Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gewetensbezwaarden ten aanzien van zondagswerk en de nieuwe arbeidstijdenwet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gewetensbezwaarden ten aanzien van zondagswerk en de nieuwe arbeidstijdenwet

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

D66-kamerlid Bakker: In het geval de bedrijfsomstandigheden zondagswerk vergen, zou de individuele werknemer niet de ruimte moeten worden gegeven om te zeggen: ik ga liever op zondag voetballen of tennissen. Maar mag iemand die gegronde godsdienstige bezwaren heeft tegen werken op zondag in zo'n geval niet zeggen: het antwoord is nee? Nu kan men zeggen dat wij hiervoor artikel 1639s van het Burgerlijk Wetboek hebben, maar dat is een betrekkelijk kille en kale ontslagbescherming voor gewetensbezwaarde werknemers. Zou hiervoor dan niet wat ruimte moeten worden gegeven?

De heer Bakker pleit hier voor het in de nieuwe Arbeidstijdenwet opnemen van een individueel instemmingsrecht voor werknemers met godsdienstige bezwaren tegen werken op zondag. Hij is van mening dat een christen op zondag niet hoeft te werken als hij of zij daarmee niet heeft ingestemd. Ook de christelijke partijen hebben hier uiteraard fel voor gepleit. Inmiddels is de nieuwe Arbeidstijdenwet door zowel de Tweede als de Eerste Kamer aanvaard. Op enkele formaliteiten na is de wet dan ook een feit. In de Arbeidstijdenwet ontbreekt echter een recht om in te stemmen met zondagswerk wegens bedrijfsomstandigheden.

Aangezien er bij christenen veel bezwaren leven tegen zondagswerk, is het van belang om kennis te nemen van de gevolgen van deze zondagswerkregeling in de nieuwe Arbeidstijdenwet.

Naast een bespreking van de zondagswerkregeling wordt in dit artikel bezien welke bescherming de gewetensbezwaarde ten aanzien van zondagswerk (mogelijk) geniet.

Een beschermende regeling is bijvoorbeeld art. 1639s lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In art. 1639s is te lezen dat: Beëindiging van het dienstverband door de werkgever zal onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden: Wanneer deze geschiedt wegens het enkele feit dat de arbeider met een beroep op een ernstig gewetensbezwaar weigert de bedongen arbeid te verrichten.

Daarnaast zijn er in CAO's (Collectieve Arbeidsovereenkomsten) regelingen te vinden die de bezwaarden ten aanzien van zondagswerk bescherming bieden. Ook is het mogelijk dat de bezwaarde zelf zorgdraagt voor een beding in de arbeidsovereenkomst. Zo'n beding kan voorkomen dat men een plicht tot niet-noodzakelijk zondagswerk krijgt opgelegd.

Aan het eind van dit artikel wil ik tenslotte kort ingaan op de rol die de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging kan vervullen voor de bescherming van gewetensbezwaarden.

De zondagswerkregeling in de nieuwe Arbeidstijdenwet

De Arbeidstijdenwet regelt de arbeids-en rusttijden. In dat kader moet de zondagswerkregeling in deze wet bezien worden. Die regeling moet los worden gezien van de op handen zijnde regelgeving in de Winkelsluitingswet. Laatstgenoemde wet regelt de winkeltijden. In dat kader.komt de openstelling van winkels op zondag aan de orde.

In artikel 5 : 4 van de Arbeidstijdenwet is de zondagswerkregeling opgenomen. Deze regeling gaat per 1 januari 1997 gelden voor zowel het bedrijfsleven als de overheid.

De zondagswerkregeling in art. 5 : 4 luidt als volgt: de werknemer verricht op zondag geen arbeid, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige volzin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers.

Het uitgangspunt van art. 5 : 4 is dus een verbod op zondagsarbeid. Er bestaan twee uitzonderingen op dit verbod:1. als zondagswerk uit de aard van de arbeid voortvloeit en de werknemer tevens instemt met zondagswerk (eerste volzin); 2. als bedrijfsomstandigheden daartoe noodzaken en als er tevens overeenstemming is bereikt met de ondernemingsraad (het medezeggenschapsorgaan), dan wel de personeelsvertegenwoordiging, dan wel de werknemers die het aangaat (tweede volzin).

In beide gevallen moet dus voldaan zijn aan een dubbele eis, alvorens van het verbond op zondagsarbeid mag worden afgeweken.

De eerste uitzondering ziet op zondagswerk dat uit de aard van de arbeid voortvloeit. Deze uitzondering ziet op zondagswerk dat uit de aard van de arbeid voortvloeit. Deze uitzondering zal een bezwaarde ten aanzien van niet-noodzakelijk zondagswerk waarschijnlijk niet in gewetensnood brengen. Ten eerste valt dit zondagswerk veelal onder de werken van noodzakelijkheid en barmhartigheid en die werken zijn vanouds geoorloofd op zondag. In de tweede plaats dient de werknemer bij deze uitzondering altijd zijn instemming te verlenen met het zondagswerk.

De tweede uitzondering daarentegen kan christelijke werknemers in gewetensnood brengen. De werkgever die wegens bedrijfsomstandigheden op zondag wil laten doorwerken, heeft namelijk de instemming van de individuele werknemer meestal niet nodig.

De wettekst spreekt over 'bedrijfsomstandigheden' . Van belang is nu wat hier onder verstaan dient te worden. Tijdens de behandeling van de Arbeidstijdenwet in de Tweede Kamer is dit begrip uitvoerig aan de orde gekomen. Een definitie wordt echter nergens gegeven. Men tracht het begrip af te bakenen middels illustraties en kenmerken.

Volgens de minister kan onder andere gedacht worden aan een opeenhoping van werk, door bijvoorbeeld de uitval van een machine, terwijl dat werk toch voor een afgesproken datum geleverd moet worden. Ook kan het zijn dat de aanvoer van aan bederf onderhavige goederen is vertraagd of er zich een storing voordoet die een totaal arbeidsproces stillegt. Calamiteiten vallen dus onder bedrijfsomstandigheden.

1) Vervolgens komt de minister met een casus: 'Stel dat een directeur van een fietsenfabriek een order van 3 miljoen fietsen, in Peking af te leveren, krijgt, maar dat het wel binnen negen maanden moet gebeuren. Dan zal hij toch echt alle zondagen nodig moeten hebben om de fietsen op tijd de deur uit te krijgen.' 2) Volgens de minister hoeft voor een structurele zondagswerksituatie — na China komen Vietnam en allerlei andere fietsende landen met orders — niet gevreesd te worden. Immers, men doet zichzelf bedrijfseconomisch tekort door op zondag te blijven werken, want daar moet flink voor betaald worden. Anderzijds sluit de minister het niet uit dat een bedrijf zich wel eens richting een volcontinu proces kan ontwikkelen. Een ontwikkeling die de minister, om redenen van concurrentie-positionele aard, niet zou willen tegenhouden.

Mijns inziens betekent dit dat er ruimte is voor situaties die niet stroken met een incidenteel karakter van ons begrip 'bedrijfsomstandigheden'. Situaties die ontstaan als het bedrijf zich ontwikkelt richting een volcontinu onderneming dan wel feitelijk zo'n onderneming is. Structureel zondagswerk op grond van economische belangen — het kunnen verwerken van omvangrijke orders, winstvergroting, verbetering van de concurrentiepositie — is dan een feit. De minister laat hier economische belangen prevaleren boven het uitgangspunt van de wet dat er op zondag niet gewerkt wordt.

Als zulke belangen aan zondagswerk ten grondslag liggen, kan een christelijke werknemer in gewetensnood komen. Voor hem is hier immers sprake van niet-noodzakelijk zondagswerk. Een ondernemer die wegens bedrijfsomstandigheden op zondag wil laten doorwerken, heeft de instemming van de individuele werknemer meestal niet nodig. Wel moet hij overeenstemming bereiken met (een meerderheid) van de ondernemingsraad of, in ondernemingen met minder dan 35 werknemers, met (een meerderheid van) de personeelsvertegenwoordiging. Pas als beide organen ontbreken, moet de werkgever overeenstemming zien te bereiken met de individuele werknemer. Deze laatste situatie zal zich voordoen in ondernemingen met een gering aantal personeelsleden. In dat geval ligt het al dan niet op zondag werken dus in de hand van de gewetensbezwaarde.

In geval er echter een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is, zal de ondernemer met deze organen overeenstemming kunnen bereiken. Komt de werkgever tot die overeenstemming, dan kan een werknemer met principiële bezwaren een plicht tot zondagswerk opgelegd krijgen. Een plicht die zich binnen de Arbeidstijdenwet kan uitstrekken tot 39 werkzondagen.

De bescherming van een bezwaarde ten aanzien van zondagswerk

Welke bescherming geniet nu de bezwaarde ten aanzien van zondagswerk als hem of haar wegens bedrijfsomstandigheden een plicht tot zondagswerk wordt opgelegd?

Kan een bezwaarde mogelijk bescherming ontlenen aan artikel 1639s lid 5 BW? In het begin van dit artikel noemde de heer Bakker (D66) dit echter al 'een betrekkelijk kille en kale ontslagbescherming'. Het enkele feit dat de werknemer als gevolg van een ernstig gewetensbezwaar weigert de bedongen arbeid te verrichten, kan een kennelijk onredelijk ontslag tot gevolg hebben. Ingevolge artikel 1639s BW dient de beëindiging van de dienstbetrekking met de gewetensbezwaarde dus op meerdere gronden te berusten. Die gronden kunnen zijn gelegen in het niet voorhanden zijn van passende arbeid noch andere oplossingen. In dat geval zal er, hoewel de bezwaarde niets valt te verwijten, toch ontslag volgen. Uiteindelijk trekt de bezwaarde dan dus aan het kortste eind.

Wel is het dan mogelijk dat de bezwaarde bescherming kan ontlenen aan de voor hem van toepassing zijnde CAO. Nogal wat CAO-bepalingen bevatten regelingen die gewetensbezwaarden uitdrukkelijk beschermen. Zo is in de CAO voor de Confectie-industrie bijvoorbeeld te lezen: De werknemer die kennis geeft van principiële bezwaren tegen arbeid op zondag... kan op die dag niet tot arbeid worden verplicht.

In geval er een CAO op u van toepassing is, moet u die er maar eens op naslaan. Tenslotte, aspirant-werknemers en werknemers die reeds in vaste dienst zijn, kunnen een beding in hun (bestaande) arbeidsovereenkomst opnemen, dat voorkomt geconfronteerd te worden met nietnoodzakelijke zondagsarbeid. Net als CAO-regelingen die gewetensbezwaarden beschermen, is zo'n beding ten opzichte van de zondagswerkregeling in de Arbeidstijdenwet een aanvullende bepaling ten gunste van de werknemer. Het zou er als volgt uit kunnen zien:

'de werkgever zal de werknemer nimmer verplichten op zondagen arbeid te verrichten, waarmee werkgever respecteert de bij werknemer levende bijbels-principiële bezwaren tegen zondagsarbeid. Deze bepaling kan in de toekomst niet worden gewijzigd, behoudens met wederzijds goedvinden. Indien op de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer een CAO van toepassing is c. q. in de toekomst zal zijn, in welke CAO wel onder omstandigheden een verplichting tot arbeid op zondag is/wordt neergelegd, dan prevaleert niettemin deze aanvullende bepaling.' 3)

De rol van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging

Thans wil ik nog kort ingaan op de belangrijke rol die de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging kan vervullen voor de bescherming van gewetensbezwaarden ten aanzien van zondagswerk. Het zijn immers deze organen die dienen in te stemmen met zondagswerk wegens bedrijfsomstandigheden — zie art. 5 : 4. Door hun instemming te onthouden kunnen zij dus de zondagsarbeid wegens bedrijfsomstandigheden tegenhouden. De ondernemingsraad kan daarnaast nog een belangrijke functie vervullen. Dit orgaan zou een regeling die gewetensbezwaarden beschermt met de werkgever kunnen overeenkomen. Ingevolge artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden dient de ondernemingsraad namelijk in te stemmen met een door de werkgever voorgenomen besluit tot een werktijdregeling. Bij een voorgenomen besluit tot een zondagswerkregeling zou de ondernemingsraad dan een beschermende clausule voor gewetensbezwaarden kunnen bedingen.

Het bovenstaande vereist een actieve opstelling van de ondernemingsraad en per­ soneelsvertegenwoordiging voor de in de onderneming werkzame gewetensbezwaarden. Ook de werknemers zullen terzake van de zondagswerkproblematiek de weg naar deze organen moeten weten. Het zijn immers belangenbehartigers voor het personeel.

Tot besluit

De zondagswerkregeling in de nieuwe Arbeidstijdenwet kan een bron van conflicten opleveren voor werknemers die zich inspannen voor zondagsrust en - heiliging. Eerder zagen we dat door de ruime interpretatie van het begrip bedrijfsomstandigheden er op grond van deze omstandigheden zeer snel aanleiding kan zijn tot zon-I dagswerk. Aldus opent de Arbeidstijdenwet de weg naar een vergroting van dit — veelal niet-noodzakelijke — zondagswerk. De ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging zal echter wel altijd dienen in te stemmen met een besluit van de ondernemer om wegens bedrijfsomstandigheden op zondag te gaan werken.

Geven deze organen hun instemming, dan wordt een christelijke werknemer geconfronteerd met een plicht om op zondag te werken. Dat een christelijke werknemer vervolgens geen recht van instemming heeft, dus niet 'nee' kan zeggen tegen dit zondagswerk, is dan ook een hiaat in de nieuwe Arbeidstijdenwet. Een gemis, dat de heer Bakker van D66 al constateerde aan het begin van dit artikel.

Een andere actueel aspect van zondagswerk betreft zondagswerk in relatie tot de op handen zijnde wijziging van de winkelsluitingstijdenwet. Dit aspect is in dit artikel niet besproken.

Door een eventuele wijziging krijgen gemeentebestaren de mogelijkheid om op alle zondagen hun winkels open te stellen. De koopzondagen zullen dan zeker een uitstraling hebben naar het werken op zondag.

Zondagswerk zal voor christelijke werknemers dan ook meer en meer tot spanningen gaan leiden. Pastoraat en prediking zullen hier rekening mee dienen te houden.

1. TK 1993-1994, 23646, nr. 6, blz. 46.
2. TK Handelingen 5 april 1995, blz. 66-3961 t/m 3964.
3. RMU Kontakt, februari 1995, blz. 5.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1995

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Gewetensbezwaarden ten aanzien van zondagswerk en de nieuwe arbeidstijdenwet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1995

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's