Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oorlog en oordeel

Religie is al vaak een onstuimige aanjager geweest van vele oorlogen. Nationalistische gevoelens en verlangens komen er veelal als een niet te onderschatten factor nog eens bij. Je zou eigenlijk het tegendeel verwachten, zeker waar het kerken betreft die hun wortels in het Evangelie van Christus zeggen te hebben. In het recente verleden bracht een eenzijdig verstaan van wat Romeinen 13 over de overheid zegt nogal tot een tamelijk kritiekloos aanvaarden van wat soms allerlei overheden in hun hoofd haalden en vervolgens in praktijk brachten. Rechtzinnige mensen legden zich soms vrij makkelijk neer bij wat een onwettige overheid allemaal aan oorlogsgruwelen ten uitvoer bracht omdat men meende dat God zelf ons zulke oorlogen oplegt als Zijn oordelen over onze ongerechtigheden. In het Tijdschrift van de Vereniging van Christen-Historici Transparant, jaargang 6, nr. 3, augustus 1995, schrijft dr. B. J. Wiegeraad een bijdrage onder de titel Reacties binnen de Nederlandse Hervormde Kerk op de bezetting van 1940-1945.

Dr. Wiegeraad neemt als uitgangspunt de situatie in zijn geboorteplaats Montfoort. Het schoolbestuur van de christelijke lagere school nam een ambivalente houding aan ten opzichte van wat er in de oorlogsjaren om hen heen gebeurde. Een leerkracht, sympathiserend lid van de NSB, weigerde men te ontslaan. Toen scholen door de bezetter het recht ontnomen werd om zelf een leerkracht te benoemen, deed men aan het protest daartegen niet mee. Anderzijds werd wel de schoolzolder een tijdlang in gebruik genomen door illegalen en weigerde men het portret van koningin Wilhelmina uit de school te verwijderen. Vanwaar die weinig besliste houding tegenover de onrechtmatige bezetter?

De houding van het schoolbestuur is te verstaan tegen de achtergrond van de opstelling van de plaatselijke hervormde gemeente, waartoe ons gezin behoorde. Deze gemeente stond in de oorlogstijd eveneens niet onwelwillend jegens het nationaal-socialisme, ging er althans niet duidelijk tegenin.

Voorzitter van het schoolbestuur was van 1929-1943 de hervormde predikant ds. J. H. Koster, een theoloog met een filosofische inslag en behorend tot de uiterste rechtervleugel van de Hervormde Kerk. Hij stond sinds de jaren twintig in onze gemeente en drukte er een bepaald stempel op. Al vóór de oorlog stond hij bekend als iemand die zich niet absoluut afwijzend tegenover het nationaal-socialisme opstelde. Dit was niet zozeer een kwestie van persoonlijke sympathie met Hitler, alswel een aanvaarden van de bezetting als straf van God over het zondige Nederlandse volk. Ds. Koster was bekend om zijn boude uitspraken, waarvan er één schijnt te zijn geweest: 'Als Duitsland niet wint, is de bijbel niet waar.'

Het is niet ondenkbaar dat bij hem — evenals bij Hugo Visscher — de algemene openbaring een belangrijke rol speelde, in die zin dat de ontwikkeling van de geschiedenis, waaronder ook de ontplooiing van het nationaal-socialisme, rechtstreeks als leiding van God werd geïnterpreteerd. (Deze aanvaarding liep bij sommige predikanten en andere vooraanstaande figuren zover, dat kinderen van hen, fanatieke N.S.B.-ers werden of dienst namen als vrijwilliger naar het Oostfront.) Ds. Koster vond dat we ons moesten laten gelegen liggen aan de woorden uit Jeremia: 'Zoekt de vrede van de stad waarheen gij gevoerd zijt.'

M.a.w.: Onderwerp u aan de bezetter, want hij is een roede in Gods hand over het goddeloze Nederland.

In de exegese van dit bijbelgedeelte werd dus een regelrechte lijn getrokken van Israël naar ons volk, alsof Nederland het Israël van het Westen was. Een dergelijke rechtstreekse bijbeluitleg is wellicht te verstaan vanuit het feit dat de preken sterk op het zieleleven waren gericht. De woorden van de profeten kregen daardoor een versmalde geestelijke betekenis. Er was in feite geen plaats voor het volk Israël. Men huldigde de 'vervangingstheorie': de kerk in plaats van het oude volk. Zo is het te verstaan dat men geen speciale aandacht voor de joden als zodanig had, ondanks bijvoorbeeld de theologische visie in de Nadere Reformatie. Bij vele predikanten is dat blijkbaar niet meer dan studeerkamerlectuur geweest. Men deed er althans niets mee toen de oorlog uitbrak. Het oppakken en wegvoeren van joden vond men wel erg, maar meer omdat het mensen, dan omdat het joden waren.

Bij een groot deel van de gemeenteleden was beslist geen sprake van antisemitisme, maar wel een werkeloos toekijken, toen joden werden weggevoerd. Onuitgesproken leefde bij velen de gedachte: dit is de straf, die ze zelf over zich hebben afgeroepen (Mt. 27 : 25). Tegelijk dient echter te worden opgemerkt, dat tal van gemeenteleden niet goed wisten, wat er met de joden ging gebeuren.

Dr. Wiegeraad wijst er op dat wel volop aandacht werd geschonken, uiteraard in sterk afwijzende zin, aan het 'Rode en Roomse gevaar'. En als juist vanuit deze hoek in kerk en samenleving werd gewaarschuwd tegen het nationaal-socialisme, dan werd dat vervolgens niet echt serieus genomen. Een sterk isolementsdenken van wij en de rest, wij die de waarheid Gods nog zuiver hebben bewaard èn de verdorven en vijandige wereld, zorgde voor reusachtige oogkleppen en een blind zijn voor de echte gevaren van die tijd. Wiegeraad meldt dat daar ook nog eens de moeilijke economische situatie bij kwam, de roep om de sterke man vanuit het nationaal-socialisme en de zwakte van de vooroorlogse parlementaire democratie. Elke zondag een preek waarin de zonden van land en volk werden benadrukt en de verdiende straf die daarop moest volgen en te begrijpen valt hoe de 'nieuwe orde' van Hitler werd bekeken en beoordeeld.

Hervormd-Gereformeerden en bezetting

Hoe werd in Hervormd-Gereformeerde kring in de oorlogstijd gereageerd op de gebeurtenissen? Eerst meldt dr. Wiegeraad iets over de periode die aan de Tweede Wereldoorlog voorafging.

De opstelling van de school en van de kerk hadden onder andere te maken met het feit dat men al vóór 1940 in een zeker isolement leefde.

Men had de eigen kerk, een eigen school, eigen verenigingen enz. De informatie kwam voornamelijk van leidinggevende figuren, zoals predikanten. Van hen geldt een spreuk uit vroeger tijden: Als de klok van de kerktoren verkeerd liep, liepen alle klokken in het dorp verkeerd. In veel gezinnen was geen radio, zoals bij bepaalde mensen de tv nu contrabande is. Dagbladen werden niet door iedereen gelezen en voorzover men ze las, waren ze niet altijd van christelijke huize, maar liberaal getint. Van de christelijke bladen was het geluid trouwens niet altijd onverdacht to.v. het nationaalsocialisme. Men denke aan De Standaard.

Dit isolement stond niet los van de verzuiling. Men wilde bewust zich niet gelegen laten liggen aan meningen van andersdenkenden. In de politiek was bij sommigen de SGP dominant, bij anderen de ARP en de CHU. Alles wat daarbuiten lag, telde nauwelijks mee. Zo konden opvattingen als van de predikanten Berkhof, Buskes en de Rooms-Katholieke H. P. Marchant, die al vóór 1940 heel scherp zagen wat er mis ging, bij mijn weten vrijwel geen ingang vinden. Als men socialist of Rooms-Katholiek was, gaf dat op zichzelf aanleiding zo iemand niet echt serieus te nemen. Een socialist was immers van de partij van Troelstra. En wie herinnerde zich niet wat er onder zijn leiding in 1918 had plaatsgevonden? Bovendien behoorden socialisten over het algemeen niet tot de kerkelijk meelevenden.

Maar dan breekt de oorlog uit en hoe werd de toestand toen beoordeeld?

Hoe was over het algemeen hun houding tegenover het nationaal-socialisme? In publikaties van derden wordt bij mijn weten over deze bevolkingsgroep niet apart geschreven. Ze manifesteerde zich dus in de oorlog bij anderen blijkbaar niet duidelijk tegen de één of voor de ander.

Als we naar de leidinggevende figuren kijken, zien we dat de hoofdstroming van de hervormd-gereformeerden beslist niet pro-Duits was. Men had een afkeer van nationaal-socialisme en van fascisme. Weliswaar heeft de Gereformeerde Bond (GB) zich als organisatie niet altijd even sterk geprofileerd. Zo mochten er tijdens de jaarvergadering van de GB op 23 april 1936 geen voorstellen over 'politiek standpunt' worden toegelaten. Men wilde blijkbaar geen openlijke discussie. Ook dient te worden erkend dat, waar anderen al vóór 1940 scherpe kritiek leverden op de houding van de Nederlandse regering die vluchtende joden uit Duitsland niet toeliet, de GB zich met het regeringsbeleid akkoord verklaarde.

Dit alles neemt niet weg dat reeds in de jaren dertig De Waarheidsvriend de bezwaren tegen het nazisme niet heeft verzwegen. Mannen als prof dr. J. Severijn, ds. P. A A Klusener, luitenant-generaal L. F. Duymaer van Twist en anderen uitten zich niet onhelder. Bladen uit de jeugdsector van de GB, zoals De Kandelaar en De Vaandrager, waren in hun afkeer van het nazisme zo mogelijk nog duidelijker. De jongelingsbond wilde zelfs N.S.B.-ers als leden royeren en ging daarin verder dan de leiding van de GB, al was ook dit laatste bestuur in principe tegen de N.S.B.

Een welwillender standpunt jegens de Duitsers werd ingenomen door het Gereformeerd Weekblad (uitg. Bout, Huizen, verder aangeduid als GW). Dit blad voer vóór 1935 dezelfde koers als De Waarheidsvriend, maar ging zich daarna o.l.v. prof H. Visscher welwillender jegens het nationaal-socialisme opstellen en het ageerde nog afwijzender dan De Waarheidsvriend inzake het eventuele toelaten van joden in Nederland. Zodoende ontstond er een zekere discrepantie tussen de middengroep en de rechtervleugel van de hervormd-gereformeerden. In de oorlog hielden deze bladen op te bestaan en kon er geen leiding meer van uitgaan.

Aanvaarden of bestrijden?

In mei 1940 was er een nieuwe situatie ontstaan. Door velen binnen de GB en in het geheel van de gereformeerde gezindte werd de Duitse inval ervaren als een oordeel van God over het zondige Nederland; een oordeel dat men in gebed moest aanvaarden, in de hoop dat er betere tijden zouden aanbreken. Moest men zich nu ook onderwerpen aan de overheid? Dat was in dit geval de Duitse bezetter. In het blad De Vaandrager werd de opmerking gemaakt: Vreest God en houdt uw kruit droog'.

In hetzelfde orgaan stelde ds. H. A. de Geus in 1941 dat men de bezettende overheid moest aanvaarden en ervoor bidden met de bedoeling dat degenen voor wie werd gebeden, zich aan Gods wil zouden onderwerpen. Toch speelde ook onder ons de kwestie of men de bezetter de jure moest aanvaarden als wettige overheid of slechts de facto moest dulden, - ja zelfs bestrijden. Hierin stonden de hervormd-gereformeerden niet alleen. Denk aan de controverse K. Schilder en H. H. Kuyperbij de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) en aan ds. Kersten bij de Gereformeerde Gemeenten.

We beperken ons tot de hervormd-gereformeerden en stellen dat binnen de rechtervleugel van deze groep, die voor een deel samenviel met de lezers van het GW, er inzake de houding jegens het nationaal-socialisme verwantschap bestond met de visie van ds. G. H. Kersten, hoewel kerkelijk en theologisch Hugo Visscher en Kersten niet op één lijn zaten. Velen hadden zich in de periode van het Interbellum al gekeerd tot de SGP, met ds. Kersten en de hervormde ds. P. Zandt als voormannen, al zat het Hoofdbestuur van de GB nog lang op de golflengte van de ARP. Kersten had volgens historicus Fieret wel principiële bezwaren tegen het nationaal-socialisme, maar stelde zich tijdens de oorlog zo onderdanig jegens de bezetter op, dat dit loyaliteit kan worden genoemd. Een vraag terzijde is of dit niet een gunstiger beoordeling van Kersten inhoudt, dan we aantreffen bij Van Bennekom. Deze schrijft dat als Kersten (voor de oorlog) zou moeten kiezen tussen de N.S.B, en de S.D.AP. hij liever de laatste dan de eerste zou verbieden.

Dr. Wiegeraad verwijst hier naar de in 1990 verschenen publikatie van drs. T. W. van Bennekom De wachters op de muren, de opkomst van het nationaal-socialisme en de gereformeerde gezindte 1932-1940. Hoe reageerden predikanten bv. op de kansel in hun gebeden en prediking? Via de studie van ds. H. C. Touw Het verzet van de Hervormde Kerk blijkt dat ca. 10% van de hervormd-gereformeerde dominees ter verantwoording werden geroepen door de bezetter over tè ver gaande uitspraken.

Anderen riskeerden of ondergingen zelfs gevangenisstraf vanwege actief verzet en/of opvangen van joden. We denken bv. aan ds. L. G. Bruyn te Heteren, die joodse kinderen verborgen hield, aan ds. A. Sirag te Sprang, wiens pastorie zelfs door de Duitsers in brand werd gestoken, aan ds. E. J. Beens te Hedel en ds. H. Schroten te Rotterdam, die gevangenschap voor hun overtuiging over hadden. Evenmin vergeten we predikanten als ds. J. Haring te Giessendam, ds. J. D. Kleyne te Alkmaar en ds. G. van der Zee te Ridderkerk. Naast hen zouden nog anderen zoals ds. J. van Rootselaar te noemen zijn.

Voorzichtig verzet

Verder weten we van openlijke weerstand tegen het nationaal-socialisme niet zoveel. Dr. G. Tjalma te Veen zei in de synodevergadering van 30 juli 1942 ronduit bezwaar te hebben tegen het gebed voor de bezettende macht, omdat dit eigenlijk geen overheid was. Anderen waren voorzichtiger in hun uitlatingen, maar verheelden hun anti-Duitse overtuiging niet. Onder hen was prof dr. J. Severijn, die al vroeg in de oorlog zitting nam in de commissie 'Kerkelijk Overleg', die door de synode was ingesteld. Deze commissie is een centrum van vernieuwing en verzet geworden.

Een leidinggevende predikant die zich terughoudend opstelde, was ds. I. Kievit. Als medeverantwoordelijke voor het GW liet hij zich vóór de oorlog niet contrasterend uit to.v. de visie van Hugo Visscher en wekte daarmee enigszins de indruk het nationaal-socialisme niet af te wijzen. In het eerste bezettingsjaar nam Kievit echter afstand van Visscher door op te merken dat de inval in Nederland niet rechtvaardig en naar Gods Wet was. Kievit vond het uitwijken van onze regering naar Engeland wel ongrondwettig, 'maar daardoor houdt zij niet op onze regeering te zijn'. Het gevolg was dat Visscher niet langer met hem wilde samenwerken en het GW de rug toekeerde.

De Bond van Hervormde Jongelingsverenigingen op G.G. mag speciaal worden genoemd. Ondanks de genoemde opmerkingen in het blad De Vaandrager kan worden gezegd dat deze organisatie de nek iets verder durfde uitsteken dan anderen. Zo heeft men de pro-Duitse ds. R. Bartlema te Zeist, een volgeling van Hugo Visscher, in de zomer van 1941 als voorzitter weggestemd.

Als ander opmerkelijk gebeuren noemen we de protestmanifestatie die zich heeft voltrokken in de Oude Kerk te Huizen. Daar werd op 30 augustus 1941 in beide diensten het Wilhelmus gezongen. Dit bleef niet zonder gevolgen. De organist werd veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf en de gemeente werd veroordeeld tot een boete van ƒ 20, — per lidmaat ofwel bijna ƒ 60.000, — in totaal. De kerkeraad schijnt een bedrag van ƒ 30.000, — dat men had ingezameld, te hebben gestort op de giro van Seyss-Inquart.

Martelaar

Van de hervormd-gereformeerde voorgangers, die door hun verzet uiteindelijk de dood vonden, is me alleen bekend de jonge ds. Egbert Jan Fokkema, die in mei 1943, op 25-jarige leeftijd, als kandidaat bij de hervormde gemeente te Goudswaard predikant was geworden. Zoon van de bekende ds. J. Fokkema, toen te Delft, stamde hij uit een Fries en oorspronkelijk gereformeerd geslacht. Fokkema jr. verzette zich op een vergadering in Oud-Beijerland openlijk tegen het gehoorzamen van Duitse bevelen, met als gevolg dat hij moest onderduiken. Toch werd hij in augustus 1944 gepakt en uiteindelijk naar het concentratiekamp Bergen-Belsen getransporteerd. Daar beleefde hij op 15 april 1945 zelfs de bevrijding. Door ziekte waren zijn krachten echter zo afgenomen, dat hij op 29 april 1945 alsnog overleed. Hij had beslist alle medewerking met de vijand afgewezen, omdat hij dit zag als 'werken voor het rijk van de Anti-Christ'.

Echt pro-Duits was slechts een zeer kleine minderheid, onder wie prof. dr. H. Visscher helaas een opmerkelijke koploper was. Over hem schreef dr. Wiegeraad een proefschrift Hugo Visscher 1864-1947 — 'Een Calvinist op eigen houtje'. Leiden 1991. Een van de conclusies die dr. Wiegeraad trekt, is dat het niet helemaal uit te sluiten is 'dat velen uit zijn achterban met name uit de lezerskring van het Gereformeerd Weekblad zich door Visschers opstelling hebben laten overhalen tot een niet-onwelwülende houding jegens het nazisme' a.w. p. 142v. Dus, pro-Duits was toch slechts een kleine minderheid. Hoe gedroegen anderen zich en hoe stelden ze zich op?

We gaan er nu niet dieper op in, maar stippen wel aan dat naar onze mening veel hervormd-gereformeerde gemeenteleden — net als hun volksgenoten — in de praktijk de accommodatie hebben toegepast, hetgeen iets anders is dan collaboratie. Men probeerde namelijk zo goed en kwaad als het ging met vrouw en kinderen de oorlog door te komen. Men trachtte dwars te liggen, waar dat kon, maar stak over het algemeen zijn nek niet te ver uit. Het zal bij hen net zo zijn geweest als bij vele anderen, dat men nu eens wel dan weer niet gehoorzaamde, al naar . gelang de situatie en de consequenties. De ontwikkeling van het oorlogsdrama en het keren van de kansen zal voor velen in het kiezen van hun positie een rol hebben gespeeld, al was het» misschien dan bij anderen zonder vaste geloofsovertuiging. Resumerend, kunnen we wat de hervormdgereformeerden betreft vaststellen, dat men binnen de hervormd-gereformeerde gemeenten over het algemeen zeker niet positief tegenover het nationaal-socialisme en de N.S.B, stond. Toen de bezetting over was, konden echter vele van huis uit gezagsgetrouwe gemeenteleden zich niet ontworstelen aan de overtuiging dat men zich moest onderwerpen aan de feitelijke overheid. Zo heeft ook de GB als organisatie in de oorlogstijd niet tot een openlijke uitspraak over het al dan niet aanvaarden van de Duitsers als wettige overheid kunnen komen. Het gevolg was een ambivalente levenshouding, waardoor velen onbedoeld toch de bezetter in de kaart speelden.

Kort memoreert dr. Wiegeraad de houding in de breedte van de Hervormde Kerk. Daar werd veel duidelijker stelling genomen tegenover de bezetter. Hij noemt de secretaris van de synode ds. K. H. E. Gravemeyer die helder stelling nam, opriep tot blijvende voorbede voor de koningin. Genoemd wordt verder de inzet van de zgn. 'Lunterse Kring', waarin vooral predikanten waren verenigd, beïnvloed door de theologie van Karl Barth. Verder noemt Wiegeraad met respect Miskotte, G. P. van Itterzon en J. J. Buskes, die zich ieder op hun manier fors weerden tegen maatregelen van de bezettende overheid.

Evaluatie

Dat staat boven de slotalinea, waarin dr. Wiegeraad tot een voorzichtig oordeel komt, na een aantal overwegingen te hebben opgesomd, die we hier ter afsluiting citeren.

Bij wijze van terugblik nog enkele woorden over de hervormd-gereformeerden. In 1990 wees B. Coster in een artikel op de moed die mensen als Gravemeyer en Schilder hebben getoond. Daartegenover noemde hij 'aarzelend' de zwakke opstelling binnen de gereformeerde gezindte en sprak hij zelfs over een zekere 'benepenheid' waardoor men voorbij ging aan de nood van anderen.

Hij vroeg zich ook af: Als men op de preekstoelen bidt voor de vrede, dan kan het toch niet slechts voor een 'geestelijke' vrede zijn? Men kan toch niet bidden voor een anti-semitische en antichristelijke macht? Had men niet ook moeten bidden voor de geallieerden en voor het verzet, opdat de oorlog zou worden bekort? Een vraag van hem die me eveneens trof, was deze: Waarom werd de bezetter wel vergeleken met de macht van Babel, waaronder men zich moest bukken, maar niet met de machten van bv. Midianieten en Filistijnen, die men te lijf ging?

Denkend aan mensen als Kersten (Gereformeerde Gemeenten) en Kievit (Hervormd) moet het Coster van het hart dat het ontbrak aan een man met inzicht, gezag en moed onder het kerkvolk van de Gereformeerde Bond en van de kleinere afgescheiden kerken. Het gevolg daarvan was dat het gewone gemeentelid in feite geen raad wist met de bezetting. De mensen waren wel gemobiliseerd tegen het katholicisme, maar niet tegen het nazisme. Zodoende werden ze onzeker en teruggeworpen op de eenzaamheid van het eigen geweten. Het komt me voor dat deze vragen en opmerkingen nog steeds aandacht verdienen.

Daarnaast noemen we opnieuw de mening van de historicus Blom. Hij zag accommodatie bij velen, in onderscheid van collaboratie. Hij vraagt zich ook af wat er in Nederland zou zijn gebeurd bij een Duitse overwinning. Die vraag is niet te beantwoorden, maar gezien het hoge percentage joden dat uit ons land is omgekomen in vergelijking met andere landen, is er wel reden tot bezorgdheid. Toch is er gelukkig een stroming voor en tijdens de oorlog geweest, die — de een meer actief, de ander meer passief — met het verzet tegen het nationaal-sociahsme bezig is geweest.

Nadenkend over de bezetting 1940-1945 en over wat eraan voorafging, zou ik ervoor willen pleiten met zeer veel ootmoed en bescheidenheid terug te zien op deze verschrikkelijke periode uit het leven van ons volk. We dienen diep respect te hebben voor de goeden en met voorzichtigheid te oordelen over alle anderen. Zo ergens, dan past hier het woord dat dikwijls van de kansel klinkt, dat we zondaren zijn en alleen uit genade kunnen worden behouden. Dat geldt voor hen, die toen verantwoordelijkheid droegen, maar evenzeer voor hen, die nu vooraan staan. Wij zijn niet beter. Daarom is het goed om tot slot deze woorden van een bekend historicus aan te halen: 'Geschiedenis is noch het verhaal van alle vroeger begane fouten, noch de systematische ontwikkeling van sociale processen. Het is het verhaal van mensen die ons nastaan, omdat ze met ons mens geweest zijn.'

Deze slotwoorden zijn van de historicus prof. dr. A. Th. van Deursen. Inderdaad past ons hier vijftig jaar later slechts een billijk oordeel. Achteraf oordelen en veelal veroordelen is zo makkelijk en goedkoop menigmaal. Wel blijft het leerzaam ook voor vandaag om te zien hoe kritiekloos aanvaarden van feiten en gebeurtenissen om ons heen kan leiden tot opvattingen als die van dr. Hugo Visscher en de zijnen. Onder ons worddt soms tamelijk makkelijk van gebeurtenissen en situaties gezegd dat het oordelen van God zijn. Dat zal in sommige gevallen waar zijn. Maar daarmee is de kous niet af en zijn wij niet van onze verantwoordelijkheid ontheven. Leggen wij ons daarmee vaak niet al te haastig neer bij de status quo en sluiten we ons niet te kritiekloos aan bij het establishment? De kritische distantie waartoe in het Oude Testament altijd weer de profeten oproepen tot de dingen zoals ze gebeuren, wil ons scherpen in onze oordeelsvorming.

P.S. Wie het artikel in zijn geheel wil lezen en bezitten, kan een los nummer bestellen op het adres van de redactie: Burgemeester Bouwensestraat 18, 4694 EJ Scherpenisse, tel. 01666-3853 of via overmaking op gironummer 2664113 tn.v. penningmeester VCH, Sint-Maartensdijk, o.v.v. Transparant, jaargang 6 nummer 3. De prijs bedraagt ƒ 12, 50 incl. porto.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1995

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's