Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkelijke tucht, kan dat nog? (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke tucht, kan dat nog? (3)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorbeelden uit de Gereformeerde Kerk

Zoals beloofd nu enkele voorbeelden van kerkelijke tucht.

Op de nationale synode te Dordrecht in 1618/1619 werden meer dan 200 Remonstrantse predikanten afgezet. Daarna is het nog maar sporadisch voorgekomen, dat een predikant werd afgezet vanwege een niet-bijbelse leer.

Wat gemeenteleden betreft met afwijkende leringen was men dikwijls vrij mild. Indien men zich maar onthield van propaganda. Het kon wel komen tot excommunicatie (bij wederdopers of papisten), maar men legde veelal de nadruk op het geven van onderricht en vermaningen. In Amsterdam werden in 1623 tien gemeenteleden geëxcommuniceerd wegens arminianerij, nadat zij daarover jarenlang vermaand waren geweest.

Wat de levenstucht betreft was er meer aan de orde. Vele predikanten werden bestraft of geschorst wegens wangedrag, voornamelijk dronkenschap. In kerkeraadsnotulen worden diverse zonden genoemd, ook van gemeenteleden. Zo in Franeker (1670-1680): twist, lasterzucht, oneerbaarheid, diefstal, bedrog, speelziekte en echtelijke onmin. In Molkwerum (1611-1700): twist, dronkenschap, laster, wegblijven uit de preek en mishandeling.

Ook werden door kerkelijke vergaderingen zaken censurabel gesteld als dansen, overvloedige maaltijden, wild haar van man en vrouw, toneelspel, het spelen van Gods Woord in zgn. 'geestelijke comediën en tragediën', het spelen met kaart of dobbelstenen enz. Rondom 1645 verschenen diverse boekjes tegen het lange haar en moderne kleding, ook bij predikanten.

In de loop van de 18e eeuw werd het gaandeweg slechter met de handhaving van de kerkelijke tucht. We zijn dan inmiddels de eeuw van de verlichting voorbij en in die der verdraagzaamheid terechtgekomen. 'Tolerantie' wordt het grote kernwoord.

De situatie in Utreclit

Tot besluit van dit kerkhistorisch overzicht wil ik nog iets zeggen over de situatie in de stad Utrecht in de jaren 1650-1659. Over die periode worden we gedetailleerd ingelicht door F. A. van Lieburg in zijn studie over 'De Nadere Reformatie in Utrecht ten tijde van Voetius'.

In de genoemde jaren rond 1650 waren er in Utrecht voluit gereformeerde predikanten en kerkeraden. Zij behoorden tot de beweging van de Nadere Reformatie, die een verdere doorwerking voorstond van de reformatorische beginselen, ook in de levenswandel. Men maakte ernst met de heiligheid van de gemeente.

Over het algemeen was het zo, dat de kerkeraad actie begon te ondernemen n.a.v. een bericht over een door een gemeentelid begane zonde, die deelname aan het Avondmaal ongewenst maakte, namelijk openbare en aanstootgevende zonden. De kerkeraad nam daar kennis van door ooggetuigen of door huisbezoek. Vermoedelijk werd de lijn van Matth. 18 van het persoonlijke naar het bredere vermaan niet al teveel aangehouden en kwam een kwestie al gauw op de kerkeraadstafel. Een persoon in kwestie werd dan door de kerkeraad ontboden. Niet allen kwamen dan ook, hetzij door onwil, door dronkenschap of ziekte, maar velen kwamen naar de Domkerk om te verschijnen voor zo'n 20 predikanten en ouderlingen.

In de tien jaren van 1650-1659 werden 456 gemeenteleden op deze wijze door de kerkeraad vermaand, van wie er 330 voor enige tijd van het Avondmaal werden afgehouden. Utrecht omvatte toen 7000 lidmaten op 25.000 inwoners.

Van Lieburg noemt o.a.: afval naar de Roomse Kerk, dronkenschap (bij openbare ergernis), ruzie, vechten en slaan (openbaar krakeel en gekijf van buurvrouwen), ruzies binnen het huwelijk, seksuele zonden zoals buitenechtelijk geslachtsverkeer, ongehuwd moederschap en concubinaat. Ook handel en beroep werden in de gaten gehouden (het maken van speelkaarten als beroep; het beroep van lombardier werd absoluut afgewezen), ook werd iemand vermaand wegens een oneerlijke transactie met een vogelkooitje.

Circa 20 gemeenteleden zijn in die jaren werkelijk in de ban gedaan. Meestal na een langdurige en slepende procedure, waaruit het geduld van de kerkeraad is af te lezen.

Wat zegt de Bijbel over de tucht?

We hebben wat lang bij de kerkgeschiedenis stilgestaan. Maar hoe belangrijk en hoe uitermate boeiend zij ons ook moge inlichten over de kerkelijke tucht, zij kan toch onze norm niet zijn. Voor een bijbels en reformatorisch christen zij en blijve de Heilige Schrift zelf de enige bron en regel des geloofs.

Vandaar dat wij nu de vraag willen beantwoorden naar wat de Bijbel over de tucht zegt. Ook al zullen we niet alle teksten bespreken, die hiermee te maken hebben.

In het O.T. wordt niet zoveel over de kerkelijke tucht gesproken. In het N.T. is meer over ons onderwerp te vinden. Dit ligt ook voor de hand, omdat we sprekend over de kerkelijke tucht, ons bevinden binnen de christelijke gemeente.

Als eerste noem ik de passage uit Mattheüs 18 : 15-18, wel genoemd de 'gemeenteregel'.

De Heere Jezus spreekt voor de tweede maal (voor het eerst in Matth. 16) over de sleutels van het Koninkrijk der hemelen die hij aan de apostelen geeft, en waardoor zij zullen binden en ontbinden, d.i. deel geven aan en/of uitsluiten van het heil van Gods Koninkrijk. Christus houdt Zelf ten diepste wel de sleutels van het hemelrijk in handen, maar Hij vertrouwt ze toch ook toe aan Zijn dienstknechten op aarde.

Dit hoofdstuk bevat regels voor het zuiver houden van de onderlinge verhoudingen in de gemeente en de tucht op plaatselijk niveau. Kwaad mag niet geduld worden. De broederliefde moet leiden tot een broeder­lijk vermaan. Het persoonlijk vermaan onder vier ogen is hierbij van groot belang. Ook uit de apostolische brieven blijkt dat. Wanneer het persoonlijk vermaan niet helpt, moet de gemeente (ekklesia) erin betrokken worden. Deze gemeente heeft een adres! We mogen daarbij inderdaad aan de kerkeraad denken (zoals ook het bevestigingsformulier voor ouderlingen zegt). De Heere Jezus spreekt over het hele proces van persoonlijk vermaan tot en met de uitsluiting (excommunicatie) uit de gemeente. Wie naar zowel het persoonlijk als het kerkelijk vermaan niet luistert, die zij als de heiden en de tollenaar. Hij komt in feite buiten de christelijke gemeente te staan.

Een concreet voorbeeld van (verzuimde) kerkelijke tucht treffen we aan in 1 Corinthe 5. Er wordt een geval van een seksuele zonde genoemd. Er is nl. in de gemeente iemand, die met zijn stiefmoeder leeft. Het is algemeen bekend, maar men heeft er niets tegen gedaan, hoewel zulk een vorm van hoererij streng verboden was. De gemeenteleden zijn zelfs veeleer hoogmoedig, terwijl men bedroefd zou moeten zijn. Paulus schrijft, dat de zondaar uit de gemeente verwijderd had moeten worden. Hij heeft dat zelf in zijn geest al gedaan en hem aan de satan overgegeven, opdat hij door inkeer behouden zou worden. In vers 11 schrijft Paulus, dat men zich met zulk een zondaar niet moet vermengen, namelijk met een hoereerder of gierigaard of afgodendienaar of lasteraar of dronkaard of rover. 'Dat gij met zodanig één ook niet zult eten.' De apostel bedoelt niet alleen de tafelgemeenschap van het Heilig Avondmaal of ook van een liefdemaaltijd van de gemeente, maar ook elk broederlijk verkeer in het algemeen, in het bijzonder door een gezamenlijke maaltijd. Ook in 2 Thessalonicenzen 3 : 6, 14 en 15 zijn deze dingen aan de orde. In vers 6 zegt Paulus, dat men zich zal onttrekken van iedere broeder, die ongeregeld wandelt en niet naar de inzetting, die Paulus gegeven heeft. Zulk één moet eerst vermaand worden (1 Thess. 5 : 14) en indien hij niet luistert 'getekend worden', 2 Thess. 3 : 14. Men mag zich niet meer met hem vermengen, opdat hij door schaamte tot inkeer komt. Wat dit 'tekenen' betreft zal gedacht moeten worden aan een soort" merk, waardoor iemand in 't publiek is te onderscheiden. Eventueel kan aan een openbare afkondiging in de samenkomst van de gemeente gedacht worden. Wel moet het doel goed in het vizier gehouden worden. Het gaat om het berouw van de zondaar en het heilig houden van de gemeente.

U ziet dus twee lijnen. Men mag zich niet met de zondaar vermengen en moet met hem breken, maar men moet anderzijds op zijn behoud uit zijn. Vandaar dat de apostel in 2 Thess. 3:15 aan dit alles nog toevoegt: en houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem als een broeder.

Een ander voorbeeld vinden we in 2 Corinthe 2:7. Paulus maakt daar melding van iemand, die grote moeilijkheden in de gemeente veroorzaakt. Hij heeft zich verzet tegen de apostolische vermaningen en het gezag van de apostel. Maar deze persoon is bestraft en tot inkeer gekomen. Naar aanleiding van dit voorbeeld merkt ds. C. den Boer in zijn bijbelverklaring op: tuchtoefening moet er zijn. Weg met elke vorm van gemeenteverwoestende tolerantie.

Tot nu toe heb ik alleen voorbeelden genoemd op het terrein van de levenswandel. Maar de kerkelijke tucht strekt zich ook uit op het gebied van de leer. Dwaalleer moet worden tegengegaan. Daarover dan nu.

In Tims 1 : 9 schrijft Paulus over de taken van de opziener. Hij moet vasthouden aan het getrouwe Woord, dat naar de leer is, en machtig zijn om te vermanen door de gezonde leer, alsook om de tegensprekers te weerleggen (vgl. ook 1 Tim. 1 : 3).

In Titus 3:10 gaat de apostel een stap ver­der. Hij zegt: verwerp een ketters mens na de eerste en tweede vermaning. Na geduldige vermaningen moet hij dus uit de gemeente worden uitgesloten.

In 1 Joh. 2:19 wordt van bepaalde dwaalleraars gezegd, dat zij zelf al uit de gemeente zijn uitgegaan. Over hen gaat dan de tucht niet meer. Wel zegt de apostel dan in zijn 2e brief (in vers 10), dat zij iemand die de leer van Johannes niet brengt, niet in huis moeten ontvangen. De vertrouwelijke omgang met dwaalleraars is verboden. Dat is leertucht in optima forma.

Na zo gesproken te hebben over de bijbelse noodzaak van tucht over leer en leven, wil ik erop wijzen, dat de oefening van deze tucht wel in het bijzonder de taak is van de ambtsdragers, maar dat zij zeker ook aan de gemeenteleden onderling is toevertrouwd. In de Roomse Kerk staat de gemeente geheel buiten de tuchtprocedure, maar in de Gereformeerde Kerk (de Kerk der Reformatie) erkennen wij het algemeen priesterschap der gelovigen.

Wat de ambtsdragers betreft wijs ik na al het voorafgaande nog op Hand. 20 : 28-30, waar Paulus de ouderlingen te Efeze ten afscheid toespreekt. Hij wijst hen erop, dat zij door de Heilige Geest tot opzieners over de gemeente Gods gesteld zijn. Zij moeten waken tegen de wolven, mannen die in de gemeente zullen opstaan, sprekende verkeerde dingen om de discipelen af te trekken achter zich.

In Colossenzen 1 : 28 is Paulus bezig om iedereen in de gemeente te vermanen. Als dienaar van God (vers 25) doet hij dat. In hoofdstuk 3 : 16 wijst hij de gemeenteleden evenwel op hun taak om elkander te leren en te vermanen. Wat Paulus als ambtsdrager dient te doen, dient ook de gemeente onderling te doen. De gemeente is daarin mondig.

Tenslotte wijs ik op Galaten 1 : 8. Daar spreekt Paulus de vervloeking (anathema) uit over degene, die een ander Evangelie verkondigt dan men van de apostel heeft gehoord. Over kerkelijke tucht gesproken! Terecht zegt dan ook prof. Lekkerkerker het volgende: Aan de rand van het kerkelijke leven is er de uiterste maatregel van leer-en levenstucht, de blijvende uitsluiting. Kan een mens, een kerk het wagen hier een woord te spreken, dat (...) eschatologische dimensies heeft (op de oordeelsdag gericht, JPN)? Immers: wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, d.i. voor God. De kerk kan hier alleen maar spreken met vrees en beven. Maar een kerk, die het niet meer kan, omdat zij niet meer wil, is bezig om het kerk-zijn te doen denatureren. Wij kunnen niet ontkomen aan de klem van Schriftwoorden, die onmiskenbaar aan de Gemeente Gods de sleutelen van het hemelrijk toevertrouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Kerkelijke tucht, kan dat nog? (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1996

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's