Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is er ook groei? (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is er ook groei? (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog altijd houdt ons de vraag bezig óf er geestelijke groei is door de prediking. Deze vraag moet niet alleen gesteld worden door de gemeente, maar zal ook telkens ter sprake moeten komen op kerkeraadsvergaderingen.

Als er geen groei te bespeuren is, behoort er een onderzoek gedaan te worden naar de prediking.

Nu zal het juist zijn als iemand mij voorhoudt dat wij de groei niet kunnen meten van zondag tot zondag. De gemeente gelijkt niet op de wonderboom van Jona. Trouwens, die boom was snel weer verdwenen.

Ook in het dagelijks leven is het niet zo dat men een kind iedere dag ziet groeien. Wanneer men een kind een jaar niet heeft gezien, zal men zeggen: 'Wat ben jij groot geworden!' Daarmee drukken wij uit dat het kind is gegroeid.

Zo behoort het ook te zijn in het kven van de gemeente. Van groei is er sprake als het steeds meer gaat worden: 'Hij moet wassen, ik minder worden'. De apostel Paulus horen wij spreken over een opwassen in de kennis en de genade van onze Heere Jezus Christus.

Die geestelijke groei wordt bewerkt door de prediking. In de werkplaats van de Heilige Geest (de kerk) wordt zij gerealiseerd. Wanneer er geen sprake van groei is, kan dat liggen aan de prediking van het Woord. Daarom wil ik in dit artikel mij bezighouden met de dienst des Woords en onze plaats daarin.

Dienst van het Woord

De opdracht van de Zaligmaker is om het Evangelie te prediken. Het Woord Gods moet bediend worden.

Wij zullen begrijpen dat het uitdragen van het Woord niet is het houden van een gemoedelijke toespraak. Prediken is het Woord van God verklaren en toepassen. Het is met volmacht de boodschap van Godswege doorgeven.

De tekst en de context moeten verklaard en toegepast worden. Dat is heel iets anders dan wanneer de tekst als een kapstok wordt gebruikt om er een paar mooie gedachten aan te hangen. Ik zeg niet dat de gemeente daarvan niet onder de indruk kan komen. Wel stel ik dat zo'n zogenaamde mottoprediking weinig of geen effect zal hebben. Het zal zeker de geestelijke groei niet bevorderen.

Het Woord móet spreken. Er moet gezegd kunnen worden: 'Wie u hoort, Die hoort Mij'. Als er zo gepreekt wordt, wordt het leven des geloofs gesterkt en opgebouwd. Het middel dat de Heere daarvoor gebruikt is dus de prediking. Dat middel is een beproefd middel. Het werkt en versterkt het geloof. Hiervan staat geschreven: 'Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het gepredikte Woord'.

Nu zijn er verschillende oorzaken tengevolge waarvan de prediking toch niet het effect heeft dat men ervan mag verwachten. In plaats van geestelijke groei is er sprake van geestelijke schraalheid. Als eerste oorzaak noem ik de prediking zelf. Ik ben in een vorig artikel daarop al enigermate ingegaan, zodat ik dit nu niet meer uitvoerig doe. Het enige wat ik ervan zeg, is dat de geestelijke groei er bepaald niet zal zijn als er sprake is van eenzijdigheid in de prediking. Nu ontkomt men als dienaar des Woords daaraan nooit helemaal, want ook een prediker is een mens met beperkingen. Maar men is toch wel erg eenzijdig (en men doet daarmee de Schrift tekort) als er in de tekstkeuze voor de prediking geen variatie zit. Laat ik het zo zeggen: het stuk van de heiligmaking móet evenzeer een plaats hebben in de verkondiging als dat van de rechtvaardigmaking. Ik kan mij vergissen, doch ziende op de levensstijl — óók in onze kringen — trekt men zich weinig van de heiligmaking aan. De oorzaak daarvan zou wel eens kunnen zijn, dat dit belangrijke stuk van het geloof weinig in de verkondiging aan de orde komt.

Toch zou ik de oorzaak van weinig of geen geestelijke groei van de gemeente niet alleen in de prediking willen zoeken. Niet minder klemmend is de vraag, hoe wij ons voorbereiden op de prediking. Verwachten wij het een en ander van de prediking? Zijn wij er zelf mee bezig?

Van een predikant verwachten wij dat hij zich degelijk zal voorbereiden op zijn preek. Maar bereiden wij onszelf er ook op voor?

In één van de gemeenten die ik mocht dienen, vertelde een christin mij, dat zij tot woensdag op de preek van zondag teerde, daarna begon zij de Heere te smeken of Hij de volgende zondag weer nieuw en vers voedsel haar wilde aanreiken door middel van de verkondiging van het Woord.

Ik wil met dit alles maar zeggen, dat ook de gemeente zich heeft voor te bereiden op de zondagse erediensten. Het is wellicht enigszins gechargeerd (overtrokken) als ik schrijf dat naar gelang de voorbereiding is ook de ontvangst in de prediking op zondag zal zijn.

Er moet door ons althans niet over geestelijke schraalheid worden gesproken als wij van maandag tot en met zaterdag alleen maar met onszelf en ons werk bezig zijn, want dan zijn wij er zelfde oorzaak van dat er in de prediking niets gebeurt of dat zij ons niets zegt. Door onze levensinstelling kunnen wij de Heilige Geest niet alleen bedroeven, maar als de Heere het niet verhoedt, zelfs uitblussen.

Het lezen van het Woord

De prediking van het Woord is van uitermate groot belang. Nooit of te nimmer moet door ons de zondagse eredienst verzuimd worden. Een degelijke voorbereiding op deze eredienst dient er te zijn. Ik venvijs daarvoor ook naar verschillende vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, o.a. Theodorus a Brakel en Herman Witsius, die zelfs spraken over een voorsabbat. In hun eigen gezin moest een ieder op zaterdag om zes uur 's avonds met het werk ophouden om zich op een gepaste manier op de zondag voor te bereiden. Zij maakten van de zaterdagavond dus geen uitgaansavond, zoals nu zo vaak gebeurt met als gevolg dat men veel te laat naar bed gaat en op zondag met moeite op tijd in de kerk kan zijn.

De zaterdagavond werd door velen in de tijd van de Nadere Reformatie gebruikt om het Woord te lezen en te onderzoeken. Het werd gedaan in gezinsverband, maar ook wel persoonlijk. Ik denk dat dit een goede zaak is als voorbereiding op Gods dag. Toch pleit ik niet alleen voor het lezen en onderzoeken van de Schrift op zaterdagavond. Zowel in de gezinnen als persoonlijk moet de Bijbel geen gesloten, doch een geopend boek zijn. En dat zeven dagen in de week!

Nu zal het wellicht in gezinsverband niet altijd te realiseren zijn om na iedere maaltijd gezamenlijk de Schrift te openen en te lezen. School-en werktijden kunnen heel verschillend zijn. Een zekere nuchterheid moet dan ook betracht worden. Niettemin moet er toch 's ochtends en 's avonds een moment te vinden zijn, waarop men gezamenlijk uit de Schrift leest, alsmede waarop er met elkaar wordt gebeden en gedankt, 't Zal waar zijn dat wij van een complexe samenleving deel uitmaken, toch moeten wij ervoor oppassen, dat het geestelijk leven daardoor niet in gevaar komt. Wat zeker is: als het kerkje in de kerk het laat afweten, dan zal de geestelijke groei van de gemeente daarvan de gevolgen ondervinden. Eenvoudig gezegd: er zal in 't geheel van geen groei meer sprake zijn, omdat de effecten van de prediking er niet meer worden aangetroffen. Het lezen en onderzoeken van de Schrift in gezinsverband is van eminent belang. Onderschat evenwel ook niet het persoonlijk gebruik van de Bijbel.

Ik schreef al eens eerder over wat wel wordt genoemd de 'stille tijd'. Dit laatste heeft alles te maken met de Schrift en het gebed. Nu is het gemakkelijk om die zogenaamde 'stille tijd' thuis te hebben. In de veilige beslotenheid van huis-, studeer-of slaapkamer kan men rustig lezen en nagaan wat de Heere in Zijn Woord tot ons te zeggen heeft.

Anders wordt het als men als militair in de kazerne vertoeft op een slaapzaal met jongens die nergens aan doen. Hetzelfde geldt als men in een ziekenhuis ligt waar op de zaal meer gevloekt dan gebeden wordt. Helaas komt het wel voor dat een militair zijn Bijbel maar thuis laat liggen, want eruit lezen gaat toch niet.

Hetzelfde gebeurt bij een zieke in een ziekenhuis. Wanneer men als ambtsdrager vraagt naar het bijbeltje om daar met elkaar een stukje uit te lezen, krijgt men nogal eens te horen dat men aan alles gedacht heeft om mee te nemen naar het ziekenhuis, behalve het bijbeltje.

Toch moeten èn de zieke èn de militair en vele anderen die buitenshuis verkeren niet vergeten dat het lezen en het onderzoeken van Gods Woord altijd van het grootste gewicht is. Juist in situaties als hierboven geschetst is het Woord zo nodig.

Hoe zal een militair staande blijven? Alleen als hij het houdt naar het heilig blad. Maar dan moet hij het heilig blad wel bij zich hebben in de kazerne. Hetzelfde is van toepassing op de zieke in het ziekenhuis. Waaruit zal hij anders bemoedigd en versterkt worden dan vanuit het Woord? Natuurlijk, het valt niet mee om in een omgeving die van God en Zijn dienst niet wil weten stilte te vragen en het Woord te lezen en te onderzoeken. Maar ook dit is waar: zoals anderen zich niet schamen voor hun dienst aan deze wereld (waarin dan ook) uit te komen, zo behoeven wij dit niet te doen voor onze God en Zijn heerlijke dienst.

Het overleggen van het Woord

Van Maria lezen wij dat zij al deze woorden bewaarde, dezelve overleggende in haar hart. Wat is daarmee bedoeld: het Woord overleggen in het hart? Bedoeld is daarmee dat wij werkzaam zijn met het Woord dat wij gelezen en gehoord hebben. Het is — naar ik meen — niet verkeerd om daarop eens de volle nadruk te leggen. Het schijnt dat vele hoorders niet liever willen, dan dat het ze met de paplepel wordt ingegoten. Zij moeten zich vooral niet te veel inspannen. Daarom hebben zij liever allerlei lekkers dan voedzaam brood, dat zij moeten eten. Eten kost namelijk inspanning en zij spannen zich niet graag in. Het Woord daarentegen dat gehoord is, moet meegenomen en overlegd worden. Hetzelfde is van toepassing op het Woord dat thuis gelezen wordt. Bij wat men leest moet men zich altijd de vraag stellen: wat heeft de Heere tot ons te zeggen?

Wat zéker is: in het geloofsleven worden wij niet kunstmatig gevoed. Wil er van groei sprake zijn, dan zal niet alleen het voedsel voedzaam dienen te zijn, maar zal dit voedsel ook 'herkauwd' moeten worden. Met andere woorden: het overleggen van de woorden Gods heeft alles te maken met het mediteren over de Schrift. Over de invloed van dit alles, daarover de volgende keer! (Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Is er ook groei? (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's