Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opzicht en tucht binnen hervormde gemeenten onder spanning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opzicht en tucht binnen hervormde gemeenten onder spanning

12 minuten leestijd Arcering uitzetten


Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk heeft zich één en andermaal beraden op het vraagstuk van de kerkelijke tucht. Daarbij kwam ook de kwestie van de zogeheten perforatie van gemeentegrenzen aan de orde. Door een synodale beslissing in deze is het mogelijk geworden dat gemeenteleden door een in de praktijk soepele regeling zich kunnen laten overschrijven naar een andere (wijk)gemeente.
In bijgaande notitie vinden de lezers de neerslag van het beraad binnen het hoofdbestuur. Vooral het principe van de kerkelijke tucht en van het gemeentezijn wordt aan de orde gesteld. De nota is daarom ook gezonden aan alle hervormd gereformeerde kerkeraden, waarbij is opgemerkt, dat de weerbarstige praktijk in kerk en gemeente opzicht en tucht onder spanning zet.

Het hoofdbestuur is van oordeel, dat binnen gemeenten met meer wijken een centraal beleid ook vraagt om verstandig omgaan met verscheidenheid in de gemeente, binnen de grenzen van Schrift en belijdenis. Maar het uit de hand lopen van de perforatiekwestie noopt wel tot bezinning inzake de praktijk van het hervormd kerkelijke leven op het punt van het opzicht en van de tucht.

De nota wil een aanzet zijn om de kwestie van het opzicht binnen de gemeente, en dus ook binnen de kerk te doordenken. Het principe mag immers niet aan de praktijk ondergeschikt worden gemaakt!

Exemplaren van deze nota zijn gratis te bestellen op het adres: Maassluise Drukkerij, Postbus 18, 3140 AA
Maassluis.

J. van der Graaf, algemeen secretaris


Toen de Nederlandse Hervormde Kerk in 1951 weer belijdende kerk werd, zou ze volgens haar kerkorde ook weren al wat haar belijden weersprak. Dat betekende, dat de noodzaak werd te kennen gegeven en ook de mogelijkheid werd geopend om tucht te oefenen inzake leer en leven.

In kerkordelijke bepalingen en ordinanties is één en ander nader omschreven.

De kerk

De kerkelijke tucht zal zich in het algemeen vooral richten op leer en leven van ambtsdragers. In de praktijk echter van het hervormde kerkelijke leven is tuchtoefening in deze zin zeldzaam. Dat hangt samen met zeer uiteenlopende verschillen in visie aangaande de leer en de daarmee samenhangende levenspraktijk.

Hoewel in naam de richtingen in de Nederlandse Hervormde Kerk zijn verdwenen, zijn ze, ook nadat deze in modaliteiten waren omgedoopt, toch springlevend gebleken.

De praktijk van het hervormde kerkelijke leven is derhalve, dat ieder, die zégt artikel X van de hervormde kerkorde te beamen, ook geacht wordt deze te beamen. Tuchtoefening komt derhalve eigenlijk nooit voor. Wel werd van tijd tot tijd, wanneer de leer van de kerk op bepaalde punten door theologen in de Nederlandse Hervormde Kerk opzettelijk werd bestreden, een herderlijk schrijven of een theologisch geschrift vanwege de synode uitgegeven om deze bestrijding te weerleggen. We denken aan het herderlijk schrijven inzake de Verzoening, na de geruchtmakende uitspraken van dr. P. Smits inzake dit leerstuk ('Het is mijn eer te na dat een ander voor mijn schuld betaalt') en aan 'Leven en sterven met verwachting' toen ds. M. A. Krop de stelling 'dood is dood' had verdedigd.

De gemeente

Hoewel tucht als hierboven omschreven, een wezenskenmerk van de kerk is, moeten we zeggen, dat de kerk toch vooral daar is, waar de gemeente is. Opzicht en tucht over de leden van de christelijke gemeente voltrekken zich daarom vooral binnen de gemeente. Calvijn onderscheidt de 'ecclesia universalis' (de kerk), die theologisch gewoonlijk de voorrang krijgt, van de 'ecclesias particulares', ofwel de gemeenten, waar zich vooral het kerkelijk leven afspeelt. In de gemeenten vooral vindt, als het goed is, de uitoefening plaats van de kerkelijke tucht. Voor het kerkzijn van de afzonderlijke gemeenten wijst Calvijn graag op Mattheüs 18 : 20: Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen'. In de context van deze tekst gaat het immers over de vraag hoe te handelen wanneer een broeder zondigt.

Tucht binnen de christelijke gemeente is noodzakelijk om de gemeente van Christus te bouwen. Ze is gebod van Christus en geen menselijke instelling. In Galaten 1 : 8 staat: Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.' Zulk een vermaning heeft consequenties voor de prediking in de gemeente. Bovendien lezen we in Johannes 20 : 23: Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven; zo gij iemands zonden houdt, dien zijn zij gehouden.' Hier komt de sleutelmacht van het ambt naar voren, met name in de prediking.

Ds. W. L. Tukker verwoordde het ooit als volgt: Als Spreuken 5 : 23 zegt, dat de goddeloze zal sterven omdat hij zonder tucht is geweest, dan is met een variant op dit woord te zeggen, dat de kerk zal sterven als ze zonder tucht is geweest'.

Tucht is zo een zaak van kerk en gemeente beide. Naar klassiek gereformeerde orde vindt de wijze van tuchtoefening allereerst plaats middels de verkondiging van het Woord Gods. Maar daarnaast ook door vermaning, uitsluiting van deelname aan de sacramenten en in het uiterste geval uitsluiting uit de gemeenschap van de kerk. We zullen intussen bij alles moeten bedenken, dat de tucht heilzaam geneesmiddel is tegen de zonde en niet wordt uitgeoefend om het gemeenteleven te schaden. De tucht wü trekken binnen de gemeenschap van Christus en Zijn gemeente. De vraag is echter of de ernst van de zonde nog wel altijd serieus genomen wordt en of nog wordt beseft, dat het leven van gelovigen 'een voortdurende boete is'. (Luther)

Kerkeraad/Gemeente

De vraag is of en hóe de tucht en het opzicht binnen hervormde gemeenten nog echt functioneren en functioneren kunnen. Hierboven hebben we omschreven, dat tucht in de Nederlandse Hervormde Kerk in principe wel mogelijk is, maar in de praktijk nauwelijks functioneert. Maar ook binnen de hervormde gemeenten staan opzicht en tucht onder grote spanning. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat elke hervormde gemeente trekken vertoont van de Hervormde Kerk in haar geheel. Elke hervormde gemeente kent randkerkelijken en buitenkerkelijken. Zou echt tuchtoefening in de brede zin van het woord ernstig worden genomen, dan stuiten we op de weerbarstigheid van de kerkelijke praktijk. De tuchtoefening via de Woordbediening gaat ook hier voorop. Nochtans heeft elke kerkeraad de roeping om de opdracht van opzicht en tucht in de praktijk van de gemeente ernstig te nemen, zeker ook als het gaat om de bediening van de sacramenten, zowel de Heilige Doop als het Heilig Avondmaal.

Hierbij moet wel ook worden opgemerkt, dat opzicht en tucht niet alleen een zaak zijn van de kerkeraad, maar dat er ook sprake zal moeten zijn van onderlinge tucht en onderling toezicht van de leden der gemeente, in pastoraal omzien naar elkaar. De Hervormde Kerk zegt, dat het ambtelijk opzicht is gegrond in de barmhartigheid van Jezus Christus en geschiedt tot eer van God, tot bewaring van de gemeente en tot behoud van hen die dwalen. Als het om dit kerndoel van de tucht gaat — genezing en terechtbrenging — zal ook het pastoraal omzien naar elkaar, binnen de gemeente als gemeenschap, een rol dienen te spelen. Helaas wordt daarvan in de praktijk van het gemeentelijk leven maar al te weinig opgemerkt. Wannéér er nog sprake is van opzicht en tucht, wordt dit vooral overgelaten aan de kerkeraad. We willen hier echter herinneren aan twee belijdende uitspraken uit de Heidelbergse Catechismus, t.w. antwoord 85, waarin, in aansluiting bij Mattheüs 18 : 20 wordt gezegd, dat diegenen, die 'een onchristelijke leer en leven voeren' pas 'aangebracht' worden bij de kerkeraad, nadat zij ettelijke malen vermaand zijn binnen de gemeente; en antwoord 55, waarin wordt beleden, dat elk lid der gemeente zich schuldig moet weten 'zijn gaven ten nutte en ter zaligheid van de andere lidmaten gewillig en met vreugde zal aanwenden'.

Synode

Verder is het helaas ook zo, dat de hervormde synode na 1951 enkele zware barrières heeft opgeworpen voor de rechte uitoefening van opzicht en tucht binnen hervormde gemeenten.

1. Allereerst willen we wijzen op het creëren van de zogeheten deelgemeenten, vroeger buitengewone wijkgemeenten-in-wording geheten. Wanneer groepen gemeenteleden zich aan opzicht en tucht van de kerkeraad wilden en willen onttrekken, werd en wordt dat door de synode gesanctioneerd door het in het leven roepen van een gemeente naast de oorspronkelijke gemeente. In feite betekent dit, dat de synode tucht oefent over kerkeraden ter plaatse, die geroepen zijn tot opzicht en tucht. De synode heeft door het heilloze besluit om deelgemeenten in het leven te roepen, de uitholling van hervormde gemeenten bevorderd en de mogelijkheid van opzicht aanmerkelijk verzwakt.

De praktijk is bovendien geweest, dat zulke gemeenten vooral ontstonden in hervormd gereformeerde gemeenten, waar nog de overtuiging leeft, dat ernst dient te worden gemaakt met het toezicht op de prediking in het licht van Schrift en belijdenis, alsook met opzicht en tucht over het leven van de leden der gemeente. De praktijk is nu echter vaak zo, dat, wanneer in hervormd gereformeerde gemeenten kerkeraden, rondom doop, avondmaal, huwelijkssluiting en andere inzettingen binnen de gemeente, het opzicht tot hun recht willen laten komen, gemeenteleden vaak de uitwijk nemen naar een deelgemeente ter plekke, hoewel ook naar andere (wijk)gemeenten, waar de regels soepeler worden gehanteerd.

Ook de kerkelijke verdeeldheid maakt overigens - het zij ter aanvulling gezegd - tuchtoefening tot een aangevochten zaak.

De eerlijkheid gebiedt bovendien wèl te zeggen, dat de héle kerk schuld draagt aan deze opsplitsing van gemeenten. De synode moge enerzijds op onverantwoorde wijze het ontstaan van deelgemeenten hebben gewettigd, de vraag moet anderzijds ook onder ogen worden gezien ofwel altijd binnen de gemeenten gezocht is naar ruimte voor wettige verscheidenheid, namelijk binnen de grenzen van Schrift en belijdenis.

2. Vervolgens heeft de synode ook nog besloten tot zogeheten perforatie van gemeentegrenzen. Voor gemeenteleden, die in andere gemeenten dan waar zij wonen willen meeleven, is de weg daartoe wel zeer vergemakkelijkt. Hoewel slechts redenen van modalitaire en pastorale aard doorslaggevend zouden mogen zijn, is de praktijk in veel gevallen geworden, dat perforatie vrijwel automatisch wordt toegepast, wanneer dit door gemeenteleden wordt aangevraagd.

Opnieuw is zo een aanslag op het wezenlijke van de hervormde gemeenten gepleegd. Hervormde gemeenten worden meer en meer los-vaste verbanden, waartoe men op basis van vrijwilligheid en eigen keuze behoort. Gemeenteleden krijgen zelf de bevoegdheid om zich aan opzicht en tucht van hun plaatselijke kerkeraad te onttrekken. We moeten dit een heilloze ontwikkeling achten.

3. Een derde zorgelijke ontwikkeling is, dat de synode zelf meer en meer tuchtmeester over de gemeente dreigt te gaan worden. Wanneer een plaatselijke kerkeraad tucht wil oefenen inzake de levenspraktijk van leden der gemeente, dreigt de synode dat te verhinderen. We denken hier onder andere aan de kwestie van de homoseksualiteit. De synode heeft uitgesproken, dat tuchtoefening in een bepaalde gemeente niet mag plaatsvinden vanwege een leer of leefwijze, die in het gehéél van de kerk, op grond van het verstaan van de Heilige Schrift, wèl aanvaardbaar wordt geacht. Als een kerkeraad desalniettemin tucht oefent, maakt hij, zegt de synode, 'misbruik van zijn bevoegdheid'.

We zien, dat de synode hier meer en meer gaat treden in de bevoegdheden van het consistorie, terwijl juist het consistorie de eerste en belangrijkste verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot opzicht en tucht over de leden der gemeente.

De synode kan in feite zelf geen zicht hebben op leer en leven van voorgangers en gemeenteleden. Die komen voornamelijk openbaar binnen de gemeenten zelf, zodat het allereerst de roeping van het consistorie is om de gemeente bij de zuiverheid van het Woord Gods in de prediking en bij de heiliging van het leven te behouden.

Eigenlijk heeft de hervormde synode wezenlijke vormen van opzicht en tucht binnen hervormde gemeenten door bovengenoemde maatregelen vrijwel onmogelijk gemaakt.

Blik naar binnen

Het gaat hier echter niet aan uitsluitend de synode als schuldige aan te merken. Helaas moet namelijk worden geconstateerd, dat individualisme allerwegen zijn tol eist. Met name ook in hervormd gereformeerde gemeenten onttrekken, over het gehéél genomen, honderden zich aan het opzicht van de het kerkeraad ter plaatse.

Met schaamte moet zelfs ook worden erkend, dat perforaties vooral aan de orde zijn tussen hervormd gereformeerde en hervormd gereformeerde gemeenten en dan niet om redenen die onder opzicht vallen.

Met droefheid moet ook worden geconstateerd, dat kerkeraden soms instroom van leden van andere gemeenten naar hun gemeenten zeer gemakkelijk toestaan en in bepaalde gevallen zelfs propageren. Dat betekent, dat bepaalde plaatselijke gemeenten méér en méér ontaarden in streekgemeenten.

Kerktoerisme wordt gelegaliseerd door het op grote schaal toepassen van perforatie. Ook binnen hervormd gereformeerde gemeenten met verschillende wijken, wordt perforatie hier en daar een twistappel. Mensen kiezen voor een bepaalde predikant en dat betekent dat hun meeleven met een bepaalde gemeente óf wijkgemeente duurt zolang de predikant daar staat.

Het echte zicht op de gemeente als gemeenschap van Christuswege raakt zo meer en meer teloor. Dat betekent ook, dat de rechte tuchtoefening en het rechte opzicht meer en meer, ook in hervormd gereformeerde gemeenten, onder spanning komen te staan of zelfs onmogelijk worden gemaakt. Gemeenten worden zo in toenemende mate verzamelingen van individuen, in plaats van gemeenschappen, die krachtens roeping en belofte bijeen horen.

Tenslotte

Het welzijn van de kerk heeft alles te ma­ken met het welzijn van de gemeente. Wanneer de gemeente niet meer als gemeenschap (her)kenbaar is, zullen opzicht en tucht hoogstens nog een pro memorie-post zijn. Dan geldt: zo gemeente, zo kerk.

De kerk is het aan Christus, als Hoofd der gemeente, verplicht tucht te oefenen om de gemeente dicht bij Hem en Zijn Woord te houden. Dat de praktijk daar vaak verre van is, mag voor ieder, die naar de Schriften met dit wezenskenmerk van de kerk ernst wil maken, een aansporing zijn om in liefde en verantwoordelijkheid het gemeentelijke leven in te richten voor Gods Aangezicht.

Voor het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk,

A. van Brummelen, voorzitter

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1995

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Opzicht en tucht binnen hervormde gemeenten onder spanning

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1995

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's