentiteit van de pastor betreft, deze richt zich of op de meer inhoudelijke boodschap, of op de mensen. (322)

Als laatste punt bekijkt Brouwer de predikant op het punt van het mens zijn en het gelovig zijn. Hij vindt dat een herwaardering van de roeping binnen het predikantschap verbonden is met de spiritualiteit van de pastor (339), die weer verbonden is met zijn biografie. Tijdens de opleiding van predikanten zal meer gelet moeten worden op de sociale vaardigheden van de a.s. predikant. Het boek heeft een open eind. Brouwer vindt achteraf dat hij meer aandacht had moeten besteden aan de sociale context van de gemeente.

Evaluatie

Brouwer heeft een stuk wetenschappelijk werk verricht, waarvoor we hem bijzonder dankbaar zijn. Zijn gedachten over professionalisering sluiten aan bij vragen die bijna elke predikant in onze tijd bezighouden: hoe doen we het werk zo, dat enerzijds recht gedaan wordt aan onze roeping en anderzijds aan het goed functioneren in de gemeente?

De studie heeft te meer betekenis omdat zij behalve een beschrijvend en een hermeneutisch deel, ook een strategische kant heeft, namelijk om veranderingen in de praktijk van het predikantschap aan te brengen. Bijvoorbeeld op het punt van de centrale rol van de predikant in de gemeente.

Het zou goed zijn om de problematiek naar de gemeenten toe helder te krijgen om er vervolgens over in gesprek te gaan. Immers, al te veel wordt de problematiek ontkend en laat men de 'burnouts', ook in kerkeraad en gemeente, voor wat zij zijn. Zo is deze dissertatie een voorbeeld hoe de praktische theologie niet slechts de universiteit, maar ook de kerk kan dienen.

Het is hier niet de plaats om breedvoerig op meer dieperliggende punten uit de studie in te gaan. Toch heb ik enkele vragen.

Deze studie is echt een studie van onderop. Empirisch materiaal vormt een groot aandeel in de opinievorming. Heeft deze benadering toch ook niet zijn nadelen? Hoe voorkom je bv. dat meetbare kwaliteit en functionaliteit het werk, het ambtelijk werk van een predikant gaan bepalen? Wat is eigenlijk precies kwaliteit? Wanneer heeft iets kwaliteit? Wie bepaalt die kwaliteit? Waarmee? Wat versta je precies onder de centraliteit van de predikant in de gemeente? Zijn theologische begrippen te vertalen naar het sociologisch taalveld? Dat er in de gemeente beleid gemaakt wordt, dat er een profielschets van predikant en gemeente bestaat, dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over het werk, die regelmatig getoetst worden, akkoord, maar er is toch ook het eigene van het ambt, waardoor het werk van een predikant het contractuele te boven gaat. (Ik kan in dit harnas niet gaan.) De spanning tussen roepingsbesef t.a.v. de Zender en de functionaliteit in de gemeente kan te groot worden.

Wat me opviel in deze studie is dat het werk van de predikant en de professionalisering sterk betrokken worden op het pastorale aspect. Er wordt bij vergelijking met andere beroepen aan hulpverleners gedacht, (bv. in III, 6) Maar de predikant is toch ook leraar? Hij is herder en leraar (Ef. 4 : 11). In deze studie valt me op, wat ook in andere soortgelijke studies nogal eens het geval is, dat het werk van de catechese en de plaats en taak van de predikant in leer-en vormingswerk in de gemeente nauwelijks ter sprake komen. De titel van het boek noemt de predikant dan ook pastor. Is dat geen versmalling? Werkt zo'n versmalling niet onbedoeld eraan mee, dat de toch al zo kwetsbare plaats van de catechese nog marginaler wordt? Zo zou ik nog wel enige vragen willen stellen. Ik doe dat nu niet.

Graag beveel ik deze studie aan ter lezing bij predikanten, werkers bij de opleiding van a.s. predikanten, kerkeraden en ook geïnteresseerde gemeenteleden.

N.a.v. R. Brouwer, Pastor tussen macht en onmacht, een studie naar de professionalisering van het hervormde predikantschap, 420 blz., ƒ 55, —, Boekencentrum B.V. te Zoetemieer 1995. Met Pastores en profil, supplement, 167 blz. Inclusief de bijlage kost de handelseditie ƒ75, —.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Pastor tussen macht en onmacht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's