Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

J. Owen over de Heilige Geest (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

J. Owen over de Heilige Geest (4)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door een misverstand is de serie J. Owen over de Heilige Geest niet geplaatst. Deze week hervatten wij de serie met deel 4.

Gemeenschap met Christus

De centrale notie van de orde des heils is de gemeenschap met Christus. Van werkelijke bevrijding is sprake als een door de Geest vernieuwde wil de Zaligmaker in de belofte van het evangelie aangrijpt en in hartelijke overgave tot gemeenschap met Hem komt. Owen spreekt in dat verband duidelijk over de geloofsgemeenschap met de Middelaar. Deze laatste benaming geeft aan dat de geestelijke gemeenschap op een diep geheim rust. Ze kan alleen werkelijkheid worden omdat Christus eerst de menselijke natuur heeft aangenomen en zo Eén van ons is geworden. Het gehele verlossingswerk heeft Hij immers als Middelaar volbracht. Zodoende rust de gemeenschap met Christus dus helemaal op het fundament van de vleeswording van de Zoon. Na Zijn verheerlijking is er sprake van een omgekeerde werkelijkheid: De Geest, Die van de Verhoogde komt, treedt mensenlevens binnen en geeft in de weg van de wedergeboorte deel aan de Goddelijke natuur. Deze nieuwe geboorte komt vanuit de gemeenschap met Christus in een heilig leven voor het voetlicht.

Op deze plaats gaat Owen niet verder in op de geestelijke eenheid met Christus. In het tweede deel van zijn verklaring van de Hebreeënbrief, die in hetzelfde jaar (1674) als de 'Pneumatologia' verschijnt, werkt hij de eenheid van Christus met de menselijke natuur in Zijn vleeswording als basis voor de geestelijke eenheid nader uit. Treffend is echter ook dat hij hier geen aandacht schenkt aan de rechtvaardiging. Dat zal hij enkele jaren later doen in zijn 'De leer van de Rechtvaardiging door het Geloof' (The Doctrine of Justification by Faith - 1677). We noemen dit omdat Calvijn in deel III van zijn Institutie bij het werk van de Geest uitgebreid het licht laat vallen op de rechtvaardiging. Owen zet direct in met de heiliging, waaruit we niet de indruk moeten krijgen dat de rechtvaardiging voor hem minder belangrijk zou zijn. Hij wil in het kader van zijn tijd vooral ingaan op het wezen van de heiliging als een door de Geest gewerkte nieuwe levenswandel, die haar stimulans vindt in de gemeenschap met Christus.

Heiliging

De vernieuwing van het leven vindt haar ontvouwing in de heiliging als werk van de Heilige Geest. Hier komt Owen bij een belangrijk punt van zijn overwegingen omdat hij nu wil aangeven waarin de ware evangelische heiligheid verschilt van een onverlost, natuurlijk bestaan. Allereerst maakt hij duidelijk dat op het terrein van de heiliging de genade van God en het menselijk handelen niet zo tegenover elkaar staan als bij wedergeboorte en rechtvaardiging. Het één veronderstelt eigenlijk het ander. We kunnen onze roeping niet verullen zonder het werk van de Geest. Tegelijk geeft God Zijn genade tot geen ander doel dan dat we op een goede manier onze taak ter hand zouden nemen en zo het ware leven in de vrijheid zouden leiden.

Hoewel de heiliging als de groei van het nieuwe leven helemaal in het verlengde van de wedergeboorte ligt, is er toch een belangrijk verschil te signaleren. Het laatstgenoemde wordt namelijk door de Geest in een moment tot stand gebracht, terwijl het eerstgenoemde veelmeer een proces is dat aan allerhande schommelingen bloot staat. Ook hier zien we weer de nadruk op de wedergeboorte als gave van het nieuwe leven in de knop, bedoeld om uit te groeien tot een vruchtbaar leven. De heiliging is enerzijds dan ook een bewaard blijven in de vrede met God door het geloof in Christus, anderzijds een groei in de genade door een leven van steeds diepere afhankelijkheid en gehoorzaamheid. Owen maakt duidelijk dat er twee kanten aan de heiliging zitten.

Reiniging

De negatieve kant is de reiniging van de zonde. Owen tekent aan dat niemand vanwege de onzuiverheid van de zonde voor het aangezicht van een heilig God kan bestaan. In de wedergeboorte is er sprake van een fundamentele reiniging die een vervolg vindt in een voortdurende zuivering van overblijvende zonden. De Heilige Geest maakt hiervoor gebruik van het bloed van Christus dat, naar het woord van de apostel, reinigt van alle zonden. In de heiliging geeft Hij steeds weer èn meer zicht op de onreinheid van de zonde, terwijl Hij geloof schenkt om te zien op de in het evangelie voorgestelde Christus en te rusten op Zijn gebrachte offer. Zo komt er bevrijding van schaamte en vrijmoedigheid tot God. Hoe meer de liefde tot God en de gehoorzaamheid aan Zijn Woord in de harten van de gelovigen wonen, hoe meer weerbaarheid er komt tegen de onreinheid van de zonde. Tegelijkertijd blijft de verontreiniging een bettere werkelijkheid en de toepassing van het bloed van Christus daarom noodzaak. Dat geeft blijvende ootmoed, maar ook een intensere stnjd tegen de inwonende zonde.

Vernieuwing

De positieve kant is de vernieuwing van het beeld van God in de mens waardoor hij kan komen tot een in beginsel gehoorzaam leven. Om daarop zicht te krijgen moeten we op drie dingen letten. Allereerst zouden we volgens Owen kunnen wijzen op de plaats van het geloof. Alleen door het geloof als gave van de Geest is het mogelijk in een nieuw leven te wandelen. Het geloof rust namelijk op de belofte van het evangelie en verlaat zich zo op Christus. In het verlengde daarvan schenkt de Geest de verborgenheid van de gemeenschap met Christus van waaruit slechts te spreken is over een nieuwe gehoorzaamheid. Vanuit deze liefdevolle omgang worden rechtvaardiging èn heiliging het deel van iedere gelovige. Toch is daarmee nog niet de diepste wortel van de vernieuwing van het leven aangegeven. In dat verband wijst de puritein opnieuw naar het beginsel van geestelijk leven dat uit handen van de Geest voortkomt en bij de wedergeboorte wordt gegeven. Dit beginsel nu is het wezen van het nieuwe leven.

We vragen ons af waarom Owen zo'n nadruk legt op dit beginsel van geestelijk leven dat een enigszins zakelijke indruk maakt. Op drie dingen zouden we kunnen wijzen:

1) Het gaat hem om de diepste wortel van evangelische heiligheid. Een werkelijk heilig leven kan alleen maar voortkomen uit een nieuwe natuur als werk van de Geest. Hij wijst dan ook op de Schriftgedeelten waar gesproken wordt over een nieuw hart en een nieuwe levenswandel naar de geboden van God. Nieuw leven is alleen te verklaren uit een nieuw levensbeginsel.

2) Verder is deze levenswortel de vaste garantie van het eeuwige leven in tijden van geestelijke verachtering en dorheid. Alles kwijnt dan wel door de terugtrekking of (tijdelijke) afwezigheid van de Geest, maar de wortel van de zaak blijft aanwezig.

3) Tenslotte is de Geest Zelf Schepper en Onderhouder van dit levensbeginsel, waardoor bloei en groei van het geestelijke leven ten diepste in Zijn handen liggen.

We moeten de verhouding van de Geest tot deze geschapen nieuwe natuur zo in kaart brengen: De Geest schept bij de wedergeboorte een nieuwe natuur die verstand, wil en gevoel doortrekt. Hij maakt dat ze Christus in de belofte van het evangelie aangrijpt en tot gemeenschap met de Zaligmaker komt. Vervolgens laat de Geest het levensbeginsel vanuit deze geloofsgemeenschap eerbied, liefde en blijdschap putten om in een heilig leven te wandelen. Zo gezegd komt het nieuwe levensbeginsel, onder inwerking van de Geest, tot allerlei geestelijke daden. Hoe meer deze daden aanwezig zijn, des te krachtiger wordt de levenswortel en krijgt de gelijkvormigheid aan het beeld van Christus in de praktijk gestalte. Deze levenswortel, die in de knop het beeld van Christus is, wil dus door de kracht van de Geest en vanuit de gemeenschap met de Middelaar uitgroeien tot een rijpe vrucht. Juist op dat terrein werken genade en verantwoordelijkheid direct op elkaar in en hebben beide een plaats. Enerzijds bloeit de levenswortel slechts doordat de Geest inspireert tot geestelijke daden en in die zin de mens stuwt tot een heilig leven; anderzijds kan het beginsel kwijnen door geestelijke nalatigheid, slordigheid en ongehoorzaamheid, door de schuld van de gelovige dus. Vandaar dat de positieve oproep tot een heilig leven èn de waarschuwing tegen verachtering en verslapping voluit een plaats hebben.

Doding van de zonde

Dit laatste heeft te maken met de inwonende zonde in het leven van elke christen. Naast het beginsel van geestelijk leven is ook het oude zondebeginsel overgebleven. Daarom is de roeping in het kader van de heiliging niet alleen om ijverig te zijn in goede werken van geloof en liefde, maar ook om de inwonende zonde te doden. Nu wordt dit oude levensbeginsel door Owen niet altijd helder onder woorden gebracht. Nu eens noemt hij de 'oude mens', dan weer het 'vlees' of de 'wet der zonde' en stelt deze beide uitdrukkingen op dezelfde lijn. Het blijkt dat in de vernieuwing van het leven de zonde van haar heerschappij is beroofd en dus niet meer het eerste en laatste woord heeft. Tegelijk is er een beginsel overgebleven dat voortdurend tracht het nieuwe leven krachteloos te maken en, als het mogelijk is, te doden. Daarom ligt er de belangrijke roeping om de zonde in haar beginsel, werk en uitingen te doden met als doel geen dienaar van het kwaad te zijn. Ook hierin liggen het werk van de Geest en de verantwoordelijkheid van de gelovigen weer in eikaars verlengde. In een weg van roeping en verantwoordelijkheid is het tegelijk door de genade en kracht van de Geest daadwerkelijk praktijk.

Doding van de zonde is de roeping om in afhankelijkheid van de genade het beginsel, de werken en uitingen van de zonde te bestrijden door het nieuwe levensbeginsel te voeden in een actief heilig leven. Daardoor wordt het sterker en neemt steeds meer de overhand. Hoe sterker de levenswortel, hoe zwakker het beginsel van de zonde. In deze strijd tegen de zonde, die met overwinningen en nederlagen gepaard gaat, is de vrijspraak in Christus de diepe troostgrond.

De weg om de zonde te doden is dus de groei van een alomvattend heilig leven. De Geest speelt hierin een belangrijke rol door vanuit de kracht van de genade dit leven te leiden en te stuwen naar het doel dat voor ogen staat. Daarbij laat Hij steeds weer het wezen van de zonde zien en neemt vervolgens de dood van Christus als het meest uitnemende middel om de zonde te doden. Wie op de gekruisigde ziet, kan niet in de zonde leven!

Conclusie

Ook in de heiliging zien we duidelijk dat Owen heeft willen wijzen op het grote verschil tussen een natuurlijk, onvernieuwd leven en een door de Geest geleid bestaan. Het geheim van een christelijk leven is het wérk van de Heilige Geest, Die een nieuw levensbeginsel schept en zo brengt tot de geloofsgemeenschap met Christus. Daarbij is de nieuwe natuur de gelijkvormigheid aan het beeld van Christus in beginsel, de heiligheid voor God. In een leven van heiliging werkt de Geest dit levensbeginsel zo uit dat de trekken van Christus' beeld al helderder naar voren komen.

De grote nadruk op het ingestorte levensbeginsel (habitus) heeft het gevaar van verzakelijking en verzelfstandiging met zich meegebracht; genade meer als een substantie dan als een relatie. Toch moeten we daarbij twee dingen opmerken: Allereerst heeft Owen willen aangeven dat het diepste fundament van een heilig leven een door de Geest vernieuwde natuur is. Het is hem volledig om Gods werk gegaan. Ten tweede heeft hij het voortdurend verbonden met het werk van de Geest en het leven uit de gemeenschap met Christus, de persoonlijke geloofsverhouding. Tenslotte heeft het persoonlijke van de verhouding God-mens in zijn prediking in het middelpunt gestaan. Vooral in de verhouding wedergeboorte-geloof kan het accent op het geschapen levensbeginsel tot bijzondere, wat schoolse constructies leiden, zoals we gezien hebben.

In Owens tekening van het leven in de heiliging valt het accent niet zozeer op de werkelijkheid in Christus: het gestorven, begraven en opgestaan zijn met Hem. Niet helemaal helder is bij hem dat in de brieven van Paulus de overblijvende zonde in de regel niet aangeduid wordt als de 'oude mens', maar als het 'vlees' of het 'lichaam der zonde'. Als het over de oude mens gaat, ligt de nadruk op wat geschied is; de oude mens is gekruisigd en opgestaan en daarom is de gelovige dood voor de zonde. Dat mag hij vanuit het volbrachte werk van Christus belijden (Rom. 6). Met de puriteinse stroming heeft Owen echter des te meer nadruk gelegd op de actieve strijd tegen de inwonende zonde. Elke christen is wel dood voor de zonde, maar heeft weldegelijk nog te maken met haar aanwezigheid. Vanuit de gemeenschap met Christus is deze strijd niet tevergeefs. Zodoende valt de nadruk op de gekruisigde en opgestane Christus, maar evenzeer op de strijd van de christen. Juist op dat punt hebben de puriteinen een schat aan geestelijke lectuur voortgebracht.

Volgende keer gaan we verder met een onderdeel van de heiliging: het werk van de Geest in het gebed.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

J. Owen over de Heilige Geest (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's